ECLI:NL:RBGEL:2015:3993

Rechtbank Gelderland

Datum uitspraak
18 juni 2015
Publicatiedatum
18 juni 2015
Zaaknummer
05/980505-09
Instantie
Rechtbank Gelderland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling van zes mannen voor merkvervalsing en accijnsontduiking door import van namaaksigaretten en -kleding

Op 18 juni 2015 heeft de Rechtbank Gelderland, locatie Arnhem, uitspraak gedaan in de zaak tegen zes mannen die betrokken waren bij de import van namaaksigaretten en merkvervalste kleding. De rechtbank heeft de mannen veroordeeld tot gevangenisstraffen variërend van 9 tot 27 maanden. De veroordelingen waren het gevolg van het importeren van respectievelijk 1 of 2 containers met namaak Marlboro sigaretten en merkvervalste kleding. De rechtbank heeft vastgesteld dat de gevangenisstraffen met 25% zijn verminderd vanwege aanzienlijke overschrijding van de redelijke termijn. De mannen werden vrijgesproken van deelname aan een criminele organisatie, omdat de rechtbank onvoldoende bewijs vond voor een duurzaam samenwerkingsverband.

De tenlastelegging omvatte onder andere het opzettelijk voorhanden hebben van accijnsgoederen die niet overeenkomstig de Wet op de accijns in de heffing waren betrokken, alsook het gebruik van valse accijnszegels en merkvervalsing. De rechtbank heeft de verklaringen van getuigen en de resultaten van het onderzoek door de FIOD-ECD in overweging genomen. De rechtbank oordeelde dat de verdachte zich schuldig had gemaakt aan de tenlastegelegde feiten, met uitzondering van de feiten die betrekking hadden op de criminele organisatie.

De rechtbank heeft bij de strafoplegging rekening gehouden met de ernst van de feiten, de betrokkenheid van de verdachte bij de smokkel van een grote hoeveelheid namaaksigaretten en de gevolgen voor de fiscus en de merkhouder, Philip Morris. De rechtbank heeft uiteindelijk een onvoorwaardelijke gevangenisstraf van 27 maanden opgelegd, met verbeurdverklaring van een in beslag genomen geldbedrag van € 12.015.

Uitspraak

RECHTBANK GELDERLAND
Team strafrecht
Zittingsplaats Arnhem
Parketnummer : 05/980505-09
Datum uitspraak : 18 juni 2015
Tegenspraak
vonnis van de meervoudige kamer
in de zaak van
de officier van justitie bij het arrondissementsparket Oost-Nederland
tegen
[verdachte]
geboren op [geboortedatum], wonende te [adres 1]
raadsman : mr. F.H.J. van Gaal, advocaat te Wijchen.
Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzittingen van 2 december 2010 en 20 mei 2015.

