ECLI:NL:RBGEL:2015:4142

Rechtbank Gelderland

Datum uitspraak
24 juni 2015
Publicatiedatum
24 juni 2015
Zaaknummer
05/860025-15
Instantie
Rechtbank Gelderland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Diefstal met geweld in massagesalon te Arnhem

In deze zaak heeft de rechtbank Gelderland op 24 juni 2015 uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die beschuldigd werd van diefstal met geweld. De verdachte, geboren in 1984 en thans gedetineerd, werd ervan beschuldigd op 28 januari 2015 in Arnhem een massagesalon binnen te zijn gegaan en de eigenaresse, aangeduid als [benadeelde], te hebben overmeesterd. De tenlastelegging omvatte onder andere het vastpakken van de armen van de benadeelde, het dichtdrukken van haar keel, en het vastbinden van haar handen en voeten. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte de benadeelde heeft bedreigd en geweld heeft gebruikt om een portemonnee, geld, een iPad mini, sleutels en een paspoort te stelen.

De rechtbank heeft de verklaringen van de benadeelde en de verdachte zorgvuldig gewogen. De benadeelde heeft verklaard dat zij op het moment van de overval alleen in de salon was en dat de verdachte haar van achteren heeft vastgepakt en bedreigd. De verdachte heeft gedeeltelijk bekend, maar ontkent de keel van de benadeelde te hebben dichtgedrukt. De rechtbank heeft echter vastgesteld dat de verklaring van de benadeelde wordt ondersteund door de verwondingen die bij haar zijn geconstateerd.

De rechtbank heeft geoordeeld dat de verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan de tenlastegelegde feiten en heeft hem veroordeeld tot een gevangenisstraf van drie jaar, waarvan één jaar voorwaardelijk. Daarnaast is de verdachte verplicht om een schadevergoeding van € 12.904,95 aan de benadeelde te betalen, vermeerderd met wettelijke rente. De rechtbank heeft ook bijzondere voorwaarden opgelegd aan de voorwaardelijke straf, waaronder een meldplicht en een behandelverplichting.

Uitspraak

RECHTBANK GELDERLAND
Team strafrecht
Zittingsplaats Arnhem
Parketnummer : 05/860025-15
Datum uitspraak : 24 juli 2015
Tegenspraak
vonnis van de meervoudige kamer
in de zaak van
de officier van justitie bij het arrondissementsparket Oost-Nederland
tegen
[verdachte]
geboren op [1984] te [geboorteplaats], wonende te [adres 1], [woonplaats]
thans gedetineerd te [verblijfplaats]
raadsman : mr. J.B. Nijenhuis, advocaat te Velp.
Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzittingen
van 13 mei 2015 en 17 juni 2015.

