ECLI:NL:RBGEL:2015:4312

Rechtbank Gelderland

Datum uitspraak
30 april 2015
Publicatiedatum
1 juli 2015
Zaaknummer
C/05/280396 / KZ RK 15/111
Instantie
Rechtbank Gelderland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Wraking
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing van een wrakingsverzoek tegen rechter mr. M.C.J. Heessels

In deze zaak heeft de Rechtbank Gelderland op 30 april 2015 een verzoek tot wraking afgewezen. Het verzoek was ingediend door een verzoekster die de rechter mr. M.C.J. Heessels in een andere zaak niet erkende als rechtsgeldig. De verzoekster had haar wrakingsverzoek op 10 maart 2015 ingediend, een dag voor de geplande zitting in de zaak tussen International Card Services B.V. en haarzelf. De verzoekster stelde dat de rechtbank niet op een 'zuiver en juiste fundament' was gebouwd, maar onderbouwde haar verzoek niet met concrete feiten of omstandigheden die de vrees voor vooringenomenheid van de rechter objectief gerechtvaardigd zouden maken.

De rechtbank overwoog dat wraking van een rechter alleen mogelijk is op basis van feiten die de onpartijdigheid van de rechter in twijfel trekken. De rechtbank benadrukte dat een rechter uit hoofde van zijn aanstelling vermoed wordt onpartijdig te zijn, tenzij er uitzonderlijke omstandigheden zijn die dit vermoeden weerleggen. De rechtbank concludeerde dat de argumenten van de verzoekster onvoldoende waren om aan te tonen dat er sprake was van vooringenomenheid of objectief gerechtvaardigde vrees daarvoor.

Daarom heeft de rechtbank het verzoek tot wraking afgewezen. De beslissing werd genomen door de mrs. M.C. van der Mei (voorzitter), L.P.J. Lambooij en W.L.F. Prisse, in aanwezigheid van griffier mr. N. Baaziz. Tegen deze beslissing staat geen rechtsmiddel open.

Uitspraak

beschikking

RECHTBANK GELDERLAND

Wrakingskamer
zaaknummer / rekestnummer: C/05/280396 / KZ RK 15/111
Zittingsplaats Zutphen
Beschikking van 30 april 2015
in de zaak van
[verzoekster],
wonende te [plaats],
verzoekster tot wraking,
tegen
mr. M.C.J. Heessels, in zijn hoedanigheid van rechter.

1.De procedure

Het verloop van de procedure blijkt uit:
  • het schriftelijke wrakingsverzoek van 10 maart 2015;
  • het schriftelijke verweer van de rechter d.d. 25 maart 2015.
Zowel verzoekster als de rechter hebben voorafgaand aan de zitting bericht niet bij de mondelinge behandeling te verschijnen.

2.Het wrakingsverzoek

2.1
Het verzoek tot wraking is gericht tegen mr. Heessels als rechter in de zaak met nummer 3935467 CV EXPL 15-2049 tussen International Card Services B.V. en verzoekster. De behandeling ter terechtzitting van die zaak (rolzitting) was gepland op 11 maart 2015. Een dag voor de zitting is het verzoek tot wraking ingediend door verzoekster.
2.2
Verzoekster heeft blijkens het schriftelijke verzoek het volgende aan haar verzoek ten grondslag gelegd. Verzoekster wraakt de vermeende rechter die de zitting in voornoemde zaak doet, nu zij de rechtbank niet erkent als zijn rechtsgeldig, nu deze niet is gebouwd op het zuivere en juiste fundament.
2.3
De rechter heeft laten weten niet in de wraking te berusten en heeft verweer gevoerd. In het verweer concludeert de rechter tot afwijzing van het verzoek, welk verweer hierna, zover nodig, wordt besproken.

3.De beoordeling

3.1
Wraking van een rechter is slechts mogelijk op grond van feiten of omstandigheden waardoor de rechterlijke onpartijdigheid schade zou kunnen lijden. Daarvan kan sprake zijn indien de rechter jegens een partij vooringenomen is of indien de vrees van een partij daarvoor objectief gerechtvaardigd is. Bij de beoordeling daarvan moet voorop staan dat een rechter uit hoofde van zijn aanstelling moet worden vermoed onpartijdig te zijn, tenzij zich uitzonderlijke omstandigheden voordoen die zwaarwegende aanwijzingen opleveren voor het oordeel dat de rechter jegens een partij een vooringenomenheid koestert, althans dat bij die partij dienaangaande bestaande vrees objectief gerechtvaardigd is (HR 24 oktober 1995 NJ 1996,484). Uit de artikelen 36 en 37 Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering (hierna: Rv) en het vermoeden van onpartijdigheid volgt dat de verzoeker concrete feiten en omstandigheden moet aanvoeren waaruit objectief afgeleid moet worden dat de rechter jegens een partij vooringenomen is of de vrees van een partij dat dat zo is objectief gerechtvaardigd is. Met inachtneming hiervan overweegt de rechtbank het volgende.
3.2
De omstandigheid dat de rechter niet uit het door verzoekster opgeworpen ‘zuiver en juiste fundament’ oordeelt, is geen grond die concrete feiten en omstandigheden bevat waaruit de rechtbank vooringenomenheid van de kantonrechter of zwaarwegende aanwijzingen voor objectief gerechtvaardigde vrees daarvoor kan afleiden. Deze wrakingsgrond van verzoekster raakt in de kern de legitimiteit van de aanstelling van iedere rechter omdat verzoekster alleen rechters accepteert die aan de door haar gestelde voorwaarden voldoen.
Voorts stelt de wrakingskamer vast dat verzoekster haar verzoek niet onderbouwt
met concrete, op de betrokken rechter toegespitste argumenten, zodat haar verzoek
overigens onvoldoende is gemotiveerd. Daarom moet het verzoek worden afgewezen.

4.De beslissing

De rechtbank:
wijst het verzoek tot wraking af.
Deze beschikking is gegeven door de mrs. M.C. van der Mei (voorzitter), L.P.J. Lambooij en W.L.F. Prisse, in tegenwoordigheid van de griffier mr. N. Baaziz en in openbaar uitgesproken op 30 april 2015.
de griffier de voorzitter
de griffier is buiten staat deze
beschikking mede te ondertekenen.
Tegen deze beslissing staat geen rechtsmiddel open.