ECLI:NL:RBGEL:2015:421

Rechtbank Gelderland

Datum uitspraak
27 januari 2015
Publicatiedatum
27 januari 2015
Zaaknummer
05/840544-14 en 05/860118-14 (ter zitting gevoegd)
Instantie
Rechtbank Gelderland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Rechters
  • M. Cremers
  • A. Bögemann
  • J. Ouweneel
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Poging tot afpersing door twee jongemannen in Vaassen

Op 27 januari 2015 heeft de Rechtbank Gelderland in Zutphen uitspraak gedaan in een strafzaak tegen twee jongemannen, waarvan één minderjarig en de ander net meerderjarig, die beschuldigd werden van poging tot afpersing. De feiten vonden plaats in de periode van 23 mei 2014 tot en met 23 juni 2014 te Vaassen, gemeente Epe. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachten samen met een ander slachtoffer, genaamd [slachtoffer], onder bedreiging van geweld geld hebben geëist. De rechtbank heeft de verdachten veroordeeld tot een voorwaardelijke gevangenisstraf van één maand en een werkstraf van 120 uur, met aftrek van voorarrest. De rechtbank oordeelde dat er voldoende bewijs was voor de poging tot afpersing, maar sprak de verdachten vrij van andere tenlastegelegde feiten, waaronder heling van een gestolen mobiele telefoon. De rechtbank weegt in haar beslissing de ernst van de feiten, de impact op het slachtoffer en de persoonlijke omstandigheden van de verdachten mee. De rechtbank heeft ook rekening gehouden met het feit dat de verdachten nog jong zijn en dat er geen eerdere veroordelingen zijn.

Uitspraak

RECHTBANK GELDERLAND

Team Strafrecht
Zittingsplaats Zutphen
Meervoudige kamer voor strafzaken
Parketnummers: 05/840544-14 en 05/860118-14 (ter zitting gevoegd)
Uitspraak d.d.: 27 januari 2015
tegenspraak

VONNIS

in de zaak tegen:

[verdachte],

geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum],
wonende te [woonplaats], [adres 1].
Raadsvrouw: mr. W. Bénard-van Deutekom, advocaat te Apeldoorn.
Onderzoek van de zaak
Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting van 13 januari 2015.
De tenlastelegging
Aan verdachte is ten laste gelegd dat:

5.840544-14

hij op één of meer tijdstippen in of omstreeks de periode van 23 mei 2014 tot
en met 23 juni 2014 te Vaassen, gemeente Epe, ter uitvoering van het door
verdachte voorgenomen misdrijf om tezamen en in vereniging met een ander of
anderen, althans alleen, met het oogmerk om zich en/of (een) ander(en)
wederrechtelijk te bevoordelen door geweld en/of bedreiging met geweld een
persoon genaamd [slachtoffer] (telkens) te dwingen tot de afgifte van 100
euro, althans een hoeveelheid geld, geheel of ten dele toebehorende aan die
[slachtoffer], in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte en/of zijn
mededader(s), immers heeft/hebben verdachte en/of zijn mededader
- voormelde [slachtoffer] en/of de fiets waarop die [slachtoffer] reed, vastgepakt en/of
vastgehouden en/of (aldus) die [slachtoffer] de vrije doorgang belet en/of
- ( daarbij) meermalen, althans eenmaal, (met kracht) aan diens fiets gerukt
en/of getrokken en/of geduwd en/of
- meermalen, althans eenmaal, (met kracht) op en/of tegen zijn hoofd en/of (eld
op en/of tegen zijn lichaam geslagen en/of gestompt en/of
- ( vervolgens)(met kracht) met een (fiets)ketting, althans met een hard
voorwerp op/tegen zijn rug, althans tegen zijn lichaam, geslagen en/of
-(daarbij) die [slachtoffer] gezegd dat hij/zij 100 euro van hem wilde(n) en/of "ik
wil op zijn minst 20 euro zien" en/of "waarom heb je nog geen geld betaald"
en/of "we willen je volgende week vrijdag in de wijk zien met geld" althans
(telkens) gevraagd om een hoeveelheid geld en/of
- die [slachtoffer] de woorden toegevoegd: "als je aangifte doet, dan komen we jou en
je ouders opzoeken, dan weten we je te vinden",
in elk geval (telkens) woorden van gelijke dreigende en/of gewelddadige aard
en/of strekking, welk(e) strafbare feit(en) op de openbare weg, te weten op de
Krugerstraat aldaar werd(en) gepleegd, terwijl de uitvoering van dat
voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
art 317 lid 1 Wetboek van Strafrecht
art 312 lid 2 ahf/sub 2 Wetboek van Strafrecht
art 45 lid 1 Wetboek van Strafrecht
althans, indien het vorenstaande onder 1 niet tot een veroordeling leidt:
hij op of omstreeks 23 juni 2014 te Vaassen, gemeente Epe, met een ander of
anderen, op of aan de openbare weg, op of aan de Krugerstraat aldaar, in elk
geval op of aan een openbare weg, openlijk in vereniging geweld heeft gepleegd
tegen een persoon genaamd [slachtoffer], welk geweld bestond uit het
opzettelijk gewelddadig
- vastpakken en/of vasthouden van die [slachtoffer] en/of de fiets waarop die [slachtoffer]
reed en/of (aldus) die [slachtoffer] de vrije doorgang heeft/hebben belet en/of
- rukken en/of duwen en/of trekken aan de (door die [slachtoffer] bestuurde) fiets
en/of
- meermalen, althans eenmaal, slaan en/of stompen op en/of tegen het hoofd
en/of (elders) op en/of tegen het lichaam van die [slachtoffer] en/of
- het (met kracht) met een (fiets)ketting, althans een hard voorwerp, slaan
op/tegen de rug, althans op/tegen het lichaam en/of
- toevoegen van de woorden: "als je aangifte doet, dan komen we jou en je
ouders opzoeken, dan weten we je te vinden", althans woorden van gelijke
gewelddadige aard en/of strekking;
art 141 lid 1 Wetboek van Strafrecht