1.De inhoud van de tenlastelegging

Aan verdachte is ten laste gelegd dat:
1.
hij op of omstreeks 14 juli 2008 te Nijmegen, althans in Nederland, tezamen en in vereniging met (een) ander(en), althans alleen, opzettelijk (een) accijnsgoed(eren), te weten circa 9.044.380 sigaretten, althans een hoeveelheid sigaretten, voorhanden heeft gehad, dat/die niet overeenkomstig de bepalingen van de Wet op de accijns in de heffing was/waren betrokken;
2.
hij op één of meer tijdstip(pen) in de periode van 1 mei 2008 tot en met 14 juli 2008 te Nijmegen en/of Tilburg, althans in Nederland en/of te Zeebrugge en/of Antwerpen, althans in België, tezamen en in vereniging met (een) ander(en), althans alleen, opzettelijk valse en/of vervalste en/of wederrechtelijk vervaardigde zegels zoals bedoeld in artikel 216 Wetboek van Strafrecht, te weten één of meer accijnszegel(s) en/of de voorwerpen waaraan zij wederrechtelijk verbonden waren, te weten één of meer sigarettenpakje(s) voorzien van de merknaam Marlboro, heeft afgeleverd en/of ten verkoop in voorraad heeft gehad en/of
binnen het Rijk in Europa heeft ingevoerd, als waren voornoemde accijnszegel(s) echt en onvervalst en/of niet wederrechtelijk vervaardigd en/of wederrechtelijk aan voornoemde sigarettenpakje(s) verbonden;
3.
hij op of omstreeks 14 juli 2008 te Nijmegen, althans in Nederland, tezamen en
in vereniging met (een) ander(en), althans alleen, opzettelijk,
a. a) valse, vervalste of wederrechtelijk vervaardigde merken, en/of
b) waren, die zelf of op hun verpakking valselijk zijn voorzien van de
handelsnaam van een ander of van het merk waarop een ander recht had, en/of
c) waren, die ter aanduiding van herkomst, valselijk van de naam van een
bepaalde plaats, met bijvoeging van een verdichte handelsnaam, waren voorzien,
en/of
d) waren, waarop of op de verpakking waarvan een handelsnaam van een ander of
een merk waarop een ander recht heeft, zij het dan ook met een geringe
afwijking, is nagebootst en/of
e) waren of onderdelen daarvan die valselijk hetzelfde uiterlijk vertonen als
een tekening of model waarop een ander recht had, dan wel daarmede slechts
ondergeschikte verschillen vertonen,
te weten één of meer sigaret(ten) en/of één of meer sigarettenpakje(s)
(telkens) voorzien van de merknaam Marlboro, heeft ingevoerd en/of doorgevoerd en/of uitgevoerd en/of verkocht en/of te koop heeft aangeboden en/of heeft afgeleverd en/of uitgedeeld en/of in voorraad heeft gehad;
4.
hij in of omstreeks de periode van 1 mei 2008 tot en met 14 juli 2008 te Nijmegen en/of Tilburg, althans in Nederland en/of te Antwerpen, althans in België, tezamen en in vereniging met (een) ander(en), althans alleen, opzettelijk heeft deelgenomen aan een organisatie, te weten een organisatieverband bestaande uit [medeverdachte 1] en/of [medeverdachte 2] en/of [betrokkene 1] en/of [betrokkene 2], welke organisatie tot oogmerk had het plegen van - sigarettensmokkel (artikel 97 jo 5 Wet op de accijns) en/of - zegelvervalsing (artikel 220 jo 216 Wetboek van Strafrecht) en/of - merkvervalsing (artikel 337 Wetboek van Strafrecht en/of - witwassen (artikel 420bis Wetboek van Strafrecht) althans het plegen van misdrijven
5.
hij op of omstreeks 27 maart 2009, te Nunhem in de gemeente Leudal, althans in Nederland, tezamen en in vereniging met (een) ander(en), althans alleen, opzettelijk (een)
accijnsgoed(eren), te weten circa 10.343.600 sigaretten, althans een hoeveelheid sigaretten,
voorhanden heeft gehad, dat/die niet overeenkomstig de bepalingen van de Wet
op de accijns in de heffing was/waren betrokken;
6.
hij op één of meer tijdstip(pen) in de periode van 1 maart 2009 tot en met 27 maart 2009 te Nunhem in de gemeente Leudal, althans in Nederland en/of te Antwerpen, althans in België, tezamen en in vereniging met (een) ander(en), althans alleen,
opzettelijk valse en/of vervalste en/of wederrechtelijk vervaardigde zegels zoals bedoeld in artikel 216 Wetboek van Strafrecht, te weten één of meer accijnszegel(s) en/of de voorwerpen waaraan zij wederrechtelijk verbonden waren, te weten één of meer sigarettenpakje(s) voorzien van de merknaam Marlboro, heeft afgeleverd en/of ten verkoop in voorraad heeft gehad en/of
binnen het Rijk in Europa heeft ingevoerd, als waren voornoemde accijnszegel(s) echt en onvervalst en/of niet wederrechtelijk vervaardigd en/of wederrechtelijk aan voornoemde sigarettenpakje(s) verbonden;
7.
hij op of omstreeks 27 maart 2009 te Nunhem in de gemeente Leudal, althans in Nederland, tezamen en in vereniging met (een) ander(en), althans alleen, opzettelijk,
a. valse, vervalste of wederrechtelijk vervaardigde merken, en/of
b. waren, die zelf of op hun verpakking valselijk zijn voorzien van de
handelsnaam van een ander of van het merk waarop een ander recht had, en/of
c. waren, die ter aanduiding van herkomst, valselijk van de naam van een
bepaalde plaats, met bijvoeging van een verdichte handelsnaam, zijn voorzien
en/of
d. waren, waarop of op de verpakking waarvan een handelsnaam van een ander of
een merk waarop een ander recht heeft, zij het dan ook met een geringe
afwijking, is nagebootst en/of
e. waren of onderdelen daarvan die valselijk hetzelfde uiterlijk vertonen als
een tekening of model waarop een ander recht had, dan wel daarmede slechts
ondergeschikte verschillen vertonen,
te weten één of meer sigaret(ten) en/of één of meer sigarettenpakje(s) (telkens) voorzien van de merknaam Marlboro heeft ingevoerd en/of doorgevoerd en/of uitgevoerd en/of verkocht en/of
te koop heeft aangeboden en/of heeft afgeleverd en/of uitgedeeld en/of in voorraad heeft gehad,
8.
hij op één of meer tijdstip(pen) in de periode van 1 januari 2008 tot en met 28 maart 2009 te Beuningen, althans in Nederland, opzettelijk,
a. valse, vervalste of wederrechtelijk vervaardigde merken, en/of