1.De inhoud van de tenlastelegging

Aan verdachte is ten laste gelegd dat:
hij op of omstreeks 28 januari 2015 te Arnhem - in/uit een [bedrijf] gelegen en/of gevestigd aan de [adres 2] - met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening heeft weggenomen een portemonnee en/of een hoeveelheid geld en/of een Ipad (mini) en/of (een) sleutel(s) en/of een paspoort en/of één of meer mobiele telefoon(s), in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan [benadeelde], in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte, welke diefstal werd voorafgegaan en/of vergezeld en/of gevolgd van geweld en/of bedreiging met geweld tegen die [benadeelde], gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden en/of gemakkelijk te maken en/of om bij betrapping op heterdaad aan zichzelf hetzij de vlucht mogelijk te maken, hetzij het bezit van het gestolene te verzekeren, welk geweld en/of welke bedreiging met geweld hierin bestond(en) dat hij, verdachte,
- die massagesalon en/of dat pand is binnen gegaan en/of (vervolgens)
- die [benadeelde] (van achteren) heeft vastgepakt en/of (vervolgens) - de armen van die [benadeelde] op de rug heeft gedraaid en/of (vervolgens)
- die [benadeelde] de keel heeft dichtgedrukt, althans die [benadeelde] bij de keel heeft gepakt en/of gegrepen en/of (vervolgens)
- die [benadeelde] op bed heeft gegooid en/of (vervolgens)
- op de rug van die [benadeelde] (op de buik liggend) is gaan zitten en/of (vervolgens)
- de armen van die [benadeelde] (op haar rug) heeft vastgebonden en/of (vervolgens)
- de benen van die [benadeelde] heeft vastgebonden en/of (vervolgens)
- die [benadeelde] heeft geblinddoekt.
2. Overwegingen ten aanzien van het bewijs [1]
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gesteld dat wettig en overtuigend bewezen kan worden geacht dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan het tenlastegelegde, waarbij naar de mening van de officier van justitie ook het dichtdrukken dan wel pakken en/of grijpen van de keel kan worden bewezen.
Het standpunt van de verdediging
De verdediging heeft zich gerefereerd aan het oordeel van de rechtbank. Verdachte heeft ontkend dat hij de keel van aangeefster heeft dichtgedrukt dan wel haar bij de keel gepakt en/of gegrepen. Verder heeft verdachte ter terechtzitting zijn verklaring bij de politie - dat hij aangeefster wilde beroven - betwist. Ter terechtzitting heeft verdachte verklaard dat hij in principe voor een massage kwam.
Beoordeling door de rechtbank
Aangeefster [benadeelde] heeft verklaard dat zij 28 januari 2015 werkzaam was in haar [bedrijf] aan de [adres 2] in Arnhem. Omstreeks 16:00 uur kwam volgens aangeefster dezelfde man terug in de massagesalon. [2] Verdachte heeft bekend dat hij de man is geweest die in de middag van 28 januari 2015 twee keer de [bedrijf] is binnen gegaan. [3]
Vervolgens heeft aangeefster verklaard dat toen zij voor verdachte in de richting van de kassa liep, zij door verdachte van achteren werd vastgepakt aan haar beide armen. Haar armen werden achter op haar rug gedraaid. Op een gegeven moment pakte verdachte haar armen met één hand en haar keel met zijn andere hand vast. Haar keel werd daarbij dichtgedrukt. Verdachte vroeg op dat moment waar zij haar geld had liggen.
Vervolgens trok verdachte aangeefster één van de kamers in en heeft hij haar op het matras daar geworpen. Aangeefster heeft voorts verklaard dat zij op haar buik lag en voelde dat verdachte op haar rug ging zitten. Vervolgens heeft verdachte haar polsen op haar rug vastgebonden, haar geblinddoekt en haar voeten vastgebonden, waardoor zij zich niet meer kon bewegen. Vervolgens hoorde aangeefster dat verdachte op verschillende kamers aan het zoeken en het rommelen was. Nadat verdachte weg was, miste zij haar iPhone, iPad mini, Nokia 206, paspoort, geld en haar sleutels. [4]
De verklaring van aangeefster wordt grotendeels ondersteund door de verklaring van verdachte, die heeft bekend dat hij aangeefster heeft vastgepakt, haar op het matras heeft gelegd, op haar benen heeft gezeten, haar armen en voeten heeft vastgebonden en haar heeft geblinddoekt. Verdachte heeft verklaard dat hij vervolgens op zoek is gegaan naar geld en de massagesalon met een geldbedrag en goederen van aangeefster heeft verlaten. [5]
Bij de politie heeft verdachte verklaard dat hij aangeefster heeft vastgebonden en geblinddoekt om te voorkomen dat ze alarm zou slaan. Hij wilde haar van haar geld beroven en heeft verklaard dat hij niet de intentie had om gemasseerd te gaan worden. [6] Ter terechtzitting van 13 mei 2015 heeft verdachte verklaard dat de prijs voor een massage van een uur € 50,00 was en hij € 30,00 bij zich had. [7] Gelet op deze verklaring van verdachte bij de politie en de omstandigheid dat verdachte voor een tweede keer naar de salon is gegaan terwijl hij wist dat hij niet genoeg geld voor een massage had, acht de rechtbank de verklaring van verdachte ter terechtzitting dat hij in principe kwam voor een massage niet aannemelijk. De rechtbank acht, gelet op de verklaring van aangeefster in samenhang met de verklaring van verdachte, bewezen dat verdachte het geldbedrag en de goederen (met uitzondering van de portemonnee) met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening heeft weggenomen. Zij acht gelet op het voorgaande ook bewezen dat verdachte geweld en bedreiging met het geweld heeft ingezet ter vergemakkelijking van de diefstal.
Ten slotte staat ter discussie of dit geweld van verdachte – zoals aangeefster heeft verklaard – ook heeft bestaan uit het dichtdrukken van de keel van aangeefster dan wel het bij de keel pakken en/of grijpen. Uit het proces-verbaal van bevindingen volgt dat bij aangeefster onder meer lichte verwondingen aan de hals zijn geconstateerd. [8] Nu de verklaring van aangeefster op dit punt ook wordt ondersteund door de waargenomen verwondingen, acht de rechtbank ook bewezen dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan geweld door het dichtdrukken van de keel van aangeefster.

