ECLI:NL:RBGEL:2015:422

Rechtbank Gelderland

Datum uitspraak
27 januari 2015
Publicatiedatum
27 januari 2015
Zaaknummer
05/840543-14
Instantie
Rechtbank Gelderland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Rechters
  • M. Cremers
  • A. Bӧgemann
  • J. Ouweneel
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Poging tot afpersing door twee jongemannen in Vaassen met geweld en bedreiging

Op 27 januari 2015 heeft de Rechtbank Gelderland in Zutphen uitspraak gedaan in een strafzaak tegen twee jongemannen, waarvan één minderjarig, wegens poging tot afpersing. De feiten vonden plaats tussen 23 mei en 23 juni 2014 te Vaassen, gemeente Epe. De verdachten hebben geprobeerd een persoon, aangeduid als [slachtoffer], te dwingen tot de afgifte van geld door middel van geweld en bedreiging. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte [verdachte] op 23 juni 2014 samen met [medeverdachte] de aangever heeft bedreigd en geslagen, waarbij gebruik werd gemaakt van een fietsketting. De rechtbank heeft de verklaringen van de aangever en getuigen als betrouwbaar beoordeeld en heeft geoordeeld dat er voldoende bewijs is voor de poging tot afpersing. De rechtbank sprak de verdachte vrij van eerdere pogingen tot afpersing, omdat hiervoor onvoldoende bewijs was. De rechtbank heeft de verdachte veroordeeld tot een werkstraf van 120 uur en een voorwaardelijke jeugddetentie van 30 dagen, met bijzondere voorwaarden waaronder begeleiding door de jeugdreclassering. De rechtbank hield rekening met de minderjarigheid van de verdachte en zijn eerdere contacten met justitie. De uitspraak is gedaan in tegenwoordigheid van de griffier en is openbaar uitgesproken.

Uitspraak

RECHTBANK GELDERLAND

Team Familie- en jeugdrecht
Zittingsplaats Zutphen
Meervoudige kamer voor jeugdstrafzaken
Parketnummer: [jw.sys.1.verdachte_1_parketnummer]05/840543-14
Uitspraak d.d.: 27 januari 2015
Tegenspraak

VONNIS

in de zaak tegen:

[verdachte],

geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum],
wonende te [woonplaats], [adres 1],
Raadsvrouw mr. J.B. Maliepaard, advocaat te Utrecht.
Onderzoek van de zaak
Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting met gesloten deuren van 13 januari 2015.
De tenlastelegging
Aan verdachte is ten laste gelegd dat:
hij op één of meer tijdstippen in of omstreeks de periode van 23 mei 2014 tot
en met 23 juni 2014 te Vaassen, gemeente Epe, ter uitvoering van het door
verdachte voorgenomen misdrijf om tezamen en in vereniging met een ander of
anderen, althans alleen, met het oogmerk om zich en/of (een) ander(en)
wederrechtelijk te bevoordelen door geweld en/of bedreiging met geweld een
persoon genaamd [slachtoffer] (telkens) te dwingen tot de afgifte van 100
euro, althans een hoeveelheid geld, geheel of ten dele toebehorende aan die
[slachtoffer], in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte en/of zijn
mededader(s), immers heeft/hebben verdachte en/of zijn mededader
- voormelde [slachtoffer] en/of de fiets waarop die [slachtoffer] reed, vastgepakt en/of
vastgehouden en/of (aldus) die [slachtoffer] de vrije doorgang belet en/of
- ( daarbij) meermalen, althans eenmaal, (met kracht) aan diens fiets gerukt
en/of getrokken en/of geduwd en/of
- meermalen, althans eenmaal, (met kracht) op en/of tegen zijn hoofd en/of (elde
op en/of tegen zijn lichaam geslagen en/of gestompt en/of
- ( vervolgens)(met kracht) met een (fiets)ketting, althans met een hard
voorwerp op/tegen zijn rug, althans tegen zijn lichaam, geslagen en/of
- ( daarbij) die [slachtoffer] gezegd dat hij/zij 100 euro van hem wilde(n) en/of "ik
wil op zijn minst 20 euro zien" en/of "waarom heb je nog geen geld betaald"
en/of "we willen je volgende week vrijdag in de wijk zien met geld" althans
(telkens) gevraagd om een hoeveelheid geld en/of
- die [slachtoffer] de woorden toegevoegd: "als je aangifte doet, dan komen we jou en
je ouders opzoeken, dan weten we je te vinden",
in elk geval (telkens) woorden van gelijke dreigende en/of gewelddadige aard
en/of strekking, welk(e) strafbare feit(en) op de openbare weg, te weten op de
Krugerstraat aldaar werd(en) gepleegd, terwijl de uitvoering van dat
voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
art 317 lid 1 Wetboek van Strafrecht
art 312 lid 2 ahf/sub 2 Wetboek van Strafrecht
art 45 lid 1 Wetboek van Strafrecht
althans, indien het vorenstaande onder 1 niet tot een veroordeling leidt:
hij op of omstreeks 23 juni 2014 te Vaassen, gemeente Epe, ter uitvoering van
het door verdachte voorgenomen misdrijf om aan een persoon genaamd [slachtoffer]
, opzettelijk zwaar lichamelijk letsel toe te brengen, met dat opzet
(met kracht) met een (fiets)ketting op/tegen zijn rug, althans tegen zijn
lichaam heeft geslagen, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf
niet is voltooid;
art 302 lid 1 Wetboek van Strafrecht
art 45 lid 1 Wetboek van Strafrecht
meer subsidiair:
hij op of omstreeks 23 juni 2014 te Vaassen, gemeente Epe, met een ander of
anderen, op of aan de openbare weg, op of aan de Krugerstraat aldaar, in elk
geval op of aan een openbare weg, openlijk in vereniging geweld heeft gepleegd
tegen een persoon genaamd [slachtoffer], welk geweld bestond uit het
opzettelijk gewelddadig
- vastpakken en/of vasthouden van die [slachtoffer] en/of de fiets waarop die [slachtoffer]
reed en/of (aldus) die [slachtoffer] de vrije doorgang heeft/hebben belet en/of
- rukken en/of duwen en/of trekken aan de (door die [slachtoffer] bestuurde) fiets
en/of
- meermalen, althans eenmaal, slaan en/of stompen op en/of tegen het hoofd
en/of (elders) op en/of tegen het lichaam van die [slachtoffer] en/of
- het (met kracht) met een (fiets)ketting, althans een hard voorwerp, slaan