b. waren, die zelf of op hun verpakking valselijk zijn voorzien van de
handelsnaam van een ander of van het merk waarop een ander recht had, en/of
c. waren, die ter aanduiding van herkomst, valselijk van de naam van een
bepaalde plaats, met bijvoeging van een verdichte handelsnaam, zijn voorzien
en/of
d. waren, waarop of op de verpakking waarvan een handelsnaam van een ander of
een merk waarop een ander recht heeft, zij het dan ook met een geringe
afwijking, is nagebootst en/of
e. waren of onderdelen daarvan die valselijk hetzelfde uiterlijk vertonen als een tekening of model waarop een ander recht had, dan wel daarmede slechts ondergeschikte verschillen vertonen,te weten
-broeken voorzien van het merk G-star en/of
-trainingspakken voorzien van het merk Adidas en/of
-overhemden voorzien van het merk Lacoste en/of
-een poloshirt voorzien van het merk Lacoste en/of
-een poloshirt voorzien van het merk Ralph Lauren en/of
-een spijkerbroek voorzien van het merk Replay en/of
-shirts voorzien van het merk Nike en/of
-parfum(flesjes) voorzien van het/de merk(en) Lacoste en/of Christian Dior
en/of Armani en/of Chanel en/of Gucci en/of
-een of meer andere textielgoed(eren) en/of parfumfles(jes) (D-108)
heeft ingevoerd en/of heeft doorgevoerd en/of heeft uitgevoerd en/of heeft
verkocht en/of te koop heeft aangeboden en/of heeft afgeleverd en/of heeft
uitgedeeld en/of in voorraad heeft gehad,
terwijl hij, verdachte van het plegen van voornoemd(e) misdrijf/misdrijven
zijn beroep heeft gemaakt en/of vorenbedoelde handeling(en) als bedrijf heeft
uitgeoefend;
9.
hij in of omstreeks de periode van 1 maart 2009 tot en met 27 maart 2009 te Nunhem in de gemeente Leudal en/of te Venlo, althans in Nederland en/of te Antwerpen, althans in België, tezamen en in vereniging met (een) ander(en), althans alleen, opzettelijk heeft deelgenomen aan een organisatie, te weten een organisatieverband bestaande uit [medeverdachte 4] en/of C.A. [medeverdachte 3]
en/of [betrokkene 3] en/of [medeverdachte 5], welke organisatie tot oogmerk had het plegen van
- sigarettensmokkel (artikel 97 jo 5 Wet op de accijns) en/of
- zegelvervalsing (artikel 220 jo 216 Wetboek van Strafrecht) en/of
- merkvervalsing (artikel 337 Wetboek van Strafrecht en/of
- witwassen (artikel 420bis Wetboek van Strafrecht)
althans het plegen van misdrijven
Voor zover er in de tenlastelegging kennelijke taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn die fouten verbeterd. Verdachte is daardoor niet in zijn verdediging geschaad.
2. Overwegingen ten aanzien van het bewijs [1]
Ten aanzien van de feiten 1, 2, 3 en 4
De feiten
Op grond van de bewijsmiddelen wordt het volgende, dat verder ook niet ter discussie staat, vastgesteld.
Op 3 juli 2008 heeft de Belgische douane in Zeebrugge in een container met DVD-doosjes een hoeveelheid sigaretten aangetroffen. De container was afkomstig uit China en de haven van bestemming was Antwerpen. De notify party was [bedrijfsnaam 1] uit Antwerpen (contactpersoon [betrokkene 4]) en de consignee (ontvanger) van de lading was het bedrijf [bedrijfsnaam 2], gevestigd op het adres [adres 2]. [2] Op 14 juli 2008 is de container vervoerd naar het afleveradres [adres 3]. Een gedeelte van de lading is in een loods op dat adres door meerdere personen uitgeladen onder wie medeverdachte [medeverdachte 2] en daarna overgeladen op een vrachtauto, die door medeverdachte [medeverdachte 1] naar de loods was gereden. De politie heeft in de loods en genoemde vrachtauto 991 dozen met 50 sloffen sigaretten per doos (dus 49.550 sloffen) met in totaal 9.044.380 stuks sigaretten aangetroffen in verpakking voorzien van de merknaam Marlboro en van het beeldmerk van Marlboro. Op het T1 document stond dat in de container DVD-doosjes en andere kunststof artikelen zaten. Tussen het vertrek van de container naar Nijmegen en het lossen van de container heeft geen enkel contact plaatsgevonden met de Nederlandse douane. [3] De accijnszegels op de verpakkingen van de sigaretten waren vals. De accijnszegels zijn niet bedrukt in de gebruikelijke druktechniek en echtheidskenmerken zijn niet aanwezig. [4] De sigaretten waren niet geproduceerd door of met toestemming van Philip Morris, de merkhouder van de merknaam en het beeldmerk van Marlboro, noch heeft Philip Morris toestemming gegeven voor het gebruik van haar merk en merknaam. [5]
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gesteld dat wettig en overtuigend bewezen kan worden geacht dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan de tenlastegelegde feiten onder 1 tot en met 4.
Het standpunt van de verdediging
De verdediging heeft vrijspraak bepleit voor de feiten 1 tot en met 4. Volgens de verdediging blijkt uit het dossier niet dat verdachte betrokken is geweest bij dit sigarettentransport.
Beoordeling door de rechtbank
Ten aanzien van de feiten 1, 2 en 3
Uit de verklaring van [betrokkene 2] is - samengevat - het volgende van belang:
[betrokkene 2] was verhurend makelaar voor het pand [adres 2]. [medeverdachte 1] kwam met [medeverdachte 3] als huurder van het pand. In het pand zou een bedrijf worden gevestigd waarvan [medeverdachte 3] bedrijfsleider zou worden. Het was de bedoeling dat er met dit bedrijf allerlei spullen uit China werden geïmporteerd. [betrokkene 2] was met [medeverdachte 3] bij het bedrijf [bedrijfsnaam] geweest om het bedrijf [bedrijfsnaam 3] aan te schaffen. Met het bedrijf [bedrijfsnaam 3] probeerden [medeverdachte 1] en [betrokkene 1] goederen te verkopen. [6] Over de oprichting van [bedrijfsnaam 4] heeft [betrokkene 2] het volgende verklaard. Er was een keer een bespreking in Tilburg waarbij naast [betrokkene 2] aanwezig waren [medeverdachte 1], [betrokkene 1], [verdachte] en [medeverdachte 2]. Het was in feite een gesprek tussen [medeverdachte 1] en [betrokkene 1] aan de ene kant en [verdachte] en [medeverdachte 2] aan de andere kant. De dinsdag erna werd [betrokkene 2] door [betrokkene 1] gebeld voor een afspraak. De vraag aan [betrokkene 2] was hoe lang het zou duren om nog een andere limited te regelen om zaken te kunnen doen met [verdachte] en [medeverdachte 2]. [betrokkene 2] heeft een ltd. geregeld die [bedrijfsnaam 4] heette. Op verzoek van [medeverdachte 1] en [betrokkene 1] heeft [betrokkene 2] [bedrijfsnaam 4] ingeschreven bij de KvK. [7] Een dag later heeft [betrokkene 2] voor [medeverdachte 1] en [betrokkene 1] een mail beantwoord van een transporteur uit Antwerpen, hij dacht [bedrijfsnaam 1], over een container uit China en waar deze moest worden geleverd. [betrokkene 2] kreeg toen een briefje met een adres in Nijmegen. [betrokkene 2] heeft in Antwerpen de kosten voor de container betaald aan de balie van [bedrijfsnaam 1]. [medeverdachte 1] en [betrokkene 1] hebben aan [betrokkene 2] gevraagd of deze twee vrachtwagens voor ze kon huren. [8]
Voorts is bij de doorzoeking in het pand van [bedrijfsnaam 3]/[bedrijfsnaam 4] in Tilburg een met de hand geschreven blad (D-035) gevonden met daarop een kostenberekening. [9]
Het NFI heeft geconcludeerd dat blad D-035 waarschijnlijk is geschreven door [medeverdachte 2]. [10] Daarnaast heeft The Maastricht Forensic Institute geconcludeerd dat [medeverdachte 2] met zeer hoge waarschijnlijkheid één van de schrijvers van het stuk is. [11] Op grond van deze rapporten stelt de rechtbank vast dat het blad D-035 van de hand van [medeverdachte 2] is.
De verdediging heeft gesteld dat D-035 dient te worden uitgesloten van het bewijs omdat bij de doorzoeking in het pand van [betrokkene 2] niet het optreden van een rechter-commissaris is afgewacht dan wel de situatie is bevroren. Hierdoor is door de verbalisanten onvoldoende specifiek beschreven wat zij bij de doorzoeking hebben aangetroffen en waar.
De rechtbank verwerpt dit verweer. Uit het ambtsedig stamproces-verbaal blijkt dat het stuk is aangetroffen bij de zoeking op het adres [adres 2]. Dit is op de beslaglijst AH-011/1 genoteerd als ‘diverse bescheiden’. Daarmee is naar het oordeel van de rechtbank de vindplaats van het blad D-035 voldoende gedocumenteerd en te herleiden.
Voor het overige geldt dat, indien er al sprake van een vormverzuim bij de doorzoeking, dit verzuim jegens de feitelijke gebruiker van het pand zou zijn gepleegd zodat verdachte er niet door in zijn belang is getroffen.
Op blad D-035 staan onder meer de volgende gegevens geschreven:
  • 1000 dozen x 50 = 50.000 st. 88E = 88.000 euro + 16.500 euro China
  • Ons contact 1 euro per slof = 50.000 euro.
  • Binnentrekken voor ons zelf = 50.000 euro.
  • Totale kosten […] 205.000 euro. 205.000 euro : 50.000 st = 4.10 euro p/st
  • 4,10 euro per slof
  • Nog betalen 78.000 E China
Het blad D-035 bevat verder een uitsplitsing onder het kopje “van te voren risico en betaling”, waarbij de “nog te betalen 78.000 E China" wordt verdeeld tussen “(voorletters verdachte/medeverdachte verwijderd) en onder “Binnenkomst” “85.000 E : 2 = 42.500 CJ / 42.500 WB”.
Gelet het feit dat blad D-035 door [medeverdachte 2] is geschreven en gelet op hetgeen [betrokkene 2] heeft verklaard over de verhoudingen binnen [bedrijfsnaam 3]/[bedrijfsnaam 4] kan het niet anders zijn dan dat de letters (verdachte/ medeverdachte)Uit de vermeldingen “4,10 euro per slof” en “ons contact 1 euro per slof = 50.000 euro” leidt de rechtbank af dat het papier betrekking heeft op sigaretten. Gezien de woorden “China” in combinatie met “van te voren risico en betaling” en “binnentrekken voor ons zelf” kan het niet anders dan dat dit stuk betrekking heeft op (illegale) import van sigaretten. In de berekeningen wordt daarbij kennelijk uitgegaan van 1000 dozen met steeds 50 sloffen/50.000 sloffen sigaretten.
De rechtbank concludeert op grond van het voorgaande en mede op grond van de overeenkomst tussen het op blad D-035 genoemde aantal dozen en sloffen en de door de politie aangetroffen hoeveelheid dozen en sloffen sigaretten dat dit stuk betrekking heeft op het transport waarop de tenlastelegging onder feit 1, 2 en 3 ziet.
Verdachte heeft ter terechtzitting verklaard dat hij samen met [medeverdachte 1], [betrokkene 1] en [medeverdachte 2] wel eens bij [betrokkene 2] was geweest. [12] Daar zou echter geen zakelijk gesprek zijn gevoerd; verdachte was er met de anderen gaan koffiedrinken en had slechts gesproken “over het weer en zo”. Gelet echter op de verklaring van [betrokkene 2] en genoemd document D-035 acht de rechtbank dat laatste niet geloofwaardig.
Daar komt bij dat de verklaring van [betrokkene 2] wordt ondersteund door de volgende bewijsmiddelen:
- Getuige [getuige 1], bestuurder van [bedrijfsnaam 5] aan de [adres 4], heeft verklaard dat op 14 juli 2008 een container met dozen moest worden gelost. Hij heeft toestemming voor het lossen van de dozen uit de container gegeven aan een man die volgens hem [verdachte] heet en uit [verdachte] komt. Hij vertelde hem dat hij hem had verteld dat hij bij NEC heeft gevoetbald. [13] Verdachte heeft ter terechtzitting verklaard dat dit betrekking had op het lossen van een vrachtwagen op een veel eerder tijdstip dan 14 juli 2008. De rechtbank acht dat echter niet aannemelijk, nu [getuige 1] specifiek verklaart over het lossen van een container op 14 juli 2008.
- Toen de politie de loods binnenging is medeverdachte [medeverdachte 2] weggevlucht en heeft hij een mobiele telefoon weggegooid met het telefoonnummer 06-[nr]. Deze telefoon stond op naam van [bedrijfsnaam 4]. [14] Met die telefoon is op 2, 3, 8, 10 en 14 juni 2008 contact gelegd met [betrokkene 4] van tansportbedrijf [bedrijfsnaam 1]. [15] Op 3 juli 2008 hebben twee uitgaande contacten plaats gevonden naar het telefoontoestel van verdachte. Ongeveer 11 minuten later vonden twee uitgaande gesprekken plaats naar het telefoontoestel van [betrokkene 4].
