ECLI:NL:RBGEL:2015:3941

Rechtbank Gelderland

Datum uitspraak
16 juni 2015
Publicatiedatum
16 juni 2015
Zaaknummer
05/880051-15
Instantie
Rechtbank Gelderland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling voor medeplegen van afpersing en diefstal in Apeldoorn

Op 16 juni 2015 heeft de Rechtbank Gelderland in Zutphen uitspraak gedaan in de zaak tegen de verdachte, die werd beschuldigd van medeplegen van afpersing en diefstal. De feiten vonden plaats op 8 december 2014 in Apeldoorn, waar de verdachte samen met medeverdachten een overval pleegde op een medewerker van een bedrijf. De medewerker werd onder bedreiging van geweld gedwongen om geld en een scootersleutel af te geven. De rechtbank oordeelde dat er sprake was van een nauwe en bewuste samenwerking tussen de verdachte en haar medeverdachten, wat leidde tot de bewezenverklaring van de tenlastegelegde feiten. De rechtbank legde een gevangenisstraf op van 18 maanden, waarvan 9 maanden voorwaardelijk, met bijzondere voorwaarden zoals schuldhulpverlening. Daarnaast werd de verdachte veroordeeld tot schadevergoeding aan de benadeelde partijen, waaronder de medewerker die slachtoffer was van de overval. De rechtbank hield rekening met de persoonlijke omstandigheden van de verdachte, waaronder haar financiële problemen en de rol die deze speelden in de totstandkoming van het delict.

Uitspraak

RECHTBANK GELDERLAND
Team strafrecht
Zittingsplaats Zutphen
Parketnummer : 05/880051-15
Datum uitspraak : 16 juni 2015
Tegenspraak
vonnis van de meervoudige kamer
in de zaak van
de officier van justitie bij het arrondissementsparket Oost-Nederland
tegen
[verdachte]
geboren op [geboortedatum]
ingeschreven te [adres 1]
thans gedetineerd in de PI [adres 2].
raadsman : mr. M. Bakhuis, advocaat te Apeldoorn.
Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzittingen van
14 april 2015 en 2 juni 2015.