op/tegen de rug, althans op/tegen het lichaam en/of
- toevoegen van de woorden: "als je aangifte doet, dan komen we jou en je
ouders opzoeken, dan weten we je te vinden", althans woorden van gelijke
gewelddadige aard en/of strekking;
art 141 lid 1 Wetboek van Strafrecht
Taal- en/of schrijffouten
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten en/of kennelijke omissies voorkomen, zijn deze in de bewezenverklaring verbeterd. De verdachte is daardoor niet geschaad in de verdediging.
Overwegingen ten aanzien van het bewijs [1]
A. Vaststaande feiten
Door [slachtoffer] is op 23 juni 2014 aangifte gedaan van een poging tot afpersing in vereniging, dan wel van een poging diefstal met geweld in vereniging, gepleegd op 23 juni 2014 te Vaassen, gemeente Epe.
B. Standpunt van het openbaar ministerie
De officier van justitie heeft gerekwireerd tot bewezenverklaring van de primair ten laste gelegde poging tot afpersing in vereniging. Ter terechtzitting heeft de officier van justitie aangegeven welke bewijsmiddelen daartoe voorhanden zijn.
C. Standpunt van de verdediging
Door de raadsvrouw is - zakelijk weergegeven - aangevoerd dat verdachte, bij gebrek aan wettig en overtuigend bewijs, dient te worden vrijgesproken van hetgeen in de periode voorafgaand aan 23 juni 2014 zou hebben plaatsgevonden. Daarnaast dient vrijspraak te volgen voor het slaan met een fietsketting en het meermalen slaan tegen het hoofd en/of lichaam van aangever. Met betrekking tot het slaan met het kettingslot wijken verschillende verklaringen op punten van elkaar af. Ook de door de verbalisant geconstateerde rode vlek op de rug levert hiervoor onvoldoende bewijs op. Voor het overige wordt gerefereerd aan het oordeel van de rechtbank.
D. Beoordeling door de rechtbank
De rechtbank is van oordeel dat er onvoldoende bewijs aanwezig is voor de primair ten laste gelegde poging tot afpersing met geweld in vereniging, voor zover het de periode voorafgaand aan 23 juni 2014 betreft. Weliswaar is uit het dossier genoegzaam gebleken dat er voor 23 juni 2014 eerdere ontmoetingen hebben plaatsgevonden tussen verdachte en aangever [slachtoffer], doch niet is gebleken dat toen sprake is geweest van dreiging met geweld of geweld door verdachte. De rechtbank zal verdachte dan ook vrijspreken van eerdere pogingen tot afpersing gelegen voor 23 juni 2014.
De rechtbank is van oordeel dat er voldoende wettig én overtuigend bewijs aanwezig is voor het onder 05/840544-14 primair ten laste gelegde, voor zover gepleegd op 23 juni 2014 (de avond van de voetbalwedstrijd Nederland – Chili).
De rechtbank acht voor haar bewijsoordelen de volgende bewijsmiddelen redengevend.
Door [slachtoffer] is aangifte gedaan. Hij verklaart, zakelijk weergegeven, dat hij op maandag 23 juni 2014 samen met [getuige 1] over de Krugerstraat te Vaassen fietste toen hij zag dat twee jongens uit de tegenovergestelde richting kwamen fietsen [2] .
[getuige 1] kende beide jongens als [verdachte] en [medeverdachte]. Aangever hoorde één van hen vragen: “Ik wil op zijn minst 20 euro zien.” [verdachte] ging voor aangever staan en hield hem tegen. [medeverdachte] was van zijn fiets gestapt en aangever zag dat hij zijn fiets vast pakte en hij voelde dat [medeverdachte] deze tegen hem aan drukte. Aangever zag dat [verdachte] op hem af kwam. Aangever zag en voelde dat [verdachte] hem drie tot vier keer hard met zijn platte hand op zijn rechterwang sloeg. Op het moment dat aangever hem raakte, voelde hij gelijk een hevige pijn. Na de klappen op zijn gezicht, kreeg aangever ongeveer drie tot vier klappen met de vuist. Na de klappen op het gezicht en op zijn borst hoorde aangever [verdachte] vragen: ”Of wil je nog klappen met mijn fietsketting?”. Aangever zag dat hij met de fietsketting op aangevers rug sloeg. Toen ze weg gingen, hoorde aangever één van hen zeggen: ”Als je aangifte doet, dan komen we jou en je ouders opzoeken, dan weten we je te vinden”. Aangever voelde zich hierdoor bedreigd, hij was bang en ervan overtuigd dat ze dit ook zouden gaan doen. Hij hoorde hen zeggen dat zij hem de volgende week vrijdag in de wijk wilden zien met het geld [3] .