3.Bewezenverklaring

Naar het oordeel van de rechtbank is wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het tenlastegelegde heeft begaan, te weten dat:
hij op 28 januari 2015 te Arnhem - uit een [bedrijf] gelegen of gevestigd aan de [adres 2] - met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening heeft weggenomen een hoeveelheid geld, een Ipad mini, sleutels een paspoort en één of meer mobiele telefoons, toebehorende aan [benadeelde], welke diefstal werd voorafgegaan van en vergezeld met geweld en bedreiging met geweld tegen die [benadeelde], gepleegd met het oogmerk om die diefstal gemakkelijk te maken welk geweld en/of welke bedreiging met geweld hierin bestonden dat hij, verdachte,
- die massagesalon is binnen gegaan en vervolgens
- die [benadeelde] van achteren heeft vastgepakt en vervolgens
- de armen van die [benadeelde] op de rug heeft gedraaid en vervolgens
- die [benadeelde] de keel heeft dichtgedrukt, en vervolgens
- die [benadeelde] op bed heeft gegooid en vervolgens
- op de rug van die [benadeelde] op de buik liggend is gaan zitten en vervolgens
- de armen van die [benadeelde] op haar rug heeft vastgebonden en vervolgens
- de benen van die [benadeelde] heeft vastgebonden en
- die [benadeelde] heeft geblinddoekt.
Voor zover er in de tenlastelegging kennelijke taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn die fouten verbeterd. Verdachte is daardoor niet in zijn verdediging geschaad.
Wat meer of anders is ten laste gelegd dan hiervoor bewezen is verklaard, is niet bewezen.
Verdachte moet daarvan worden vrijgesproken.

4.De kwalificatie van het bewezenverklaarde

Het bewezenverklaarde levert op:
Diefstal, voorafgegaan van en vergezeld met geweld en bedreiging met geweld tegen personen, gepleegd met het oogmerk om die diefstal gemakkelijk te maken

5.De strafbaarheid van het feit

Het feit is strafbaar.

6.De strafbaarheid van de verdachte

Verdachte is strafbaar, nu geen omstandigheid is gebleken of aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluit.

