ECLI:NL:RBGEL:2015:4225

Rechtbank Gelderland

Datum uitspraak
8 april 2015
Publicatiedatum
29 juni 2015
Zaaknummer
256848
Instantie
Rechtbank Gelderland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Erfdienstbaarheid en non usus in civiel recht

In deze zaak, die voor de Rechtbank Gelderland is behandeld, betreft het een geschil over de erfdienstbaarheid van uitweg. De eisers in conventie, vertegenwoordigd door advocaat mr. C.C.J.M. Weijers, stelden dat de erfdienstbaarheid door non usus was teniet gegaan, omdat er meer dan dertig jaar geen gebruik van was gemaakt. De gedaagden in conventie, vertegenwoordigd door advocaat mr. K.D.C. Schemkes, betwistten dit en stelden dat de erfdienstbaarheid nog steeds van kracht was. De rechtbank oordeelde dat de eisers onvoldoende bewijs hadden geleverd voor hun stelling dat de erfdienstbaarheid was vervallen. De rechtbank concludeerde dat de erfdienstbaarheid niet teniet was gegaan en dat de gedaagden het recht hadden om gebruik te maken van de erfdienstbaarheid.

De rechtbank behandelde ook de vraag of de uitoefening van de erfdienstbaarheid op een minst bezwarende wijze plaatsvond. De eisers stelden dat de verplaatsing van de deur van de garage een aanzienlijke belasting vormde, maar de rechtbank oordeelde dat dit niet het geval was. De rechtbank wees de vorderingen van de eisers in conventie af en verklaarde dat de erfdienstbaarheid in stand bleef. In reconventie werden de vorderingen van de gedaagden toegewezen, waarbij de rechtbank oordeelde dat de eisers verplicht waren om de erfdienstbaarheid te eerbiedigen en de barricade voor de zijdeur van de garage te verwijderen.

De rechtbank legde ook dwangsommen op voor het geval de eisers in gebreke bleven aan de veroordelingen te voldoen. De kosten van de procedure werden toegewezen aan de in het ongelijk gestelde partij. Dit vonnis is uitgesproken op 8 april 2015.

Uitspraak

vonnis

RECHTBANK GELDERLAND

Team kanton en handelsrecht
zittingsplaats Arnhem
zaaknummer / rolnummer: C/05/256848 / HA ZA 14-1
Vonnis van 8 april 2015
in de zaak van
[eisers in conventie/verweerders in reconventie]
beiden wonende te [woonplaats]
eisers in conventie
verweerders in reconventie
advocaat: mr. C.C.J.M. Weijers te Nijmegen
tegen
[gedaagden in conventie/eisers in reconventie]
beiden wonende te [woonplaats]
gedaagden in conventie
eisers in reconventie
advocaat: mr. K.D.C. Schemkes te Tiel
Partijen zullen hierna, in meervoud, [eisers in conventie/verweerders in reconventie] c.s. en [gedaagden in conventie/eisers in reconventie] c.s. worden genoemd.

1.De procedure

1.1
Het verloop van de procedure blijkt uit:
- het tussenvonnis van 3 december 2014 (hierna: het tussenvonnis)
- de akte van [eisers in conventie/verweerders in reconventie] c.s. van 14 januari 2015
- de akte van [gedaagden in conventie/eisers in reconventie] c.s. van 11 februari 2015.
1.2
Vervolgens is vonnis bepaald.