5.860118-14

hij op of omstreeks 12 januari 2014 in de gemeente(n) Apeldoorn en/of Epe, in
elk geval in Nederland, een mobiele telefoon (Iphone 5s, wit, IMEI
[nr]) heeft verworven, voorhanden heeft gehad en/of heeft
overgedragen, terwijl hij ten tijde van het verwerven of het voorhanden
krijgen van die mobiele telefoon wist dat het (een) door misdrijf verkregen
goed(eren) betrof;
art 416 lid 1 ahf/ond a Wetboek van Strafrecht
althans, indien het vorenstaande onder 1 niet tot een veroordeling leidt:
hij op of omstreeks 12 januari 2014 in de gemeente(n) Apeldoorn en/of Epe, in
elk geval in Nederland, een mobiele telefoon (Iphone 5s, wit, IMEI
[nr]) heeft verworven, voorhanden heeft gehad en/of heeft
overgedragen, terwijl hij ten tijde van het verwerven of het voorhanden
krijgen van die mobiele telefoon redelijkerwijs had moeten vermoeden dat het
(een) door misdrijf verkregen goed(eren) betrof;
art 417bis lid 1 ahf/ond a Wetboek van Strafrecht
Taal- en/of schrijffouten
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten en/of kennelijke omissies voorkomen, zijn deze in de bewezenverklaring verbeterd. De verdachte is daardoor niet geschaad in de verdediging.
Overwegingen ten aanzien van het bewijs [1]
A. Vaststaande feiten
Door [slachtoffer] is op 23 juni 2014 aangifte gedaan van een poging tot afpersing in vereniging, dan wel van een poging diefstal met geweld in vereniging, gepleegd op 23 juni 2014 te Vaassen, gemeente Epe.
B. Standpunt van het openbaar ministerie
De officier van justitie heeft gerekwireerd tot bewezenverklaring van het onder 05/840544-14 primair ten laste gelegde feit, voor zover betrekking hebbende op de gebeurtenissen op 23 juni 2014, en het onder 05/860118-14 ten laste gelegde feit.
Ter terechtzitting heeft de officier van justitie aangegeven welke bewijsmiddelen daartoe per feit voorhanden zijn.
C. Standpunt van de verdediging
Door de raadsvrouw is, zakelijk weergegeven, het volgende aangevoerd.
Met betrekking tot het onder 05/840544-14 primair ten laste gelegde wordt vrijspraak bepleit op de grond dat sprake is van een onvolledig onderzoek. Verdachte heeft aangegeven dat hij op het moment van het tenlastegelegde feit telefoneerde met zijn nichtje. De politie heeft geen navraag gedaan bij dit nichtje en heeft verzuimd de telefoon van verdachte uit te luisteren/uit te lezen. Er is ook geen buurtonderzoek gedaan op de plaats waar verdachte volgens zijn verklaringen heeft gestaan.
Wanneer dit niet wordt gevolgd wordt vrijspraak bepleit nu niet wettig en overtuigend bewezen kan worden verklaard dat sprake is geweest van nauwe en bewuste samenwerking met de medeverdachte. Verdachte is maximaal toeschouwer geweest.
Wanneer ook dit standpunt niet wordt gevolgd wordt aangevoerd dat op een gegeven moment sprake is geweest van vrijwillige terugtred, op grond waarvan ontslag van rechtsvervolging dient te volgen.
Ook ten aanzien van het subsidiair ten laste gelegde wordt vrijspraak bepleit nu niet wettig en overtuigend bewezen kan worden verklaard dat verdachte een voldoende significante of wezenlijke bijdrage aan het geweld heeft geleverd. Hij is enkel aanwezig geweest, wat onvoldoende is voor bewezenverklaring.
Met betrekking tot het onder 05/860118-14 ten laste gelegde is door de raadsvrouw, zakelijk weergegeven, aangevoerd dat er veel reden is tot twijfel aan de geloofwaardigheid van de aangifte. Op grond hiervan wordt verzocht verdachte vrij te spreken.
Subsidiair is verzocht verdachte vrij te spreken nu verdachte geen opzet heeft gehad op het verkopen van een gestolen telefoon. Hij wist niet en kon ook niet weten, dat het toestel van diefstal afkomstig was, niettegenstaande zijn bekentenis ter zitting op dit punt.
D. Beoordeling door de rechtbank
De rechtbank is van oordeel dat er onvoldoende bewijs aanwezig is voor:
- de primair ten laste gelegde poging tot afpersing met geweld in vereniging, voor zover het de periode voorafgaand aan 23 juni 2014 betreft. Weliswaar is uit het dossier gebleken dat er voor 23 juni 2014 eerdere ontmoetingen hebben plaatsgevonden met aangever [slachtoffer], doch niet is gebleken dat daarbij sprake is geweest van (dreiging met) geweld, laat staan door verdachte. De rechtbank zal verdachte dan ook vrijspreken van eerdere pogingen tot afpersing gelegen voor 23 juni 2014.
- het onder 05/860118-14 primair en subsidiair ten laste gelegde.
De rechtbank is van oordeel dat teveel twijfels bestaan aangaande de betrouwbaarheid van de aangifte. Het is niet komen vast te staan dat de betreffende telefoon van misdrijf afkomstig was, waardoor de ten laste gelegde heling niet bewezen kan worden verklaard. Dat het vragen oproept dat verdachte, volgens zijn eigen verklaring, op straat, van een hem onbekende jongen, voor een prijs die ver onder de werkelijke waarde ligt, een telefoon heeft gekocht, doet hieraan niet af.

De rechtbank zal verdachte dan ook (partieel) vrijspreken van deze feiten.