1.De inhoud van de tenlastelegging

Aan verdachte is, na een wijziging van de tenlastelegging, ten laste gelegd dat:
1.
Primair
zij op of omstreeks 08 december 2014 te Apeldoorn tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, met het oogmerk om zich en/of (een) ander(en) wederrechtelijk te bevoordelen door geweld en/of bedreiging met geweld [slachtoffer 1] heeft gedwongen tot de afgifte van twee/een enveloppe(n)(inhoudende geldbedragen van respectievelijk ongeveer 750
Euro en ongeveer 454 Euro), in elk geval van enig goed, geheel of ten dele
toebehorende aan van [benadeelde] en/of aan [slachtoffer 2], in elk
geval aan een ander of anderen dan aan verdachte en/of haar mededader(s), welk geweld en/of welke bedreiging met geweld hierin bestond(en) dat zij, verdachte en/of haar mededader(s) - die [slachtoffer 1] heeft/hebben gevolgd en/of onverhoeds- mogelijk verzet brekend- die [slachtoffer 1] heeft/hebben geduwd en/of - pepperspray, althans een bijtende stof in het gezicht van die [slachtoffer 1] heeft/hebben gespoten en/of (daarbij) tegen die [slachtoffer 1] heeft/hebben geroepen/gezegd dat zij geld wilde(n) hebben en/of (meermalen) heeft/hebben geroepen dat zij geld wilde(n) hebben en anders die [slachtoffer 1] zou(den) slaan, althans aan die [slachtoffer 1] woorden van gelijke dreigende aard of strekking heeft/hebben toegevoegd;
althans, indien het vorenstaande onder 1 niet tot een veroordeling leidt:
Subsidiair
[medeverdachte 1] op of omstreeks 08 december 2014 te Apeldoorn tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, met het oogmerk om zich en/of (een) ander(en) wederrechtelijk te bevoordelen door geweld en/of bedreiging met geweld [slachtoffer 1] heeft gedwongen tot de afgifte van twee/een enveloppe(n)(inhoudende geldbedragen van respectievelijk ongeveer 750 Euro en ongeveer 454 Euro), in elk geval van enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan van [benadeelde] en/of aan [slachtoffer 2], in elk
geval aan een ander of anderen dan aan die [medeverdachte 1] en/of diens mededader(s)
en/of aan verdachte, welk geweld en/of welke bedreiging met geweld hierin bestond(en) dat die
[medeverdachte 1] en/of diens mededader(s) - die [slachtoffer 1] heeft/hebben gevolgd en/of onverhoeds- mogelijk verzet brekend- die [slachtoffer 1] heeft/hebben geduwd en/of - pepperspray, althans een bijtende stof in het gezicht van die [slachtoffer 1] heeft/hebben gespoten en/of (daarbij) tegen die [slachtoffer 1] heeft/hebben geroepen/gezegd dat hij/zij geld wilde(n) hebben en/of (meermalen) heeft/hebben geroepen dat hij/zij geld wilde(n) hebben en anders die [slachtoffer 1] zou(den) slaan, althans aan die [slachtoffer 1] woorden van gelijke dreigende aard of strekking heeft/hebben toegevoegd, tot en/of bij het plegen van welk misdrijf zij, verdachte in of omstreeks de
periode van 01 december 2014 tot en met 08 december 2014 te Apeldoorn en/of
elders in Nederland tezamen en in vereniging met een ander, althans alleen opzettelijk gelegenheid, middelen en/of inlichtingen heeft verschaft en/of opzettelijk behulpzaam is geweest door toen daar opzettelijk - aan die [medeverdachte 1] gedetailleerde informatie te verschaffen over de door die van [benadeelde] en/of die [slachtoffer 2] gehanteerde afstortprocedure van de omzet(ten) en/of - aan die [medeverdachte 1] een broek/kleding en/of pepperspray en/of handschoenen en/of een muts te verstrekken en/of - die [medeverdachte 1] te vervoeren naar het pand waar die van [benadeelde] gevestigd is en/of - in de nabije omgeving (in een auto) te gaan en/of te blijven staan teneinde die [medeverdachte 1] (verder) te vervoeren;
2.
Primair
zij op of omstreeks 08 december 2014 te Apeldoorn tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, met het oogmerk om zich en/of (een) ander(en) wederrechtelijk te bevoordelen door geweld en/of bedreiging met geweld [slachtoffer 1] heeft gedwongen tot de afgifte van (een) scootersleutel(s), in elk geval van enig goed, geheel of ten dele
toebehorende aan die [slachtoffer 1], in elk geval aan een ander of anderen dan aan
verdachte en/of haar mededader(s), welk geweld en/of welke bedreiging met geweld onder meer hierin bestond(en) dat zij, verdachte en/of haar mededader(s) onverhoeds- mogelijk verzet brekend- die [slachtoffer 1] heeft/hebben geduwd en/of (meermalen) pepperspray, althans een bijtende stof in het gezicht van die [slachtoffer 1] heeft/hebben gespoten en/of (daarbij) tegen die [slachtoffer 1] heeft/hebben geroepen/gezegd dat zij de scooter van die [slachtoffer 1] wilde(n) hebben