Uit het proces-verbaal aangifte blijkt dat de verbalisant [verbalisant] heeft geconstateerd dat de wang van aangever iets rood en gezwollen was en dat op de onderrug van aangever een rode vlek is waar te nemen [4] .
Door getuige [getuige 1] is, zakelijk weergeven, verklaard dat hij op maandag 23 juni 2014 samen met aangever [slachtoffer] [verdachte] en [medeverdachte] is tegengekomen [5] .
Getuige zag dat [verdachte] van de fiets was afgestapt. Getuige hoorde [verdachte] tegen [slachtoffer] zeggen dat hij geld moest geven. Getuige zag dat [verdachte] [slachtoffer] met zijn platte hand hard in het gezicht sloeg. Getuige hoorde [verdachte] tegen [slachtoffer] zeggen: ‘Eigenlijk moet ik jou met dit kettingslot slaan”. Daarna zag getuige dat [verdachte] een dik ijzeren kettingslot van de fiets pakte en dat hij toen [slachtoffer] op zijn rug sloeg met de ketting. Daarna sloeg hij [slachtoffer] tegen zijn rechterzij, iets boven zijn heup. Vlak voordat ze op de fiets stapten hoorde getuige [verdachte] nog tegen [slachtoffer] zeggen dat hij geen aangifte moest doen, anders zou hij nog meer klappen krijgen [6] .
Getuige [getuige 2] verklaart, zakelijk weergegeven, dat hij op 23 juni 2014 vanuit zijn woonkamer aan de Krugerstraat te Vaassen [slachtoffer], [verdachte], [medeverdachte] en een onbekende Hollandse jongen bij elkaar zag staan. Getuige zag dat [slachtoffer] ongeveer drie à vier keer werd geslagen door [verdachte] [7] . [medeverdachte] hield een fiets vast. Getuige zag dat [verdachte] vervolgens een (fiets)kettingslot van deze fiets haalde en met dit slot met kracht op [slachtoffer] insloeg, waarmee hij de linkerzijkant van het lichaam van [slachtoffer] raakte. Getuige zag dat [medeverdachte] op ongeveer twee meter afstand stond [8] .
Getuige [getuige 3] verklaart, zakelijk weergegeven, dat hij op 23 juni 2014 in zijn woonkamer aan de [adres 2] zat en zag dat [slachtoffer] bij hem door de straat reed, terwijl twee Molukse jongens, die samen op één fiets reden, van de andere kant kwamen. Getuige zag dat allen vervolgens stil stonden op straat. Vervolgens zag getuige dat er door één persoon werd in geslagen op [slachtoffer]. Dit waren vuist slagen in de maagstreek en zij van [slachtoffer]. Getuige zag dat de weg door de andere Molukse jongen werd versperd [9] . Getuige zag dat de jongen die [slachtoffer] had geslagen een fietsslot van die fiets haalde en daarmee vervolgens op [slachtoffer] in ging slaan. Hij sloeg daarmee horizontaal in de buikstreek van [slachtoffer] [10] .
Ter terechtzitting is door verdachte verklaard, zakelijk weergegeven, dat hij op 23 juni 2014 te Vaassen samen met [medeverdachte] [slachtoffer] en [getuige 1] is tegenkomen. Verdachte heeft [slachtoffer] met de vlakke hand op zijn wang geslagen en gezegd dat [slachtoffer] hem geld moet geven.
Door de raadsvrouw is aangevoerd dat er onvoldoende bewijs aanwezig is voor het meerdere malen slaan en het slaan met de fietsketting. De rechtbank overweegt hieromtrent dat er geen reden is tot twijfel aan de juistheid en betrouwbaarheid van de verklaringen van aangever en de getuigen hieromtrent. Dat aangever en getuige [getuige 2] en diens vader elkaar kennen, zoals verklaard door verdachte, doet daaraan niet af. Ook aan de verklaring van verdachte ter zitting dat zijn medeverdachte geen rol heeft gehad en dat, zo interpreteert de rechtbank, geen sprake is geweest van medeplegen, gaat de rechtbank voorbij, nu de rol van de medeverdachte als medepleger blijkt uit de verklaringen van aangever en de getuige [getuige 3]. Met andere woorden: sprake is geweest van bewuste en nauwe samenwerking bij de poging tot afpersing waarbij de medeverdachte aangever de weg heeft versperd en verdachte zelf geweld heeft gebruikt.