7.Overwegingen ten aanzien van straf en/of maatregel

Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft geëist dat verdachte zal worden veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van vier jaren waarvan één jaar voorwaardelijk met een proeftijd van drie jaar. Daarbij heeft de officier van justitie gevorderd dat aan het voorwaardelijk deel de volgende bijzondere voorwaarden worden verbonden: een meldplicht, een ambulante behandelverplichting, de verplichting tot begeleid wonen, het meewerken aan diagnostiek en een vergoeding van de schade geschat op € 1.000,00. De officier van justitie heeft daarbij rekening gehouden met de ernst van het feit, waarbij verdachte voor een tweede keer naar de massagesalon is terug gegaan. Verder weegt de officier van justitie het strafblad van verdachte en het advies van de reclassering mee, waarbij onder meer een stok achter de deur van belang wordt geacht.
Het standpunt van de verdediging
De verdediging heeft aan de rechtbank verzocht om de straf voor een groter deel voorwaardelijk op te leggen en zich met name te richten op de verdere hulpverlening aan verdachte. Verder dient de schade van aangeefster naar de mening van de verdediging op hooguit € 500,00 te worden geschat. Verdachte heeft verklaard dat hij voorheen een uitkering ontving en onder bewind is gesteld. Verdachte is bereid de schadevergoeding te betalen, echter heeft verklaard hier niet direct toe in staat te zijn.
Beoordeling door de rechtbank
De rechtbank heeft bij de bepaling van de op te leggen straf gelet op de aard en de ernst van hetgeen bewezen is verklaard, de omstandigheden waaronder dit is begaan, mede gelet op de persoon en de omstandigheden van de verdachte zoals van een en ander bij het onderzoek ter terechtzitting is gebleken, waarbij onder meer is gelet op:
- het uittreksel uit het algemeen documentatieregister, gedateerd 5 februari 2015;
- een voorlichtingsrapportage van Leger des Heils Jeugdbescherming & Reclassering, gedateerd 21 april 2015.
Aangeefster is toen zij alleen aan het werk was overvallen in haar massagesalon. Verdachte heeft haar van achteren overmeesterd, haar keel dicht gedrukt en haar in een kamer op het matras gegooid. Vervolgens is aangeefster vastgebonden en geblinddoekt, waardoor zij zich niet meer kon bewegen en ook niet meer kon zien wat er gebeurde. Aangeefster moet tijdens de ongeveer elf minuten durende overval doodsangst hebben uitgestaan voor wat verdachte haar mogelijk zou kunnen aandoen. Door haar vast te binden en te blinddoeken heeft verdachte ervoor gezorgd dat aangeefster geen alarm kon inschakelen en hij zelf vrij spel had. Verder is verdachte voor een tweede keer teruggegaan naar de salon van aangeefster, nu zij daar alleen aan het werk was met als doel om aangeefster te beroven, hetgeen naar het oordeel van de rechtbank duidt op een berekenende werkwijze.
Verder weegt de rechtbank mee dat verdachte eerder is veroordeeld voor vermogensdelicten. Met betrekking tot geweldsdelicten is verdachte ‘slechts’ eenmaal in 2008 veroordeeld voor openlijk geweld.
Uit de reclasseringsrapportage volgt dat verdachte een gokverslaving heeft en in verband met financiële problemen onder bewind is gesteld. De financiële problematiek heeft ook aan dit feit ten grondslag gelegen. Verder worden aanwijzingen gezien voor gedragsproblemen, zoals bijvoorbeeld antisociale trekken. Zolang er niets aan de omstandigheden en gokverslaving verandert, schat de reclassering de kans op herhaling hoog in. Gelet op al deze omstandigheden en de omstandigheid dat verdachte gemotiveerd is om aan verdere begeleiding, diagnostiek en behandeling mee te werken, acht de rechtbank een gedeeltelijke voorwaardelijke straf met daarbij een stevige stok achter de deur passend en geboden.
Zij zal aan verdachte een gevangenisstraf opleggen voor de duur van drie jaren waarvan één jaar voorwaardelijk met een proeftijd van drie jaren. Aan dit voorwaardelijk deel zal de rechtbank de volgende bijzondere voorwaarden verbinden: de meldplicht, een ambulante behandelverplichting, een opname in een instelling voor begeleid wonen of maatschappelijke opvang en het meewerken aan verdere diagnostiek.