EN/OF
zij op of omstreeks 08 december 2014 te Apeldoorn tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening heeft weggenomen een scooter in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan [slachtoffer 1], in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte en/of haar mededader(s), welke diefstal werd voorafgegaan en/of vergezeld en/of gevolgd van geweld en/of bedreiging met geweld tegen die [slachtoffer 1], gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden en/of gemakkelijk te maken en/of om bij betrapping op heterdaad aan zichzelf en/of aan haar mededader(s) hetzij de
vlucht mogelijk te maken, hetzij het bezit van het gestolene te verzekeren, welk geweld en/of welke bedreiging met geweld hierin bestond(en) dat zij, verdachte en/of haar mededader(s) onverhoeds- mogelijk verzet brekend- die [slachtoffer 1] heeft/hebben geduwd en/of (meermalen) pepperspray, althans een bijtende stof in het gezicht van die [slachtoffer 1] heeft/hebben gespoten en/of (daarbij) tegen die [slachtoffer 1] heeft/hebben geroepen/gezegd dat zij de scooter
van die [slachtoffer 1] wilde(n) hebben
althans, indien het vorenstaande onder 2 niet tot een veroordeling leidt:
Subsidiair
[medeverdachte 1] op of omstreeks 08 december 2014 te Apeldoorn tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, met het oogmerk om zich en/of (een) ander(en) wederrechtelijk te bevoordelen door geweld en/of bedreiging met geweld [slachtoffer 1] heeft gedwongen tot de afgifte van (een) scootersleutel(s), in elk geval van enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan die [slachtoffer 1], in elk geval aan een ander of anderen dan aan die [medeverdachte 1] en/of diens mededader(s) en/of aan verdachte, welk geweld en/of welke bedreiging met geweld onder meer hierin bestond(en) dat die [medeverdachte 1] en/of diens mededader(s) onverhoeds- mogelijk verzet brekend- die [slachtoffer 1] heeft/hebben geduwd en/of (meermalen) pepperspray, althans een bijtende stof in het gezicht van die [slachtoffer 1] heeft/hebben gespoten en/of (daarbij) tegen die [slachtoffer 1] heeft/hebben geroepen/gezegd dat hij/zij de scooter van die [slachtoffer 1] wilde(n) hebben
EN/OF
[medeverdachte 1] op of omstreeks 08 december 2014 te Apeldoorn tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening heeft weggenomen een scooter in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan [slachtoffer 1], in elk geval aan een ander of anderen dan aan die [medeverdachte 1] en/of diens mededader(s) en/of aan verdachte , welke diefstal werd voorafgegaan en/of vergezeld en/of gevolgd van geweld en/of bedreiging met geweld tegen die [slachtoffer 1], gepleegd met het oogmerk om
die diefstal voor te bereiden en/of gemakkelijk te maken en/of om bij betrapping op heterdaad aan zichzelf en/of aan zijn mededader(s) hetzij de vlucht mogelijk te maken, hetzij het bezit van het gestolene te verzekeren, welk geweld en/of welke bedreiging met geweld hierin bestond(en) dat die [medeverdachte 1] en/of diens mededader(s) onverhoeds- mogelijk verzet brekend- die [slachtoffer 1] heeft/hebben geduwd en/of (meermalen) pepperspray, althans een bijtende stof in het gezicht van die [slachtoffer 1] heeft/hebben gespoten en/of (daarbij) tegen die [slachtoffer 1] heeft/hebben geroepen/gezegd dat hij/zij de scooter van die [slachtoffer 1] wilde(n) hebben, tot en/of bij het plegen van welk(e) misdrijven/misdrijf zij, verdachte, in of omstreeks de periode van 01 december 2014 tot en met 08 december 2014 te Apeldoorn en/of elders in Nederland opzettelijk gelegenheid, middelen en/of inlichtingen heeft verschaft en/of opzettelijk behulpzaam is geweest door toen daar opzettelijk - aan die [medeverdachte 1] informatie over de (persoonlijkheid van de) bestuurder van die scooter te verschaffen en/of - aan die [medeverdachte 1] pepperspray te verstrekken.
Voor zover er in de tenlastelegging kennelijke taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn die fouten verbeterd. Verdachte is daardoor niet in zijn verdediging geschaad.
2. Overwegingen ten aanzien van het bewijs [1]
Aanleiding onderzoek
Op maandag 8 december 2014 omstreeks 00.12 uur, kwam bij de meldkamer van de Politie Oost Nederland de melding binnen van een overval, gepleegd bij [naam bedrijf 2]. Een medewerker zou omstreeks 00.05 uur zijn overvallen, waarbij een geldbedrag was buitgemaakt. De dader zou zijn gevlucht op de scooter van de medewerker.