Bewezenverklaring
Naar het oordeel van de rechtbank is wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het tenlastegelegde heeft begaan, te weten dat:
hij op 23 juni 2014 te Vaassen, gemeente Epe, ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om tezamen en in vereniging met een ander met het oogmerk om zich en/of een ander wederrechtelijk te bevoordelen door geweld en bedreiging met geweld een
persoon genaamd [slachtoffer] te dwingen tot de afgifte van een hoeveelheid geld toebehorende aan die [slachtoffer], immers heeft/hebben verdachte en/of zijn mededader
- voormelde [slachtoffer] en de fiets waarop die [slachtoffer] reed, vastgepakt en/of vastgehouden en aldus die [slachtoffer] de vrije doorgang belet en
- meermalen tegen zijn hoofd en tegen zijn lichaam geslagen en/of gestompt en
- ( vervolgens)(met kracht) met een (fiets)ketting, en
-(daarbij) die [slachtoffer] gezegd dat “ik wil op zijn minst 20 euro zien” en “waarom heb je nog geen geld betaald” en “we willen je volgende week vrijdag in de wijk zien met geld” althans gevraagd om een hoeveelheid geld en
- die [slachtoffer] de woorden toegevoegd: “als je aangifte doet, dan komen we jou en je ouders opzoeken, dan weten we je te vinden”,
in elk geval woorden van gelijke dreigende en/of gewelddadige aard en/of strekking, welk strafbare feit op de openbare weg, te weten op de Krugerstraat aldaar werd(en) gepleegd, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid.
Vrijspraak van het meer of anders tenlastegelegde
Wat meer of anders is ten laste gelegd dan hiervoor bewezen is verklaard, is naar het oordeel van de rechtbank niet bewezen. De verdachte behoort daarvan te worden vrijgesproken.
Strafbaarheid van het bewezen verklaarde
Het bewezen verklaarde levert op het misdrijf:
poging tot afpersing, terwijl het feit wordt gepleegd op de openbare weg door twee of meer verenigde personen.
Strafbaarheid van de verdachte
Verdachte is strafbaar, nu geen omstandigheid is gebleken of aannemelijk is geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluit.
Oplegging van straf en/of maatregel
De officier van justitie heeft gevorderd verdachte ten aanzien van het onder primair ten laste gelegde feit te veroordelen tot een werkstraf van 140 uur en een jeugddetentie van 60 dagen, waarvan 56 voorwaardelijk, met een proeftijd van 2 jaar, met aftrek van voorarrest.
De raadsvrouw heeft gewezen op de voorwaarden waaronder de voorlopige hechtenis is geschorst. Aan verdachte is huisarrest opgelegd, hetgeen een beperking van zijn vrijheid inhield. Daarnaast is er intensieve begeleiding door de Jeugdreclassering geweest. Verdachte heeft zich aan alle voorwaarden gehouden. Bij de op te leggen taakstraf verzoekt de raadsvrouw rekening te houden met de omstandigheid dat verdachte, naast de begeleiding
door de Jeugdreclassering, zijn school- en stagewerkzaamheden, een lastige periode tegemoet gaat in verband met ziekte van zijn moeder. Om die reden verzoekt zij de op te leggen werkstraf in duur te beperken tot 100 uur.
Bij de bepaling van de op te leggen straf is gelet op de aard en de ernst van hetgeen bewezen is verklaard, de omstandigheden waaronder dit is begaan, alsmede gelet op de persoon en de omstandigheden van de verdachte zoals van een en ander bij het onderzoek ter terechtzitting is gebleken.
