Uitspraak
[gedaagde partij]
1.De procedure
2.De feiten
3.De vordering en het verweer
- voor recht verklaart dat het aan [eisende partij] gegeven ontslag kennelijk onredelijk is en/of dat [gedaagde partij] niet als goed werkgever heeft gehandeld;
- [gedaagde partij] veroordeelt om tegen behoorlijk bewijs van kwijting te voldoen (primair) een bedrag van € 21.121,80 bruto als schadevergoeding te vermeerderen met de wettelijke rente daarover vanaf de dag van dagvaarding tot aan de dag van volledige voldoening, althans een door de kantonrechter in goede justitie te bepalen bedrag, te vermeerderen met de wettelijke rente daarover vanaf de dag van dagvaarding tot aan de dag van volledige voldoening ten titel van schadevergoeding in de zin van artikel 7:681 BW;
- [gedaagde partij] veroordeelt tot betaling van de buitengerechtelijke incassokosten ad € 895,- met veroordeling daarbij van [gedaagde partij] in de kosten van deze procedure, waaronder begrepen een bedrag aan salaris gemachtigde.
4.De beoordeling
- een eigen adres c.q. bedrijfslocatie;
- registratie als aparte vestiging/locatie bij de Kamer van Koophandel;
- een eigen klantenkring of doelgroep;
- een eigen product- of dienstenlijn;
- een eigen naam;
- een eigen website, briefpapier, logo, huisstijl;
- de geografische afstand tussen verschillende locaties.
- een aparte rechtspersoon;
- een zelfstandige (financiële) rapportage;
- de organisatorische eenheid is (blijkens bijvoorbeeld de jaarplannen) als zelfstandig onderdeel in de (financiële) rapportage opgenomen;
- een eigen management is verantwoordelijk voor de bedrijfsvoering;
- het zelfstandig in dienst nemen en ontslaan van personeel;
- een eigen, separate medezeggenschap.
Kamerstukken II1951/52, 881, nr. 6, p. 30) te verschaffen die in overeenstemming is met de aard en de ernst van de tekortkoming van de wederpartij. Daarmee strookt dat de rechter een grote mate van vrijheid heeft op grond van alle omstandigheden de hoogte van de vergoeding te bepalen. Artikel 6:97 BW geeft als algemene regel dat de rechter de schade begroot op de wijze die het meest in overeenstemming daarmee is, en laat de rechter de vrijheid de omvang van de schade te schatten als deze niet nauwkeurig kan worden vastgesteld. Hij moet de vergoeding dan ook relateren aan de aard en de ernst van het tekortschieten van de werkgever in zijn verplichting als goed werkgever te handelen en aan de daaruit voor de werknemer voortvloeiende (materiële en immateriële) nadelen. Dit laat overigens onverlet dat artikel 6:97 BW de rechter vrij laat de hoogte van de vergoeding uiteindelijk naar billijkheid op een bedrag te begroten.