Op grond van het bovenstaande stelt de rechtbank vast dat verdachte één van de organisatoren van het transport is geweest en dat hij aldus zou delen in de opbrengsten hiervan. Ook stelt de rechtbank vast dat verdachte zich in de dagen rond het transport actief heeft bemoeid met de uitvoering ervan. Daarom acht de rechtbank de feiten 1, 2 en 3 wettig en overtuigend bewezen.
Vrijspraak ten aanzien van feit 4
De rechtbank acht feit 4 niet wettig en overtuigend bewezen.
Om te kunnen spreken van een criminele organisatie in de zin van artikel 140 van het Wetboek van Strafrecht dient er sprake te zijn van een samenwerkingsverband, met een zekere duurzaamheid en structuur, tussen verdachte en ten minste één ander persoon.
Op basis van blad D-035 in combinatie met de verklaring van [betrokkene 2] kan worden vastgesteld dat tussen de betrokkenen sprake was van enig organisatieverband. Naar het oordeel van de rechtbank valt uit het dossier echter niet zonder meer af te leiden dat deze organisatie (voldoende) duurzaam van aard was. De rechtbank overweegt daartoe dat onvoldoende is gebleken dat de oprichting van [bedrijfsnaam 4] voor meer leveringen was bedoeld dan de levering waar de tenlastelegging is gebaseerd, en er ook niets anders op duidt dat de groep verdachten van deze sigarettensmokkel meer was dan een gelegenheidsformatie.
Verdachte zal daarom van dit feit worden vrijgesproken.
Ten aanzien van de feiten 5, 6 en 7
De feiten
Op grond van de bewijsmiddelen wordt het volgende, dat verder ook niet ter discussie staat, vastgesteld.
Op 27 maart 2009 is vanuit Antwerpen met een vrachtauto een container vervoerd naar een bedrijventerrein in Nunhem, waar de container werd gelost. [16]
Op de ‘bill of lading’ (cognossement) voor deze container, met nummer OOLU 844035/9 (verder: de container) stonden de goederen in de container omschreven als 830 packages “Towel textile”. Als haven van vertrek stond Shekou (China) en als haven van aflevering Antwerpen. Als exporteur was een rechtspersoon uit Shantou, China, vermeld en als ontvanger ‘[bedrijfsnaam 6]’ te Venlo. [17]
De politie heeft de container in beslag genomen en doorzocht. In de container bleken, als deklading, in de eerste rijen achter de deur dozen te staan met daarin handdoeken. Verder bevatte de container enkel dozen met sigaretten. De gehele partij goederen bestond uit 10.343.600 sigaretten en 50 kartons met diverse handdoeken. [18]
Op de sigarettenpakjes zaten accijnszegels die geen echtheidskenmerken bevatten. [19] De sigaretten van het merk Marlboro bleken merkvervalst te zijn. De sigaretten waren niet geproduceerd door of met toestemming van Philip Morris, de merkhouder van de merknaam en het beeldmerk van Marlboro. Philip Morris heeft evenmin toestemming gegeven voor het gebruik van haar merk en merknaam. [20]
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie acht de feiten tenlastegelegd onder 5, 6 en 7 wettig en overtuigend bewezen.
Het standpunt van de verdediging
De verdediging heeft ook ter zake van de feiten 5, 6 en 7 vrijspraak bepleit en heeft daartoe - kort gezegd - aangevoerd dat zich in het dossier geen bewijs bevindt dat verdachte bij het transport betrokken is geweest.
De beoordeling door de rechtbank
Naar aanleiding van CIE-informatie over betrokkenheid van bij het transport, gecombineerd met verdachtes contacten met betrokkenen bij het hiervoor behandelde transport van 14 juli 2008, is besloten verdachte telefoons te tappen. De navolgende tapgesprekken (vertaald naar het Nederlands) zijn van belang: ( telefoon tap tussen vedachte en betrokkene verwijderd)
- gesprek gaat dan als volgt:
Uit deze gesprekken tussen verdachte en “[betrokkene 5]” leidt de rechtbank het volgende af. [betrokkene 5] heeft een koerier vanuit Turkije gestuurd naar vliegveld Düsseldorf gestuurd met een doos goederen en een bijbehorende factuur. De koerier had ook nog iets anders bij zich (een “brief”) dat beslist niet door de douane mocht worden gevonden. Toen de koerier niet (direct) kwam opdagen, leidde dit tot grote bezorgdheid bij verdachte, die vermoedde dat de “brief” was gevonden. In dat geval zou het verdachte 200.000 euro kosten. En als “het ding” in België gecontroleerd werd dan zou er een probleem zijn. Voorts hebben “ze” metalen voorwerpen aan de koerier meegegeven die aan de achterkant van een container kunnen worden bevestigd.
Verdachte heeft direct na deze gesprekken met zijn echtgenote [naam echtgenote verdachte] gebeld. Daarbij is onder meer het volgende gezegd: (telefoon tap tussen verdachte en echtgenote verwijderd)
Verdachte heeft ter terechtzitting hierover als volgt verklaard:
Het papier betrof een invoice voor een vrachtwagen met merkkleding. Verdachte heeft daarin bemiddeld tussen iemand die in Turkije voor Armani spullen produceert en twee Turken in Duitsland die [betrokkene 6] en [betrokkene 7] heten. Hij had ook voetbalshirtjes nodig en die daarom ook door de koerier mee laten nemen.
De rechtbank acht die verklaring volstrekt ongeloofwaardig. Uit zowel de gesprekken met [betrokkene 5] als het gesprek met verdachtes echtgenote blijkt dat de koerier uit Turkije als dekmantel een doos met shirtjes mee had terwijl hij een document verborgen hield dat beslist niet door de douane mocht worden ontdekt. Kennelijk zou ontdekking ertoe kunnen leiden dat “het ding” in België zou worden gecontroleerd, hetgeen een groot probleem zou opleveren en verdachte 200.000 euro zou kosten. De politie zou er dan ook bij komen. Op het moment dat werd vermoed dat de koerier door de douane werd vastgehouden verliet verdachte de luchthaven zodat hij er niet mee zou kunnen worden geassocieerd.