De rechtbank is van oordeel dat er voldoende wettig én overtuigend bewijs aanwezig is voor het onder 05/840544-14 primair ten laste gelegde, voor zover gepleegd op 23 juni 2014.
De rechtbank acht voor haar bewijsoordelen de volgende bewijsmiddelen redengevend.
Door [slachtoffer] is aangifte gedaan. Hij verklaart, zakelijk weergegeven, dat hij op maandag 23 juni 2014 samen met [getuige 1] over de Krugerstraat te Vaassen fietste toen hij zag dat twee jongens uit de tegenovergestelde richting kwamen fietsen [2] .
[getuige 1] kende beide jongens als [medeverdachte] en [verdachte]. Aangever hoorde één van hen vragen: “Ik wil op zijn minst 20 euro zien.” [medeverdachte] ging voor aangever staan en hield hem tegen. [verdachte] was van zijn fiets gestapt en aangever zag dat hij zijn fiets vast pakte en hij voelde dat [verdachte] deze tegen hem aan drukte. Aangever zag dat [medeverdachte] op hem af kwam. Aangever zag en voelde dat [medeverdachte] hem drie tot vier keer hard met zijn platte hand op zijn rechterwang sloeg. Op het moment dat hij aangever raakte, voelde hij gelijk een hevige pijn. Na de klappen op zijn gezicht, kreeg aangever ongeveer drie tot vier klappen met de vuist. Na de klappen op het gezicht en op zijn borst hoorde aangever [medeverdachte] vragen: ”Of wil je nog klappen met mijn fietsketting?”. Aangever zag dat hij met de fietsketting op aangevers rug sloeg. Toen ze weg gingen, hoorde aangever één van hen zeggen: ”Als je aangifte doet, dan komen we jou en je ouders opzoeken, dan weten we je te vinden”. Aangever voelde zich hierdoor bedreigd, hij was bang en ervan overtuigd dat ze dit ook zouden gaan doen. Hij hoorde hen zeggen dat zij hem de volgende week vrijdag in de wijk wilden zien met het geld [3] .
Uit het proces-verbaal aangifte blijkt dat de verbalisant [verbalisant] heeft geconstateerd dat de wang van aangever iets rood en gezwollen was en dat op de onderrug van aangever een rode vlek is waar te nemen [4] .
Door verdachte is ter terechtzitting, zakelijk weergegeven, verklaard dat hij op 23 juni 2014 ’s avonds met [medeverdachte] in Vaassen fietste en [getuige 1] en een andere jongen tegenkwam.
Door getuige [getuige 1] is, zakelijk weergeven, verklaard dat hij op maandag 23 juni 2014 samen met aangever [slachtoffer] [medeverdachte] en [verdachte] is tegengekomen [5] .
Getuige zag dat [medeverdachte] van de fiets was afgestapt. Getuige hoorde [medeverdachte] tegen [slachtoffer] zeggen dat hij geld moest geven. Getuige zag dat [medeverdachte] [slachtoffer] met zijn platte hand hard in het gezicht sloeg. Getuige hoorde [medeverdachte] tegen [slachtoffer] zeggen: ‘Eigenlijk moet ik jou met dit kettingslot slaan”. Daarna zag getuige dat [medeverdachte] een dik ijzeren kettingslot van de fiets pakte en dat hij toen [slachtoffer] op zijn rug sloeg met de ketting. Daarna sloeg hij [slachtoffer] tegen zijn rechterzij, iets boven zijn heup. Vlak voordat ze op de fiets stapten hoorde getuige [medeverdachte] nog tegen [slachtoffer] zeggen dat hij geen aangifte moest doen, anders zou hij nog meer klappen krijgen [6] .