7A. De beoordeling van de civiele vordering(en), alsmede de gevorderde oplegging van de schadevergoedingsmaatregel
Na sluiting van het onderzoek ter zitting van 13 mei 2015, is bij de rechtbank een brief binnen gekomen van mr Schouten namens aangeefster, waarin wordt gesteld dat aangeefster zich als benadeelde partij in het geding had willen voegen. Zij is echter door slachtofferhulp niet op de hoogte gesteld van de datum van de terechtzitting. De rechtbank acht zulks aannemelijk, gezien het ontbreken van schriftelijke stukken dienaangaande in het dossier. De rechtbank heeft daarom het onderzoek heropend teneinde de benadeelde partij in de gelegenheid te stellen alsnog een vordering tot schadevergoeding in te dienen. Ter nadere zitting is daartegen van de zijde van de verdediging geen bezwaar gemaakt.
Hoewel de vordering niet tijdig, dat wil zeggen overeenkomstig artikel 51g Sv vóór de terechtzitting dan wel ter terechtzitting vóór het requisitoir van de officier van justitie is ingediend, zal de rechtbank de vordering toch in behandeling nemen. De strekking van dit voorschrift is te verzekeren dat de verdediging zich kan verweren tegen de vordering en niet wordt overvallen door indiening op het laatste moment. Aan die strekking is voldaan nu de vordering na de eerste zitting en voorafgaande aan de tweede zitting aan de raadsman is toegezonden en de verdediging daarmee de gelegenheid is geboden zich te verweren tegen de vordering. Niet-ontvankelijkverklaring van de vordering als gevolg van het (door de overheid in de hand gewerkte) verzuim deze tijdig in te dienen, zou ertoe leiden dat de benadeelde partij zich tot de civiele rechter moet wenden en verstoken blijft van belangrijke voordelen van de behandeling van de vordering in het strafgeding. Zij zou zelf moeten procederen en het toegewezen bedrag zelf moeten incasseren, terwijl, indien de strafrechter de vordering toewijst en de schadevergoedingsmaatregel oplegt, de overheid dit ter hand neemt en bij gebleken betalingsonmacht een voorschot kan toekennen.
De benadeelde partij [benadeelde] heeft zich in het strafproces gevoegd ter verkrijging van schadevergoeding ter zake van het bewezenverklaarde feit. Gevorderd wordt een bedrag van € 13.349,61.
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft verzocht de vordering toe te wijzen, met toepassing van de schadevergoedingsmaatregel ex artikel 36f Sr.
Het standpunt van de verdediging
De verdediging acht het bedrag van € 200,- (gestolen geld) toewijsbaar. Ten aanzien van het eigen risico voert de verdediging aan dat benadeelde partij mogelijk op een later moment in het jaar om andere redenen haar eigen risico opmaakt waardoor deze kosten slechts voor de helft toewijsbaar is. Ten aanzien van de gederfde inkomsten voert de verdediging aan dat de hoogte van deze kosten niet is onderbouwd. Ten aanzien van de huurkosten voert de verdediging aan dat deze kosten geen rechtstreekse schade zijn en niet voorzienbaar zijn. Ten aanzien van de gevorderde immateriële schade refereert de verdediging zich aan het oordeel van de rechtbank.
Beoordeling van de rechtbank
Naar het oordeel van de rechtbank is, op grond van de gebezigde bewijsmiddelen en hetgeen verder ter terechtzitting met betrekking tot de vordering is gebleken, komen vast te staan dat de benadeelde partij [benadeelde] als gevolg van het bewezen verklaarde schade heeft geleden, waarvoor verdachte naar burgerlijk recht aansprakelijk is. De vordering zal per schadepost worden besproken.
Contant geld
De hoogte van het geld bedrag dat is weggenomen (zijnde € 200,-), is niet betwist. De rechtbank zal om die reden deze kosten toewijzen.
Eigen risico
Als gevolg van het bewezenverklaarde heeft benadeelde partij psychotherapie gevolgd. Hiervoor heeft benadeelde partij haar eigen risico ter hoogte van € 360,- verbruikt. Dit bedrag staat in rechtstreeks verband met het tenlastegelegde en komt voor volledige vergoeding in aanmerking. Het feit is gepleegd op 28 januari 2015 en niet gebleken is dat de benadeelde partij in de voorafgaande dagen medische zorg heeft gehad die eveneens heeft geleid tot het in rekening brengen van het eigen risico.