Over de opmerking dat het verdachte 200.000 euro zou kosten heeft hij verklaard dat hij bang was dat het op hem zou worden verhaald. Die verklaring is echter onlogisch en onaannemelijk. Er is geen enkele reden om aan te nemen dat, als verdachte een bemiddelende rol speelde voor ontvangst van een factuur van een vrachtwagen, het verloren gaan van die factuur ertoe zou leiden dat dit bedrag op verdachte zou worden verhaald, nog los van het gegeven dat het verlies van een factuur niet tot het verlies van de lading van de vrachtwagen hoeft te leiden. Overigens heeft [betrokkene 5] het over een container als hij over het metaal spreekt dat men de koerier heeft meegegeven. Bovendien duiden [betrokkene 5] en verdachte het door de koerier overgebrachte stuk steevast aan met “brief” of “paper” en niet met “invoice”, wat niet alleen de gangbare vertaling is voor het Nederlandse woord factuur, maar welk woord ook gebruikt wordt door verdachte, in hetzelfde telefoongesprek, als ze het hebben over de factuur van de meegebrachte doos met shirtjes.
Op de eerdergenoemde bill of lading van de container stond een telefoonnummer genoteerd [21] dat ook is getapt. De vervoerder van de container, OOCL, belt op 24 maart 2009 met dat nummer. De stem van de persoon die opneemt is [medeverdachte 4], die zich voordoet als iemand van [bedrijfsnaam 6].com. [22] OOCL meldt hem dat de container in Antwerpen is aangekomen. [23] Dit nummer is pas op 24 maart 2009 geactiveerd. De rechtbank leidt daaruit af dat dit nummer speciaal wordt gebruikt voor het transport.
Getuige [getuige 2] heeft verklaard dat zij tijdens dat gesprek onder meer heeft aangegeven dat de originele bill of lading moet worden ingeleverd. [24]
Eerder op die dag heeft een gesprek plaatsgevonden tussen [medeverdachte 4] en verdachte waarin het volgende wordt gezegd: (telefoongesprek verdachte en medeverdachte verwijderd)
Op grond van het bovenstaande stelt de rechtbank allereerst vast dat verdachte en [betrokkene 5] spraken over de voor het gewraakte illegale transport sigaretten gebruikte, originele “bill of lading”. Verder stelt de rechtbank vast dat verdachte en [medeverdachte 4] spraken over de SIM-kaart behorende bij het mobiele telefoonnummer dat stond vermeld op deze “bill of lading”. Tot slot wordt vastgesteld dat [medeverdachte 4] verdachte op de dag van het transport op de hoogte heeft gehouden van de vorderingen van transport en dat verdachte naar aanleiding daarvan een leverancier van de voor de distributie van de sigaretten benodigde materialen heeft aangestuurd c.q. geïnstrueerd.
De rechtbank is dan ook van oordeel dat verdachte wel degelijk het transport mede heeft georganiseerd en daaraan een wezenlijke, zelfs essentiële bijdrage heeft geleverd. De feiten 5, 6 en 7 zijn wettig en overtuigend bewezen.
Ten aanzien van feit 8
De feiten
Op grond van de bewijsmiddelen wordt het volgende, dat verder ook niet ter discussie staat, vastgesteld.
Bij een zoeking op 28 maart 2009 op verdachtes huisadres te Beuningen en in een container op het adres [adres 5] zijn onder meer de volgende goederen aangetroffen:
-broeken voorzien van het merk G-star
-trainingspakken voorzien van het merk Adidas
-overhemden voorzien van het merk Lacoste
-een poloshirt voorzien van het merk Lacoste
-een poloshirt voorzien van het merk Ralph Lauren
-een spijkerbroek voorzien van het merk Replay
-shirts voorzien van het merk Nike
-parfumflesjes voorzien van de merken Lacoste, Christian Dior, Armani, Chanel en Gucci.
-boxershorts voorzien van het merk Björn Borg. [25]
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie acht de feiten wettig en overtuigend bewezen.
Het standpunt van de verdediging
De verdediging refereert zich aan het oordeel van de rechtbank.
De beoordeling door de rechtbank
Monsters van de genoemde kledingstukken zijn getoond aan een controleur van SNB-REACT, een coöperatieve vereniging waarvan de ondernemingen lid zijn die de bovengenoemde merken fabriceren. Deze controleur heeft geconstateerd dat alle hem getoonde producten vervalsingen waren. De kaartlabels waren niet origineel, qua kleurstelling en grootte; de wasvoorschriften te klein en niet voorzien van juiste merkindicaties en niet op de juiste wijze en plaats aangebracht; de coderingen ontbraken of waren foutief weergegeven; de kwaliteit was slecht; de verpakkingen waren niet origineel. [26]
Verdachte heeft op 24 november 2009 als volgt verklaard:
Hij koopt kleding van mensen in Duitsland, België en Nederland. De shirts van Lacoste die hij bestelt zijn merkvervalst. Hij heeft aan een persoon genaamd [betrokkene 8] wel eens schoenen van Nike verkocht, dat waren neppertjes. Hij heeft [betrokkene 8] ook parfum verkocht, dat was merkvervalste parfum. Die parfum kwam uit dezelfde partij parfum als die op de [adres 5] in beslag is genomen. Hij denkt dat hij al een jaar of anderhalf in merkvervalste kleding handelt. Vanaf januari 2009 kon hij beschikken over merkvervalste parfum. Hij wist dat het strafbaar was. [27]
Gelet op het vorenstaande acht de rechtbank het feit wettig en overtuigend bewezen.
Ten aanzien van feit 9
Om te kunnen spreken van een criminele organisatie in de zin van artikel 140 van het Wetboek van Strafrecht dient er sprake te zijn van een samenwerkingsverband, met een zekere duurzaamheid en structuur, tussen verdachte en ten minste één ander persoon.
Hoewel uit de verschillende bewijsmiddelen blijkt dat er tussen de betrokkenen sprake was van enig organisatieverband, valt naar het oordeel van de rechtbank uit het dossier niet zonder meer af te leiden dat deze organisatie (voldoende) duurzaam van aard was. Niets in het dossier duidt erop dat sprake was van meer dan een eenmalige samenwerking tussen de diverse betrokkenen bij deze smokkel. Verdachte zal daarom van dit feit worden vrijgesproken.