Getuige [getuige 2] verklaart, zakelijk weergegeven, dat hij op 23 juni 2014 vanuit zijn woonkamer aan de Krugerstraat te Vaassen [slachtoffer], [medeverdachte], [verdachte] en een onbekende Hollandse jongen bij elkaar zag staan. Getuige zag dat [slachtoffer] ongeveer drie à vier keer werd geslagen door [medeverdachte] [7] . [verdachte] hield een fiets vast. Getuige zag dat [medeverdachte] vervolgens een (fiets)kettingslot van deze fiets haalde en met dit slot met kracht op [slachtoffer] insloeg, waarmee hij de linkerzijkant van het lichaam van [slachtoffer] raakte. Getuige zag dat [verdachte] op ongeveer twee meter afstand stond [8] .
Getuige [getuige 4] verklaart, zakelijk weergegeven, dat hij op 23 juni 2014 in zijn woonkamer aan de [adres 2] zat en zag dat [slachtoffer] bij hem door de straat reed, terwijl twee Molukse jongens, die samen op één fiets reden, van de andere kant kwamen. Getuige zag dat allen vervolgens stil stonden op straat. Vervolgens zag getuige dat er door één persoon werd in geslagen op [slachtoffer]. Dit waren vuist slagen in de maagstreek en zij van [slachtoffer]. Getuige zag dat de weg door de andere Molukse jongen werd versperd [9] . Getuige zag dat de jongen die [slachtoffer] had geslagen een fietsslot van die fiets haalde en daarmee vervolgens op [slachtoffer] in ging slaan. Hij sloeg daarmee horizontaal in de buikstreek van [slachtoffer] [10] .
Verweren van de verdediging
Door de raadsvrouw is aangevoerd dat verdachte dient te worden vrijgesproken nu sprake is geweest van een onvolledig onderzoek nu het nichtje van verdachte niet is gehoord en geen buurtonderzoek is gedaan op de plek waar verdachte verklaart te hebben gestaan.
De rechtbank overweegt hieromtrent dat het, gelet op de gebezigde bewijsmiddelen, geenszins aannemelijk is geworden dat verdachte op grote afstand heeft staan bellen met zijn nichtje en verwerpt aldus dit verweer. Door getuigen is waargenomen dat verdachte een actieve rol heeft vervuld tijdens de uitvoering van de poging tot afpersing. De politie heeft onder andere de getuigen [getuige 2] benaderd en heeft in de diverse verhoren aandacht besteed aan het door verdachte zelf aangedragen scenario dat hij wellicht op wel 100 meter afstand om de hoek en zonder zicht heeft staan bellen. Dat scenario wordt dus door de getuigenverklaringen ontkracht.
Door de raadsvrouw is aangevoerd dat sprake is geweest van een vrijwillige terugtred.
Hieromtrent overweegt de rechtbank dat de handelingen van verdachte en zijn medeverdachte zijn gestopt doordat aangever volhardde in het niet afgeven van geld. Er is dan ook geen sprake van een vrijwillige terugtred als bedoeld in de wet, waardoor het verweer wordt verworpen.
Door de raadsvrouw is tot slot aangevoerd dat verdachte enkel aanwezig was en dat geen sprake is geweest van nauwe en bewuste samenwerking.
De rechtbank overweegt hieromtrent dat verdachte weliswaar niet zelf heeft geslagen maar dat wettig en overtuigend bewezen is verklaard dat verdachte aangever heeft belet weg te gaan, hij heeft tijdens de uitvoering van de poging tot afpersing aangever met de fiets tegengehouden en is vervolgens op korte afstand van hooguit een paar meter bij aangever en de medeverdachte blijven staan. Door zijn handelingen en gedrag is de rol van verdachte een dusdanige dat sprake is van bewuste en nauwe samenwerking met de medeverdachte bij de poging tot afpersing. Derhalve is sprake van medeplegen.
Bewezenverklaring
Naar het oordeel van de rechtbank is wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het tenlastegelegde heeft begaan, te weten dat:

5.840544-14

hij op 23 juni 2014 te Vaassen, gemeente Epe, ter uitvoering van het door
verdachte voorgenomen misdrijf om tezamen en in vereniging met een ander, met het oogmerk om zich en/of een ander wederrechtelijk te bevoordelen door geweld en bedreiging met geweld een persoon genaamd [slachtoffer] te dwingen tot de afgifte van een hoeveelheid geld, toebehorende aan die [slachtoffer], immers heeft/hebben verdachte en/of zijn mededader
- voormelde [slachtoffer] en de fiets waarop die [slachtoffer] reed, vastgepakt en/of
vastgehouden en aldus die [slachtoffer] de vrije doorgang belet en
- meermalen op en/of tegen zijn hoofd en tegen zijn lichaam geslagen en/of gestompt en
- ( vervolgens)(met kracht) met een fietsketting op/tegen zijn rug, althans tegen zijn lichaam, geslagen en
-(daarbij) die [slachtoffer] gezegd dat "ik wil op zijn minst 20 euro zien" en/of "waarom heb je nog geen geld betaald"
en/of "we willen je volgende week vrijdag in de wijk zien met geld" althans
(telkens) gevraagd om een hoeveelheid geld en
- die [slachtoffer] de woorden toegevoegd: "als je aangifte doet, dan komen we jou en
je ouders opzoeken, dan weten we je te vinden",
in elk geval woorden van gelijke dreigende en/of gewelddadige aard en/of strekking, welk strafbare feit op de openbare weg, te weten op de Krugerstraat aldaar werd gepleegd, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid.
Vrijspraak van het meer of anders tenlastegelegde
Wat meer of anders is ten laste gelegd dan hiervoor bewezen is verklaard, is naar het oordeel van de rechtbank niet bewezen. De verdachte behoort daarvan te worden vrijgesproken.
Strafbaarheid van het bewezen verklaarde
Het bewezen verklaarde levert op het misdrijf:
05/840544-14 primair: poging tot afpersing, terwijl het feit wordt gepleegd op de openbare weg door twee of meer verenigde personen.
Strafbaarheid van de verdachte
Verdachte is strafbaar, nu geen omstandigheid is gebleken of aannemelijk is geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluit.
Oplegging van straf en/of maatregel
De officier van justitie heeft gevorderd verdachte te veroordelen tot een gevangenisstraf voor de duur van 160 dagen, met aftrek van de tijd die in voorarrest is doorgebracht, waarvan 156 dagen voorwaardelijk, met een proeftijd van 2 jaren, alsmede een werkstraf voor de duur van 180 uren, subsidiair 90 dagen hechtenis.
De raadsvrouw heeft, in geval van bewezenverklaring, gewezen op de jeugdige leeftijd van verdachte, het feit dat hij een first offender is, kwetsbaar en nog weinig zelfstandig. Verdachte is geen agressief persoon en heeft geleerd van deze zaken. Het recidivegevaar, voor zover aanwezig, is ingedamd. Verdachte is zeer loyaal naar zijn ouders en de verdere gemeenschap waartoe hij behoort. Verzocht wordt het jeugdstrafrecht toe te passen en een leerstraf op te leggen om verdachte te helpen zich evenwichtig verder te ontwikkelen, eventueel in combinatie met een verplicht reclasseringscontact.
Bij de bepaling van de op te leggen straf is gelet op de aard en de ernst van hetgeen bewezen is verklaard, de omstandigheden waaronder dit is begaan, alsmede gelet op de persoon en de omstandigheden van de verdachte zoals van een en ander bij het onderzoek ter terechtzitting is gebleken.
Verdachte heeft zich, met de medeverdachte, schuldig gemaakt aan een poging tot afpersing. Het slachtoffer is, op de openbare weg, bedreigd teneinde hem te bewegen tot het afgeven van geld. Hij is hierbij tegen het hoofd en het lichaam geslagen. Daarnaast is hij met een fietsketting tegen de rug geslagen. Verdachte heeft weliswaar niet zelf geslagen, maar heeft aangever wel belet weg te gaan, hij heeft de fiets van aangever vastgehouden en is erbij blijven staan terwijl de handelingen van de medeverdachte plaatsvonden. Ook is aangever meegegeven dat verdachte en zijn medeverdachte hem zouden weten te vinden wanneer hij aangifte zou doen.
Dit is een zeer ernstig feit met een grote impact voor het slachtoffer. Blijkens het voegingsformulier d.d. 23 juli 2014 heeft het slachtoffer [slachtoffer] enkele dagen flink pijn gehad. Tevens heeft hij geschreven dat hij verschrikkelijk is geschrokken en angst heeft verdachte en zijn medeverdachte weer tegen te komen.
Ten voordele van verdachte heeft de rechtbank meegewogen dat hij, blijkens een uittreksel uit het Justitieel Documentatieregister d.d. 24 november 2014, een nagenoeg blanco strafblad heeft.
De rechtbank heeft voorts bij de strafoplegging rekening gehouden met het rapport van de reclassering van 9 januari 2015. Hierin wordt, zakelijk weergegeven, naar voren gebracht dat men geen doorslaggevende redenen ziet in geval van veroordeling voor toepassing van het jeugdsanctierecht. Het advies is de zaak af te doen zonder verplicht reclasseringscontact, nu hierdoor geen bijdrage in het verlagen van de recidivekans wordt verwacht. Verdachte kan een werkstraf verrichten en er zijn geen bezwaren voor een onvoorwaardelijke gevangenisstraf of een (deels) voorwaardelijke straf.
De rechtbank ziet geen aanleiding voor toepassing van het jeugdsanctierecht, als verzocht door de raadsvrouw. De rechtbank vindt daartoe geen grond in de persoonlijkheid van verdachte of de omstandigheden waaronder het feit is begaan. De rechtbank houdt wel ten voordele van verdachte rekening met zijn jongvolwassenheid en met het feit dat hij bij het plegen van het strafbare feit een kleinere rol had dan zijn medeverdachte.
Alles overwegende komt de rechtbank tot de oplegging van een gevangenisstraf van één maand. De rechtbank zal deze gevangenisstraf voorwaardelijk opleggen, om verdachte ervan te doordringen dat hij in de toekomst geen strafbare feiten meer pleegt. De proeftijd zal worden gesteld op twee jaren. Daarnaast zal de rechtbank een werkstraf voor de duur van 120 uren, subsidiair 60 dagen hechtenis, opleggen, met aftrek van de tijd die door verdachte in voorlopige hechtenis is doorgebracht.
Toepasselijke wettelijke voorschriften
Deze strafoplegging is gegrond op de artikelen 14a, 14b, 14c, 27, 45, 312 en 317 van het Wetboek van Strafrecht.