De verdachte heeft zich op de openbare weg schuldig gemaakt aan een poging tot afpersing in vereniging. Bij die afpersing is een toentertijd zestienjarige jongen door verdachte geslagen, onder meer met een fietskettingslot. Zijn medeverdachte heeft daarbij aangever belet om weg te kunnen komen. Verdachte heeft bij deze poging tot afpersing het grootste aandeel gehad, doordat hij degene is die het slachtoffer heeft geslagen en hem om geld heeft gevraagd. Daarbij is aan aangever te kennen gegeven dat verdachten hem weten te vinden, als hij aangifte zou doen. Dit is een zeer ernstig feit met een grote impact voor het slachtoffer. Blijkens het voegingsformulier d.d. 23 juli 2014 heeft het slachtoffer enkele dagen flink pijn gehad. Tevens heeft hij geschreven dat hij verschrikkelijk is geschrokken en angst heeft verdachten weer tegen te komen. Naast de directe gevolgen voor het slachtoffer, heeft een dergelijk feit ook tot gevolg dat anderen die daarvan getuige zijn in hun gevoel van veiligheid aangetast worden.
De rechtbank houdt bij de bepaling van de op te leggen straf rekening met het feit dat verdachte minderjarig is. Voorts houdt de rechtbank rekening met de omstandigheid dat hij, afgezien van een veroordeling door de kantonrechter in 2010 tot betaling van een geldboete in verband met een overtreding van artikel 424, lid 1, Sr, overigens niet eerder met politie en justitie in aanraking is gekomen.
Gelet op de ernst van het strafbare feit en met name gezien het feit dat verdachte het grootste aandeel heeft gehad bij het geweld dat is gebruikt bij de poging tot afpersing, ziet de rechtbank aanleiding met betrekking tot de aan verdachte op te leggen straf aan te sluiten bij de straf die aan de meerderjarige medeverdachte wordt opgelegd.
De rechtbank houdt bij de strafoplegging rekening met het door drs. [psycholoog], GZ-psycholoog, verrichte psychologisch onderzoek naar de persoon van verdachte. Uit het door [psycholoog], voornoemd opgemaakt Pro Justitia Rapport van 22 september 2014, komt het navolgende naar voren:
De huidige problemen van verdachte leiden niet tot een DSM-IV classificatie. In die zin is verdachte niet lijdende aan een ziekelijke stoornis en/of een gebrekkige ontwikkeling. De problemen van verdachte lijken zich momenteel een uitweg te zoeken in maatschappelijk grensoverschrijdend gedrag, waarbij grenzen van anderen in ernstige mate overschreden worden. Indien er geen aandacht komt voor de problemen van verdachte, komt een ‘gezonde ontwikkeling’ van betrokkene ernstig onder druk te staan.
Teneinde de kans op een recidive te verminderen en de ontwikkeling van verdachte in positieve richting te stimuleren adviseert onderzoekster een voorwaardelijk strafdeel op te leggen in combinatie met maatregel hulp en steun door de jeugdreclassering. Hierbij dient verdachte zich te houden aan de afspraken en regels van de jeugdreclassering. Een verplicht therapiecontact bij [kliniek] te Zwolle dient onderdeel hiervan uit te maken.
Alles overwegende komt de rechtbank tot oplegging van een werkstraf van 120 uur, met aftrek van de tijd die verdachte in voorarrest heeft gezeten. Voorts zal de rechtbank een jeugddetentie van 30 dagen voorwaardelijk opleggen, om verdachte ervan te weerhouden dat hij in de toekomst geen strafbare feiten meer pleegt. Aan deze voorwaardelijke straf zullen de bijzondere voorwaarden worden gekoppeld dat verdachte zich houdt aan de aanwijzingen van de Jeugdreclassering, ook als dit inhoudt begeleiding en behandeling door Accare te Zwolle. De proeftijd zal worden gesteld op twee jaren.
Toepasselijke wettelijke voorschriften
Deze strafoplegging is gegrond op de artikelen 27, 45, 47, 77a, 77g, 77h, 77i, 77m, 77n, 77x, 77y, 77z, 77aa, 77gg, 312 en 317 van het Wetboek van Strafrecht.