3.Bewezenverklaring

Naar het oordeel van de rechtbank is wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het onder 1, 2, 3, 5, 6, 7 en 8 tenlastegelegde heeft begaan, te weten dat:
1.
Hij op 14 juli 2008 te Nijmegen, tezamen en in vereniging met ander
(en)
,opzettelijk accijnsgoed
(eren
), te weten 9.044.380 sigaretten
,voorhanden heeft gehad, die niet overeenkomstig de bepalingen van de Wet op de accijns in de heffing waren betrokken
2.
Hij in de periode van 1 mei 2008 tot en met 14 juli 2008 te Nijmegen en/of Tilburg en/of te Zeebrugge en/of Antwerpen tezamen en in vereniging met ander
(en
), opzettelijk valse zegels zoals bedoeld in artikel 216 Wetboek van Strafrecht, te weten accijnszegel
(s
)en de voorwerpen waaraan zij wederrechtelijk verbonden waren, te weten sigarettenpakje
(s
)voorzien van de merknaam Marlboro, ten verkoop in voorraad heeft gehad en binnen het Rijk in Europa heeft ingevoerd, als waren voornoemde accijnszegel
(s
)echt en onvervalst en wederrechtelijk aan voornoemde sigarettenpakje
(s
)verbonden;
3.
hij op 14 juli 2008 te Nijmegen, tezamen en in vereniging met ander
(en
), opzettelijk,
b) waren, die zelf of op hun verpakking valselijk zijn voorzien van de handelsnaam van een ander of van het merk waarop een ander recht hadte weten sigaret
(ten
)en
/sigarettenpakje
(s
)(telkens) voorzien van de merknaam Marlboro, heeft ingevoerd en
/ofdoorgevoerd
en in voorraad heeft gehad.
5.
hij op 27 maart 2009 te Nunhem in de gemeente Leudal, tezamen en in vereniging met ander
(en
), opzettelijk accijnsgoed
(eren
), te weten circa 10.343.600 sigaretten,voorhanden heeft gehad, die niet overeenkomstig de bepalingen van de Wet op de accijns in de heffing waren betrokken;
6.
hij in de periode van 26 maart 2009 tot en met 27 maart 2009 te Nunhem in de gemeente Leudal
,en te Antwerpen, tezamen en in vereniging met ander
(en
), opzettelijk valse en wederrechtelijk vervaardigde zegels zoals bedoeld in artikel 216 Wetboek van Strafrecht, te weten accijnszegel
(s
)en de voorwerpen waaraan zij wederrechtelijk verbonden waren, te weten sigarettenpakje
(s
)voorzien van de merknaam
Marlboro, ten verkoop in voorraad heeft gehad en binnen het Rijk in Europa heeft ingevoerd, als waren voornoemde accijnszegel
(s
)echt en onvervalst en niet wederrechtelijk vervaardigd en
/ofwederrechtelijk aan voornoemde sigarettenpakje
(s
)verbonden;
7.
hij op 27 maart 2009 te Nunhem in de gemeente Leudal, tezamen en in vereniging met anderen, opzettelijk,
b. waren, die zelf of op hun verpakking valselijk zijn voorzien van de handelsnaam van een ander of van het merk waarop een ander recht had, te weten sigaret
(ten
)en sigarettenpakje
(s
)(telkens) voorzien van de merknaam Marlboro, heeft ingevoerd en doorgevoerd en in voorraad heeft gehad.
8.
hij op in de periode van 1 januari 2008 tot en met 28 maart 2009 te Beuningen, opzettelijk,
b. waren, die zelf of op hun verpakking valselijk zijn voorzien van de
handelsnaam van een ander of van het merk waarop een ander recht had, en
/d. waren, waarop of op de verpakking waarvan een handelsnaam van een ander of
een merk waarop een ander recht heeft,
is nagebootst en
,te weten
-broeken voorzien van het merk G-star en/of
-trainingspakken voorzien van het merk Adidas en/of
-overhemden voorzien van het merk Lacoste en/of
-een poloshirt voorzien van het merk Lacoste en/of
-een poloshirt voorzien van het merk Ralph Lauren en/of
-een spijkerbroek voorzien van het merk Replay en/of
-shirts voorzien van het merk Nike en/of
-parfum(flesjes) voorzien van merk
(en
)Lacoste en Christian Dior
en
/ofArmani en Chanel en Gucci en
-andere textielgoed
(eren (D-108)
heeft ingevoerd en heeft
verkocht en te koop heeft aangeboden en
in voorraad heeft gehad,
terwijl hij, verdachte van het plegen van voornoemd
(e
)misdrijven
zijn beroep heeft gemaakt
Wat meer of anders is ten laste gelegd dan hiervoor bewezen is verklaard, is niet bewezen.
Verdachte moet daarvan worden vrijgesproken.

4.De kwalificatie van het bewezenverklaarde

Het bewezenverklaarde levert op:
Ten aanzien van feit 1 en 5 telkens:
Medeplegen van opzettelijk een in artikel 5 van de Wet op de accijns opgenomen verbod overtreden
Ten aanzien van feit 2 en 6 telkens:
Medeplegen van opzettelijk valse en wederrechtelijk vervaardigde zegels en de voorwerpen waaraan zij wederrechtelijk verbonden zijn, ten verkoop in voorraad hebben en binnen het Rijk in Europa invoeren, als waren die zegels echt en onvervalst en niet wederrechtelijk vervaardigd en wederrechtelijk aan de voorwerpen verbonden
Ten aanzien van feit 3 en 7 telkens:
Medeplegen van opzettelijk waren, die zelf of op hun verpakking valselijk zijn voorzien van de handelsnaam van een ander of van het merk waarop een ander recht heeft, invoeren, doorvoeren en in voorraad hebben
Ten aanzien van feit 8:
opzettelijk waren, die zelf of op hun verpakking valselijk zijn voorzien van de handelsnaam van een ander of van het merk waarop een ander recht heeft, invoeren, verkopen, te koop aanbieden en in voorraad hebben

5.De strafbaarheid van het feit

De feiten zijn strafbaar.

6.De strafbaarheid van de verdachte

Verdachte is strafbaar, nu geen omstandigheid is gebleken of aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluit.