2.De verdere beoordeling

2.1
De rechtbank blijft bij hetgeen zij in het tussenvonnis omtrent de feiten, het geschil en de beoordeling ervan heeft overwogen en beslist. Correctie verdient “de Steeg”, genoemd onder 2.5 van het tussenvonnis, welk woord niet met een hoofdletter moet worden geschreven.
2.2
De rechtbank heeft [eisers in conventie/verweerders in reconventie] c.s. in het tussenvonnis in de gelegenheid gesteld zich uit te laten over een uit hun stellingen eventueel voortvloeiende non usus van de in 1895 gevestigde erfdienstbaarheid van uitweg. [eisers in conventie/verweerders in reconventie] hebben dat gedaan, waarna [gedaagden in conventie/eisers in reconventie] c.s. daarop hebben gereageerd.
2.3
Zowel wat het hek als wat de gedeeltelijk dichte muur betreft bevestigen [eisers in conventie/verweerders in reconventie] c.s. volmondig de veronderstellingen van de rechtbank in hun gevolg maar verzuimen aan te geven vanaf welk moment sprake is geweest van een blijkbare en met de erfdienstbaarheid strijdige daad als bedoeld in artikel 754 lid 2 oud BW. Zij komen niet verder dan dat de vader van de heer [eisers in conventie/verweerders in reconventie] “destijds” een hek heeft geplaatst en dat de deur in de oude garage “zich al meer dan 30 jaar aldaar bevindt”. Daarmee hebben zij onvoldoende gesteld over de aanvang van de dertigjarige termijn van het geen gebruik maken van de erfdienstbaarheid, terwijl dat wel op hun weg had gelegen.
2.4
De rechtbank kan dus niet vaststellen of artikel 754 oud BW tot het tenietgaan - al dan niet in een bepaalde mate: zie artikel 756 oud BW - van de erfdienstbaarheid heeft geleid, terwijl dat overigens ook niet uit de stukken volgt:
- Volgens [eisers in conventie/verweerders in reconventie] c.s. was het hekwerk tot 1976 aanwezig. Nergens is echter uit af te leiden dat het hek al vóór 1946 was geplaatst.
- [gedaagden in conventie/eisers in reconventie] c.s. beargumenteren aan de hand van een akte uit 1949 dat de oude garage na 1949 moet zijn gebouwd. [eisers in conventie/verweerders in reconventie] c.s. verstrekken echter geen aanwijzingen waaruit afgeleid kan worden wanneer dat geweest moet zijn. De (grotendeels door [gedaagden in conventie/eisers in reconventie] c.s.) overgelegde foto’s van de oude garage geven niet met voldoende zekerheid aan dat die garage vóór 1962 is gebouwd, terwijl [eisers in conventie/verweerders in reconventie] c.s. daarover ook niets hebben gesteld.
2.5
De erfdienstbaarheid is dus niet tenietgegaan. Voor dat geval voeren [eisers in conventie/verweerders in reconventie] c.s. subsidiair aan dat de uitoefening ervan niet plaatsvindt op de minst bezwarende wijze: de verplaatsing van de deur vormt een aanzienlijke vergroting van de belasting van het dienend erf; ook zorgt de plaats van de zijdeur in de garage van [gedaagden in conventie/eisers in reconventie] c.s. voor problemen voor de huurders van [eisers in conventie/verweerders in reconventie] c.s. die niet op eenvoudige wijze thans hun eigen spullen in de steeg kunnen uitladen, aldus [eisers in conventie/verweerders in reconventie] c.s.
2.6
Dat laatste is niet begrijpelijk. Het is immers niet de bedoeling dat de zijdeur van de garage open blijft staan. [gedaagden in conventie/eisers in reconventie] c.s. wijzen er in dit verband nog op dat zij op verzoek van [eisers in conventie/verweerders in reconventie] c.s. tijdens de bouw van de garage de draairichting van de deur zelfs hebben aangepast om te voorkomen dat de huurders van [eisers in conventie/verweerders in reconventie] c.s. zouden worden gehinderd door een deur die naar buiten opendraait. Los hiervan gaat het geschil tussen partijen niet over de wijze van uitoefening van de erfdienstbaarheid maar over het bestaan ervan en gegeven dat bestaan ook over de inhoud ervan die volgens [eisers in conventie/verweerders in reconventie] c.s. door non usus gedeeltelijk zou zijn tenietgegaan. Hiervoor werd geoordeeld dat dat laatste niet is komen vast te staan. De erfdienstbaarheid strekt dus, zo mag worden aangenomen, ten gunste van het gehele voormalige perceel 2384. Als er geen garage zou zijn gebouwd zou zij strikt genomen vanaf iedere plek van dat perceel mogen worden uitgeoefend. De wijze van uitoefening is dus niet in het geding. De erfdienstbaarheid, zoals deze in geschil is, ís zelfs tot nu toe niet uitgeoefend.