Gederfde inkomsten
De benadeelde partij heeft van februari 2015 tot en met mei 2014 niet kunnen werken. Dit heeft een netto inkomensverlies van in totaal € 2.400,- tot gevolg gehad. De periode wordt niet door de verdediging betwist. De rechtbank merkt op dat de omvang niet is onderbouwd met stukken. De rechtbank acht echter de hoogte van de maandelijkse inkomsten aannemelijk en ziet geen reden hieraan te twijfelen nu dit een laag inkomen (onder de bijstandsnorm) betreft. De rechtbank acht deze kosten dan ook toewijsbaar.
Huurkosten
De benadeelde partij heeft gesteld dat zij, als gevolg van de traumatiserende overval waarbij zij op haar werkplek is bedreigd, gekneveld en een doek over haar hoofd heeft gekregen, niet meer in staat is haar werkzaamheden te hervatten. Zij heeft echter de bedrijfsruimte gehuurd (voor € 1.146,39 per maand) voor een periode van vijf jaren, eindigend op 28 februari 2017, zonder een te realiseren mogelijkheid van tussentijdse opzegging. Uit de overgelegde correspondentie blijkt dat de verhuurder lange tijd niet genegen was in te stemmen met beëindiging met wederzijds goedvinden. Uiteindelijk heeft de verhuurder een aanbod gedaan de huurovereenkomst te beëindigen per 1 juni 2015, mits de benadeelde partij afstand doet van de bankgarantie ad € 3.213,- en een afkoopsom van € 10.000 voldoet ter finale kwijting.
Thans wordt gevorderd de huurkosten voor vijf maanden (februari t/m mei) alsmede de vervallen borg, tezamen € 8.944,95
De vraag is of deze kosten een direct gevolg zijn van het onrechtmatig handelen van verdachte. De benadeelde partij heeft deze investering (het huurcontract en de maandelijkse huurpenningen) gedaan in de verwachting hieruit omzet te kunnen halen waarmee de investering kon worden terugverdiend en een klein inkomen kon worden verkregen. Door het onrechtmatig handelen van verdachte loopt zij omzet mis waaruit voorheen de huur werd betaald. Dat de benadeelde partij haar werkzaamheden niet kan voortzetten, is een gevolg dat aan verdachte kan worden toegerekend. Zij heeft uitgaven gedaan c.q. de verplichting tot toekomstige uitgaven op zich genomen, ter verkrijging van de mogelijkheid omzet te maken, welke mogelijkheid haar nu is ontnomen. In het voetspoor van HR 28 januari 2005, NJ 2008/55; LJN AR6460 (Burger/Brouwer Motor BV), acht de rechtbank de vordering toewijsbaar.
Bovengenoemde materiële kosten acht de rechtbank toewijsbaar. Zij zal de civiele vordering tot een bedrag van € 11.904,95 toewijzen, waarbij de omvang van de schade op basis van de overlegde stukken op dat bedrag is begroot.
Immateriële schade
Voorts is aan de benadeelde partij door het bewezenverklaarde strafbare feit rechtstreeks nadeel toegebracht dat niet in vermogensschade bestaat. Dit is aan verdachte toe te rekenen. Aan de wettelijke vereisten, waaronder die genoemd in artikel 6:106 van het Burgerlijk Wetboek, is voldaan. De vordering ter hoogte van € 1.000,- is voor toewijzing vatbaar, nu het gevorderde bedrag billijk is gelet op de aard van het misdrijf en de gevolgen ervan voor de benadeelde partij.
Ter meerdere zekerheid voor daadwerkelijke betaling aan de benadeelde partij, zal de rechtbank tevens de schadevergoedingsmaatregel opleggen. De gevorderde en toegewezen rente/vergoeding voor proceskosten, zijn daar niet bij inbegrepen.
De gevorderde wettelijke rente is toewijsbaar vanaf 28 januari 2015.
Kosten voor rechtsbijstand
De benadeelde partij vordert tevens vergoeding van de rechtsbijstandskosten die zij heeft gemaakt ter verkrijging van schadevergoeding in de onderhavige strafprocedure. De advocaat van de benadeelde partij heeft daarbij een declaratie van € 444,66 overgelegd. De rechtbank overweegt dat in strafzaken doorgaans wordt uitgegaan van het liquidatietarief (in dit geval voor kantonzaken). Hantering van dit tarief zou neerkomen op een bedrag van € 500,-. De kosten die zijn gevorderd acht de rechtbank daarom redelijk en toewijsbaar.