7.Overwegingen ten aanzien van straf en/of maatregel

De officier van justitie heeft geëist dat verdachte - rekening houdend met het lange tijdsverloop en de overschrijding van de redelijke termijn - ter zake van alle tenlastegelegde feiten zal worden veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur 30 maanden, met aftrek van de tijd in verzekering en voorlopige hechtenis doorgebracht.
Voorts heeft de officier van justitie gevorderd dat het onder verdachte inbeslaggenomen geldbedrag van € 12.015 verbeurd wordt verklaard.
De rechtbank heeft bij de bepaling van de op te leggen straf gelet op de aard en de ernst van hetgeen bewezen is verklaard, de omstandigheden waaronder dit is begaan, mede gelet op de persoon en de omstandigheden van de verdachte zoals van een en ander bij het onderzoek ter terechtzitting is gebleken, waarbij onder meer is gelet op het uittreksel uit het algemeen documentatieregister, gedateerd 23 januari 2015.
De rechtbank overweegt in het bijzonder het navolgende.
Verdachte heeft zich, samen met een aantal anderen, schuldig gemaakt aan de smokkel van een grote hoeveelheid namaaksigaretten van China naar Nederland. Het betrof twee transporten. Daarmee is hij medeverantwoordelijk voor het feit dat de Nederlandse fiscus een aanzienlijk bedrag aan accijns en omzetbelasting zou zijn misgelopen indien de sigaretten op de markt waren gebracht. Daarnaast worden zowel de consument als de merkhouder, in dit geval Philip Morris, benadeeld ingeval er namaaksigaretten op de markt worden gebracht en wordt bonafide bedrijven, die wel aan de accijnsrechtelijke verplichtingen voldoen, oneerlijke concurrentie aangedaan. Voorts heeft verdachte zich schuldig gemaakt aan het invoeren en verkopen van vervalste merkkleding, waardoor verschillende merkhouders zijn benadeeld.
De rechtbank acht voor die feiten, waarmee forse geldbedragen gemoeid zijn, een onvoorwaardelijke gevangenisstraf van 36 maanden op zijn plaats. Gelet echter op de forse overschrijding van de redelijke termijn zal de rechtbank deze straf bekorten met 25%, zijnde 9 maanden.
De straf valt later uit dan de eis van de officier van justitie nu de rechtbank minder feiten bewezen acht.
Ten aanzien van het beslag:
De rechtbank zal het na te melden in beslag genomen en nog niet teruggegeven geldbedrag verbeurd verklaren nu dit geheel of grotendeels door middel van het onder feit 8 bewezen verklaarde is verkregen of met behulp daarvan het onder feit 8 bewezenverklaarde is begaan.
Verdachte heeft ter terechtzitting verklaard dat dit geld aan zijn kinderen toebehoort. Hij zou het van de bankrekening hebben gehaald omdat het bankfiliaal in zijn woonplaats ging sluiten, en hij nog niet had beslist op welke bank hij het nu zou zetten. De rechtbank acht die verklaring onbegrijpelijk en ongeloofwaardig.
Daar komt bij dat het geld deels in enveloppen zonder enige aanduiding is aangetroffen en verdachte bij de politie heeft verklaard dat het geld in de enveloppe met 235 euro afkomstig was van de handel in merkvervalste parfum of kleding en het geld in de enveloppe met 7660 euro van handel in merkvervalste parfum.

8.De toegepaste wettelijke bepalingen

De beslissing is gegrond op de artikelen 10, 24, 27, 33, 33a, 47, 57, 91, 220 en 337 van het Wetboek van Strafrecht en de artikelen 5 en 97 van de Wet op de accijns.

9.De beslissing

De rechtbank:
 Spreekt verdachte vrij van de onder 4 en 9 tenlastegelegde feiten.
 verklaart bewezen dat verdachte de onder 1, 2, 3, 5, 6, 7 en 8 tenlastegelegde feiten, zoals vermeld onder punt 3, heeft begaan;
 verklaart niet bewezen hetgeen verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven bewezen is verklaard en spreekt verdachte daarvan vrij;
 verstaat dat het aldus bewezenverklaarde oplevert de strafbare feiten zoals vermeld onder punt 4;
 verklaart verdachte hiervoor strafbaar;
 veroordeelt verdachte wegens het bewezenverklaarde tot
 een
gevangenisstrafvoor de duur van
27 (zevenentwintig) maanden
 beveelt dat de tijd, door veroordeelde vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf in mindering zal worden gebracht

verklaart verbeurdhet in beslag genomen, nog niet teruggegeven geldbedrag van
€ 12.015.
Dit vonnis is gegeven door mr. T.P.E.E. van Groeningen (voorzitter), mr. D.R. Sonneveldt en mr. M.G.J. Post, rechters, in tegenwoordigheid van mr. C.T.P.M. van Aarssen, griffier, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van deze rechtbank op 18 juni 2015.

Voetnoten

1.Het bewijs is terug te vinden in het in de wettelijke vorm door verbalisanten [verbalisant 1], [verbalisant 2] en [verbalisant 3] van de FIOD-ECD opgemaakte proces-verbaal met dossiernummer 43440, gesloten op verschillende data, tenzij anders vermeld. De vindplaatsvermeldingen die worden weergegeven, verwijzen naar de pagina’s van het doorgenummerde proces-verbaal.
2.Faxbericht Federale Overheidsdienst Financiën Brugge, p. 2722-2733.
3.Proces-verbaal van observaties, p. 1258-1259; Proces-verbaal van verhoor [getuige 3], p. 2376; Proces-verbaal van bevindingen en overdracht, p. 519-520; Bill of Lading p. 2724-2725; ; Aangifte [bedrijfsnaam 7], p. 2847-2848.
4.Proces-verbaal van bevindingen p. 555;
5.Aangifte [bedrijfsnaam 7], p. 2847-2848; brief Philip Morris International, p. 2855-2856.
6.Proces-verbaal van verhoor [betrokkene 2], p. 2459.
7.Proces-verbaal van verhoor [betrokkene 2], p. 2460.
8.Proces-verbaal van verhoor [betrokkene 2], p. 2461.
9.Schriftelijk bescheid, p. 2766; proces-verbaal p. 63.
10.Deskundigenrapport NFI, p. 617-620.
11.Deskundigenrapport The Maastricht Forensic Institute.
12.Verklaring verdachte ter terechtzitting van 20 mei 2015.
13.Proces-verbaal van verhoor [getuige 1], p. 2624-2625.
14.Proces-verbaal bevel ex. Art. 126n Sv, p. 645.
15.Printlijst telefooncontacten, p. 1134, 1137, 1140, 1142
16.Proces-verbaal van observatie d.d. 31 maart 2009, p. 1297 e.v.
17.Bill of Lading, p. 2812.
18.Proces-verbaal van ambtshandeling d.d. 2 april 2009, p. 880 en 881.
19.Proces-verbaal van bevindingen d.d. 6 april 2009, p. 915; Het proces-verbaal van bevindingen d.d. 20 april 2009, p. 962.
20.Aangifte [bedrijfsnaam 7], p. 2859-2861; brief Philip Morris Holland B.V., p. 2867-2868.
21.Het proces-verbaal verhoor [medeverdachte 4], p. 2548.
22.Proces-verbaal van telefoontap, p. 2236; bill of lading, p. 2812; proces-verbaal van verhoor [medeverdachte 4], p. 2548.
23.Proces-verbaal van telefoontap, p. 2236.
24.Proces-verbaal verhoor [getuige 2], p. 2686.
25.Proces-verbaal van inbeslagname, p. 871, 879, 892, 893.
26.Proces-verbaal van aangifte, p. 2900.
27.Proces-verbaal van verhoor verdachte, p. 2511, 2512