Beslissing

De rechtbank:
 verklaart
niet bewezen, dat verdachte het
onder 05/860118-14 ten laste gelegdeheeft begaan en
spreekt verdachte daarvan vrij;
 verklaart bewezen dat verdachte het onder 05/840544-14 primair tenlastegelegde heeft begaan;
 verklaart niet bewezen hetgeen verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven is bewezen verklaard en spreekt verdachte daarvan vrij;
 verklaart het bewezen verklaarde strafbaar, kwalificeert dit als:
05/840544-14 primair: poging tot afpersing, terwijl het feit wordt gepleegd op de openbare weg door twee of meer verenigde personen;
 verklaart verdachte strafbaar;
 veroordeelt verdachte tot een
gevangenisstrafvoor de duur van
30 (dertig) dagen;
 bepaalt, dat de gevangenisstraf
niet zal worden ten uitvoer gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten, op grond dat veroordeelde zich vóór het einde van een proeftijd van 2 jaren aan een strafbaar feit heeft schuldig gemaakt;
 veroordeelt de verdachte tot de navolgende
taakstraf, te weten:
een
werkstrafgedurende
120 (honderdtwintig) uren, met bevel dat indien deze straf niet naar behoren wordt verricht vervangende hechtenis zal worden toegepast voor de duur van
60 (zestig) dagen;
 beveelt dat voor de tijd die door de veroordeelde vóór de tenuitvoerlegging van de taakstraf in verzekering en voorlopige hechtenis is doorgebracht, bij de uitvoering van die straf uren in mindering worden gebracht volgens de maatstaf dat per dag in verzekering of voorlopige hechtenis doorgebracht 2 uur in mindering wordt gebracht;

heft ophet -geschorste- bevel tot voorlopige hechtenis.
Aldus gewezen door mrs. Cremers, voorzitter, Bögemann en Ouweneel, rechters, in tegenwoordigheid van mr. Van Oosten-Boksem, griffier, en uitgesproken op de openbare terechtzitting van 27 januari 2015.

Voetnoten

1.Wanneer hierna wordt verwezen naar dossierpagina’s, betreft dit delen van in de wettelijke vorm opgemaakte processen-verbaal, als bijlagen opgenomen bij (stam)proces-verbaal nummer PL0615-2014086332, van politie Regio Noord- en Oost Gelderland, District Noordwest Veluwe, Team Epe, gesloten en ondertekend op 7 juli 2014.
2.Proces-verbaal van aangifte door [slachtoffer], p. 49.
3.Proces-verbaal van aangifte door [slachtoffer], p. 50.
4.Proces-verbaal van aangifte door [slachtoffer], p 50 en 51.
5.Proces-verbaal van verhoor getuige [getuige 3], p 58.
6.Proces-verbaal van verhoor getuige [getuige 3], p. 59.
7.Proces-verbaal van verhoor getuige [getuige 2], p. 72.
8.Proces-verbaal van verhoor getuige [getuige 2], p. 73.
9.Proces-verbaal van verhoor getuige [getuige 4], p 76.
10.Proces-verbaal van verhoor getuige [getuige 4], p 77.