8.De toegepaste wettelijke bepalingen

De beslissing is gegrond op de artikelen 10, 14a, 14b, 14c, 14d, 24c, 27, 36f, 310 en 312 van het Wetboek van Strafrecht.

9.De beslissing

De rechtbank:
 verklaart bewezen dat verdachte het tenlastegelegde, zoals vermeld onder punt 3, heeft begaan;
 verklaart niet bewezen hetgeen verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven bewezen is verklaard en spreekt verdachte daarvan vrij;
 verstaat dat het aldus bewezenverklaarde oplevert het strafbare feit zoals vermeld onder punt 4;
 verklaart verdachte hiervoor strafbaar;
 veroordeelt verdachte wegens het bewezenverklaarde tot
 een
gevangenisstrafvoor de duur van
3 (drie) jaren;
 bepaalt, dat een gedeelte van de gevangenisstraf groot
één (1) jaar niet ten uitvoer zal worden gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten, wegens niet nakoming van na te melden voorwaarde(n) voor het einde van de proeftijd die op drie jaren wordt bepaald;
 de algemene voorwaarden dat de veroordeelde:
1. zich voor het einde daarvan niet zal schuldig maken aan een strafbaar feit;
2. ten behoeve van het vaststellen van zijn identiteit zijn medewerking zal verlenen aan het nemen van een of meer vingerafdrukken of een identiteitsbewijs als bedoeld in artikel 1 Wet op de identificatieplicht ter inzage zal aanbieden;
3. zijn medewerking zal verlenen aan het door de reclassering te houden toezicht, bedoeld in artikel 14d, tweede lid, van het Wetboek van Strafrecht, de medewerking aan huisbezoeken daaronder begrepen;
 de bijzondere voorwaarde(n) dat de veroordeelde:
4.zich uiterlijk binnen 14 werkdagen na invrijheidsstelling zal melden bij de reclassering en zich gedurende de proeftijd bij de reclassering zal blijven melden, zo frequent en zolang de reclassering dat noodzakelijk acht;
5.zich gedurende de proeftijd onder behandeling zal stellen van een ambulante forensische zorginstelling ter beoordeling van de reclassering op de tijden en plaatsen als door of namens die zorginstelling aan te geven, teneinde zich te laten behandelen voor gedragsproblematiek en/of verslavingsproblematiek. Dit geldt indien en zolang de reclassering dit noodzakelijk acht, waarbij de veroordeelde ook verplicht is zich te houden aan de aanwijzingen die hem in het kader van die behandeling door of namens de instelling/behandelaar zullen worden gegeven;
6.gedurende de proeftijd zal verblijven in een instelling voor begeleid wonen of maatschappelijke opvang, te weten RIBW 24-uurszorg of een soortgelijke instelling ter beoordeling van de reclassering. Daarbij zal veroordeelde zich houden aan het (dag-)programma dat deze instelling in overleg met de reclassering heeft opgesteld. Dit geldt zolang de reclassering dit noodzakelijk acht;
7.verplicht is om mee te werken aan nader diagnostisch onderzoek bij een ambulante forensische setting in verband met mogelijke gedragsproblematiek, indien dit door de reclassering noodzakelijk wordt geacht.
- Geeft opdracht aan de reclassering tot het houden van toezicht op de naleving van voormelde bijzondere voorwaarde(n) en de veroordeelde ten behoeve daarvan te begeleiden (artikel 14d, tweede lid, van het Wetboek van Strafrecht).
 beveelt dat de tijd, door veroordeelde vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en voorlopige hechtenis doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf in mindering zal worden gebracht.
De beslissing op de vordering van de benadeelde partij [benadeelde].
Wijst de vordering van de benadeelde partij toe.
- Veroordeelt de veroordeelde tegen kwijting aan [benadeelde], te betalen € 12.904,95 (twaalfduizend negenhonderdvier euro en vijfennegentig cent) vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 28 januari 2015 tot aan de dag der algehele voldoening.
- Veroordeelt de veroordeelde tevens in de kosten door de benadeelde partij gemaakt, tot op heden vooralsnog begroot op € 444,66 (vierhonderdvierenveertig euro en zesenzestig cent) en in de kosten ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog te maken.
Maatregel van schadevergoeding
- Legt op aan veroordeelde de verplichting aan de Staat ten behoeve van het slachtoffer aan [benadeelde], te betalen € 12.904,95 (twaalfduizend negenhonderdvier euro en vijfennegentig cent) vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 28 januari 2015 tot aan de dag der algehele voldoening, bij gebreke van volledige betaling en volledig verhaal van de hoofdsom te vervangen door hechtenis voor de duur van 99 dagen, met dien verstande dat de toepassing van de vervangende hechtenis de hiervoor opgelegde verplichting niet opheft.
- Bepaalt daarbij dat voldoening van de ene betalingsverplichting de andere doet vervallen.
Dit vonnis is gegeven door mr. F.J.H. Hovens (voorzitter), mr. H.P.M. Kester-Bik en mr. M.G.J. Post, rechters, in tegenwoordigheid van mr. M.G.A. Luijckx, griffier, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van deze rechtbank op 24 juni 2015.

Voetnoten

1.Het bewijs is terug te vinden in het in de wettelijke vorm door verbalisanten van de politie Oost Nederland, district Gelderland-Midden, opgemaakte proces-verbaal, dossiernummer 2015048466, gesloten op 5 februari 2015 en in de bijbehorende in wettelijke vorm opgemaakte processen-verbaal en overige schriftelijke bescheiden, tenzij anders vermeld. De vindplaatsvermeldingen verwijzen naar de pagina’s van het ongenummerde dossier.
2.Het proces-verbaal van aangifte, blad 1 en 2.
3.De verklaring van verdachte ter terechtzitting van 13 mei 2015.
4.Het proces-verbaal van aangifte, blad 2-3.
5.De verklaring van verdachte ter terechtzitting van 13 mei 2015.
6.Het proces-verbaal van verhoor verdachte d.d. 4 februari 2015, blad 4 en het proces-verbaal verhoor verdachte d.d. 5 februari 2015, blad 3.
7.De verklaring van verdachte ter terechtzitting van 13 mei 2015.
8.Het proces-verbaal van bevindingen d.d. 28 januari 2015, blad 2.