2.7
Meer subsidiair verlangen [eisers in conventie/verweerders in reconventie] c.s. wijziging en opheffing van de erfdienstbaarheid op grond van respectievelijk artikel 5:78 en 79 BW, in die zin - en dit alleen wat betreft artikel 5:78 BW, naar de rechtbank aanneemt - dat [gedaagden in conventie/eisers in reconventie] c.s. de huidige zijdeur van de garage niet meer mogen gebruiken als ingang naar hun perceel.
2.8
In het kader van artikel 5:78 BW hebben [eisers in conventie/verweerders in reconventie] c.s. niet dan wel onvoldoende duidelijk aangegeven op welke onvoorziene omstandigheden zij in dit verband een beroep doen of in welke zin het ongewijzigd voortduren van de erfdienstbaarheid in strijd zou komen met het algemeen belang. Op die grondslag kan daarom in dit geding geen wijziging van de erfdienstbaarheid plaatsvinden.
2.9
In het kader van artikel 5:79 BW dient voorop te staan dat het belang van [eisers in conventie/verweerders in reconventie] c.s. om gevrijwaard te blijven van inbreuken op hun eigendom door de erfdienstbaarheid al ondergeschikt is gemaakt aan het belang van [gedaagden in conventie/eisers in reconventie] c.s. om via de steeg te kunnen uitwegen naar de openbare weg. In die zin is er geen plaats voor een volledig ‘open’ afweging van de wederzijdse belangen. Wel veronderstelt de eis van een redelijk belang een zekere afweging. De rechtbank oordeelt in de eerste plaats dat de verplaatsing van de deur met enkele meters haar niet als een wezenlijk zwaardere belasting voorkomt ten opzichte van de oude situatie, die door [eisers in conventie/verweerders in reconventie] c.s. kennelijk wél voldoende aanvaardbaar werd geacht. Hierbij wordt verondersteld dat [gedaagden in conventie/eisers in reconventie] c.s. in beginsel een uitgang mogen hebben aan de zijkant van hun garage zonder dat zij genoodzaakt zijn om hun grote garagedeur te moeten openen om naar de openbare weg te gaan. Daarbij komt dat zij, mede gegeven het bestaan van de erfdienstbaarheid, in beginsel het recht hebben om hun erf qua uitgangen zo in te richten als hun goeddunkt. Aan de andere kant, en ook weer gegeven de status van de steeg als dienend erf, is het belang van [eisers in conventie/verweerders in reconventie] c.s. om die deur daar niet als uitgang op de steeg te hoeven hebben onvoldoende aangetoond. De rechtbank verwijst in de eerste plaats naar het begin van overweging 2.6. Daarnaast, zo hebben [gedaagden in conventie/eisers in reconventie] c.s. nog weer benadrukt, hebben ook de eigenaren van de percelen 3996 en 3997 een recht van uitgang over de steeg naar de openbare weg. De steeg is dus al met mogelijk gebruik door derden belast en gesteld noch gebleken is dat [gedaagden in conventie/eisers in reconventie] c.s. dat gebruik in die zin zullen gaan intensiveren dat het in redelijkheid niet meer te dulden is door (de huurders van) [eisers in conventie/verweerders in reconventie] c.s. [eisers in conventie/verweerders in reconventie] c.s. hebben nog gesteld dat [gedaagden in conventie/eisers in reconventie] c.s. door de verplaatsing van de deur genoodzaakt zijn om hun auto verder het pad op te rijden om zodoende hun deur te bereiken. [gedaagden in conventie/eisers in reconventie] c.s. hebben dat echter niet gevorderd. Zij benadrukken hun belang bij de erfdienstbaarheid juist aldus dat zij via de zijdeur te voet of met de fiets moeten kunnen komen en gaan naar de openbare weg. Zoals hierna zal blijken zijn zij op grond van dit vonnis ook niet tot meer gerechtigd.
2.1
Het vorenstaande leidt tot de conclusie dat de erfdienstbaarheid niet zal worden opgeheven. Daarmee is geen van de vorderingen van [eisers in conventie/verweerders in reconventie] c.s. toewijsbaar. In conventie zullen [eisers in conventie/verweerders in reconventie] c.s., als de in het ongelijk gestelde partij, in de kosten van de procedure worden veroordeeld.
2.11
In reconventie zijn de primaire vorderingen (I en II) toewijsbaar. [gedaagden in conventie/eisers in reconventie] c.s. wensen c.s. blijkens het petitum onder I een erfdienstbaarheid van overpad. Nu dat in elk geval onder het begrip “uitweg” kan worden begrepen zal de rechtbank in zoverre het petitum volgen. Onder de vordering (II) de uitweg te ontruimen (enz.) is mogelijk al begrepen die tot verwijdering van de barricade (VII). Volledigheidshalve zal die laatste vordering echter ook afzonderlijk worden toegewezen, nu die barricade de uitoefening van de erfdienstbaarheid in de weg staat. De gevorderde nakomingstermijnen zullen beide op veertien dagen worden gesteld. De gevorderde dwangsommen zullen worden gematigd als hierna weer te geven en aan een maximum worden gebonden.