Beslissing

De rechtbank:
 verklaart bewezen dat verdachte het primair tenlastegelegde heeft begaan;
 verklaart niet bewezen hetgeen verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven is bewezen verklaard en spreekt verdachte daarvan vrij;
 verklaart het bewezen verklaarde strafbaar, kwalificeert dit als:
poging tot afpersing, terwijl het feit wordt gepleegd op de openbare weg door twee of meer verenigde personen
 verklaart verdachte strafbaar;
 veroordeelt verdachte tot een jeugddetentie voor de duur van 30 (dertig) dagen;
 bepaalt dat deze jeugddetentie,
niet zal worden ten uitvoer gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten, op grond dat veroordeelde vóór het einde van een proeftijd van 2 jaren de navolgende
algemene-dan wel
bijzondere voorwaardenniet heeft nageleefd;
 legt als algemene voorwaarden op dat de veroordeelde:
  • zich voor het einde van de proeftijd niet schuldig maakt aan een strafbaar feit;
  • ten behoeve van het vaststellen van zijn identiteit medewerking verleent aan het nemen van een of meer vingerafdrukken of een identiteitsbewijs als bedoeld in artikel 1 van de Wet op de identificatieplicht ter inzage aanbiedt;
  • medewerking verleent aan het toezicht door Jeugdbescherming Gelderland, afdeling jeugdreclassering, de medewerking aan huisbezoeken daaronder begrepen;
 legt als bijzondere voorwaarden op dat de veroordeelde:
- zich houdt aan de afspraken en aanwijzingen die hem door de jeugdreclassering worden gegeven, ook als dat inhoudt het volgen van behandeling en begeleiding door [kliniek] te Zwolle;
 geeft genoemde reclasseringsinstelling opdracht toezicht te houden op de naleving van de voorwaarden en de veroordeelde ten behoeve daarvan te begeleiden;
 veroordeelt de verdachte tot de navolgende
taakstraf, te weten:
een
werkstrafgedurende
120 (honderdtwintig) uren, met bevel dat indien deze straf niet naar behoren wordt verricht vervangende jeugddetentie zal worden toegepast voor de duur van
60 (zestig) dagen;
 beveelt dat voor de tijd die door de veroordeelde vóór de tenuitvoerlegging van de taakstraf in verzekering en voorlopige hechtenis is doorgebracht, bij de uitvoering van die straf uren in mindering worden gebracht volgens de maatstaf dat per dag in verzekering of voorlopige hechtenis doorgebracht 2 uur in mindering wordt gebracht;

heft ophet – geschorste – bevel tot voorlopige hechtenis.
Aldus gewezen door mrs. Cremers, tevens kinderrechter, Bӧgemann en Ouweneel, rechters, in tegenwoordigheid van mr. Geven, griffier, en uitgesproken op de openbare terechtzitting van 27 januari 2015.

Voetnoten

1.Wanneer hierna wordt verwezen naar dossierpagina’s, betreft dit delen van in de wettelijke vorm opgemaakte processen-verbaal, als bijlagen opgenomen bij (stam)proces-verbaal nummer
2.Proces-verbaal van aangifte door [slachtoffer], p. 49.
3.Proces-verbaal van aangifte door [slachtoffer], p. 50.
4.Proces-verbaal van aangifte door [slachtoffer], p 50 en 51.
5.Proces-verbaal van verhoor getuige [getuige 1], p 58.
6.Proces-verbaal van verhoor getuige [getuige 1], p. 59.
7.Proces-verbaal van verhoor getuige [getuige 2], p. 72.
8.Proces-verbaal van verhoor getuige [getuige 2], p. 73.
9.Proces-verbaal van verhoor getuige [getuige 3], p 76.
10.Proces-verbaal van verhoor getuige [getuige 3], p 77.