2.12
[gedaagden in conventie/eisers in reconventie] c.s. stellen voorts schade te hebben geleden aan de deur en aan de bestrating rond hun garage. De kosten die gemoeid zijn met het herstel van de deur en de bestrating bedragen volgens [gedaagden in conventie/eisers in reconventie] c.s., conform een prijsopgave van een aannemersbedrijf, € 708,80. Met [eisers in conventie/verweerders in reconventie] c.s. oordeelt de rechtbank de gestelde schade enerzijds onvoldoende onderbouwd en anderzijds reeds door de toewijzing van een andere vordering (die onder II van het petitum) gedekt. Wat dat laatste betreft: [eisers in conventie/verweerders in reconventie] c.s. dienen er voor te zorgen dat na verwijdering van de barricade de bestrating weer zodanig wordt gelegd dat [gedaagden in conventie/eisers in reconventie] c.s. de erfdienstbaarheid zonder belemmering kunnen uitoefenen. De daarmee eventueel gemoeide kosten - die voor rekening komen van [eisers in conventie/verweerders in reconventie] c.s. - zijn ook in de schadebegroting van [gedaagden in conventie/eisers in reconventie] c.s. opgenomen. In zoverre is de vordering tot schadevergoeding dus niet afzonderlijk toewijsbaar. De rest van het gevorderde schadebedrag is niet voldoende onderbouwd. [gedaagden in conventie/eisers in reconventie] c.s. tonen diverse foto’s van de zijdeur van hun garage maar de rechtbank kan op grond daarvan niet vaststellen of er schade aan de deur is veroorzaakt. [eisers in conventie/verweerders in reconventie] c.s. betwisten dat zij schade hebben veroorzaakt en ook ter comparitie is dat door [gedaagden in conventie/eisers in reconventie] c.s. onvoldoende over het voetlicht gebracht. [gedaagden in conventie/eisers in reconventie] c.s. tonen in dit verband ook nog een foto van hun grote garagedeur maar de rechtbank ontgaat de relatie tussen de barricade voor de zijdeur en de kennelijk verwijderde stenen voor de grote garagedeur.
2.13
Min of meer ten overvloede - immers [eisers in conventie/verweerders in reconventie] c.s. zijn sowieso verplicht tot herstel van die ruimte teneinde een normale uitoefening van de erfdienstbaarheid mogelijk te maken - overweegt de rechtbank over de schade aan de bestrating gelegen onmiddellijk voor de zijdeur dat partijen elkaar de eigendom van die smalle strook betwisten. De overgelegde kadastrale kaarten lijken de achtergevel van de garage te volgen. Gesteld noch gebleken is dat de nieuwe garage niet op dezelfde plaats als de oude zou zijn gebouwd. Het zou op de weg van [gedaagden in conventie/eisers in reconventie] c.s. hebben gelegen om aan de hand van een veldwerk aan te tonen dat de gevel niet de erfgrens vormt. Voor zover hun schade aan de bestrating voor de zijdeur meer omvat dan de kosten van het terugplaatsen van de stenen, zodanig dat een normale uitoefening van de erfdienstbaarheid mogelijk wordt, is die schade derhalve ook onvoldoende onderbouwd.
2.14
[gedaagden in conventie/eisers in reconventie] c.s. vorderen ook verwijdering van een vanuit het perceel van [eisers in conventie/verweerders in reconventie] c.s. op hun erf gerichte camera. [eisers in conventie/verweerders in reconventie] c.s. betwisten de aanwezigheid van een camera. Ter comparitie is de aanwezigheid ervan niet gebleken, terwijl ook de door [gedaagden in conventie/eisers in reconventie] c.s. overgelegde foto onvoldoende duidelijkheid biedt. Dat deel van de vordering is dus niet toewijsbaar.
2.15
Wat de kosten van het kadaster betreft is de rechtbank van oordeel dat het hier redelijke kosten betreft ter vaststelling van schade en aansprakelijkheid als bedoeld in artikel 6:96 lid 2 onder b BW. Dat ze zijn gemaakt na het uitbrengen van de dagvaarding doet daaraan niet af. Die vordering zal dus worden toegewezen.
2.16
In reconventie zijn [eisers in conventie/verweerders in reconventie] c.s. de grotendeels in het ongelijk gestelde partij, zodat zij in de kosten van die procedure zullen worden veroordeeld, alsmede in de nakosten zoals hierna weer te geven.

3.De beslissing

De rechtbank
in conventie:
3.1
wijst de vorderingen af;
3.2
veroordeelt [eisers in conventie/verweerders in reconventie] c.s. in de kosten van de procedure, tot dit vonnis aan de zijde van [gedaagden in conventie/eisers in reconventie] c.s. begroot op € 282,- voor griffierecht en op € 1.356,- voor kosten van de advocaat overeenkomstig het liquidatietarief (tarief II, 3 punten);
3.3
verklaart deze veroordeling uitvoerbaar bij voorraad;
in reconventie:
3.4
verklaart voor recht dat ten gunste van het perceel van [gedaagden in conventie/eisers in reconventie] c.s. (3674) en ten laste van het perceel van [eisers in conventie/verweerders in reconventie] c.s. (3875) een erfdienstbaarheid in de zin van een recht van overpad is gevestigd, zoals beschreven in de notariële akte met nummer 463/71;
3.5
veroordeelt [eisers in conventie/verweerders in reconventie] c.s. om binnen veertien dagen na betekening van dit vonnis de erfdienstbaarheid zoals bedoeld onder 3.4 te eerbiedigen, de in die erfdienstbaarheid omschreven uitweg te ontruimen en ontruimd te houden en aldus de vrije toegang te verschaffen (daaronder begrepen het zodanig herstellen van de bestrating dat [gedaagden in conventie/eisers in reconventie] c.s. de erfdienstbaarheid zonder belemmering kunnen uitoefenen) om te komen en te gaan vanaf de openbare weg van en naar het perceel van [gedaagden in conventie/eisers in reconventie] c.s., dit op straffe van verbeurte van een dwangsom van € 250,- per dag, een dagdeel daaronder begrepen, dat [eisers in conventie/verweerders in reconventie] c.s. in gebreke blijven aan deze veroordeling te voldoen, tot een maximum van € 10.000,-;
3.6
veroordeelt [eisers in conventie/verweerders in reconventie] c.s. om binnen veertien dagen na betekening van dit vonnis de voor de zijdeur van de garage opgeworpen barricade te verwijderen en verwijderd te houden, op straffe van verbeurte van een dwangsom van € 250,- per dag, een dagdeel daaronder begrepen, dat [eisers in conventie/verweerders in reconventie] c.s. in gebreke blijven aan deze veroordeling te voldoen, tot een maximum van € 10.000,-;
3.7
veroordeelt [eisers in conventie/verweerders in reconventie] c.s. tot vergoeding van de door [gedaagden in conventie/eisers in reconventie] c.s. gemaakte deskundigenkosten ter hoogte van € 280,50;
3.8
veroordeelt [eisers in conventie/verweerders in reconventie] c.s. in de kosten van de procedure, tot dit vonnis aan de zijde van [gedaagden in conventie/eisers in reconventie] c.s. begroot op € 904,- voor kosten van de advocaat overeenkomstig het liquidatietarief (tarief II, 2 punten), alsmede in de nakosten, begroot op € 131,- met bepaling dat dit bedrag zal worden verhoogd met € 68,- in geval niet binnen veertien dagen na aanschrijving aan deze uitspraak is voldaan én betekening heeft plaatsgevonden;
3.9
verklaart de gegeven veroordelingen uitvoerbaar bij voorraad;
3.1
wijst af het meer of anders gevorderde.
Dit vonnis is gewezen door mr. R.J.J. van Acht en in het openbaar uitgesproken op 8 april 2015.