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat wettig en overtuigend bewezen kan worden geacht dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan de feiten 1 primair en 2 primair.
Het standpunt van de verdediging
Verdachte en haar raadsman hebben het woord ter verdediging gevoerd.
Ten aanzien van feit 1 primair is aangevoerd dat verdachte geen wezenlijke bijdrage heeft geleverd aan de afpersing van het geld en dat overigens ook geen sprake is geweest van een nauwe en bewuste samenwerking tussen verdachte en haar medeverdachten. Aan de vereisten van medeplegen is derhalve niet voldaan en de raadsman verzoekt de rechtbank verdachte vrij te spreken van feit 1 primair.
Ten aanzien van feit 2 primair is aangevoerd dat onvoldoende bewijs in het dossier aanwezig is dat aantoont dat er sprake is van medeplegen van de afpersing. Dat de medeverdachte ook een scooter zou stelen, kon verdachte niet voorzien. Ook ten aanzien van feit 2 primair verzoekt de raadsman vrijspraak.
Ten aanzien van feit 1 subsidiair en feit 2 subsidiair heeft de raadsman zich gerefereerd aan het oordeel van de rechtbank.
Beoordeling door de rechtbank
Feit 1 primair
Aangever [slachtoffer 1] [2] , werkzaam bij [naam bedrijf 2], verklaart bij de politie dat hij op zondag 7 december 2014 bij [naam bedrijf 2] werkzaam was en dat hij tegen sluitingstijd de administratie moest afhandelen en de zaak moest sluiten. Aangever diende het contante deel van de omzetten van [naam bedrijf 2] en [naam bedrijf 3], zijnde die dag respectievelijk € 750,42 en € 454,00, in twee enveloppen weg te brengen naar cafetaria [naam cafetaria], alwaar het geld in een kluis gestort kon worden. Aangever heeft die nacht om 00.06 uur het pand verlaten via de personeelsingang aan de zijde van de [naam bedrijf 2]. Aangever liep naar zijn bromfiets en kreeg plotseling een duw. Aangever zag dat een man met een zelfgemaakte zwarte bivakmuts op, waarin hele kleine gaatjes bij de ogen waren geknipt en geen mondopening, hem die duw had gegeven. Nadat de man hem geduwd had, sprayde hij aangever met een busje in zijn ogen. Aangever voelde gelijk pijn opkomen in zijn gelaat en hij moest zijn ogen samenknijpen. De man riep naar hem dat hij geld wilde hebben. De man herhaalde enkele keren dat hij geld wilde hebben, anders zou hij aangever slaan. Aangever voelde zich zo bedreigd dat hij de enveloppen uit zijn jaszak haalde en aan de man heeft gegeven. De man pakte die enveloppen met zijn linkerhand aan. In zijn rechterhand hield hij het busje. Nadat aangever de man de enveloppen had gegeven, zei de man dat hij aangevers scootersleutels wilde hebben. Aangever had de sleutels van de scooter in zijn hand en weigerde deze eerst af te geven, maar nadat de man weer begon te spuiten met die bijtende stof, heeft aangever de sleutels gegeven. De man griste de sleutels uit zijn handen, stapte op de scooter en startte die. Aangever zag dat de man wegreed op de scooter de [naam bedrijf 2] in en vervolgens de Lepelaarweg op in de richting van Kanaal Noord (de rechtbank begrijpt: Kanaal Zuid).
De beelden van de beveiligingscamera’s in de buurt van het gebouw van [naam bedrijf 2] met de opnames van 7 december 2014 [3] zijn uitgekeken op de plaats delict. Het bleek dat de tijdsinstelling van de bewakingscamera’s 13 minuten achterliep. Op de beelden is te zien dat een medewerker van [naam bedrijf 2] de toegangsdeur van het pand dicht trekt en kennelijk afsluit. De werkelijke tijd is dan 08 december te 00.06 uur. Na circa 2 minuten komt een manspersoon vanuit de richting Kanaal Zuid aan rennen. De man draagt onder andere een zwarte bivakmuts. Op de beelden is te zien dat de man de medewerker van [naam bedrijf 2] een duw tegen de borst geeft, waardoor de medewerker met zijn rug tegen de muur komt te staan. Beide mannen gebaren met hun handen. De medewerker wrijft vervolgens in zijn ogen. Hierna overhandigt hij kennelijk goederen aan die man. De man loopt naar een scooter met een hoog scherm waar hij opstapt. De lichten van de scooter gaan aan. Hij manoeuvreert de scooter achteruit en rijdt weg over de [naam bedrijf 2] in de richting van Kanaal Zuid.
Medeverdachte [medeverdachte 1] [4] heeft bij de politie als volgt verklaard:
“Ik was (ongeveer 2 à 3 dagen voor de overval van 8 december 2014) op bezoek bij [verdachte] aan de [adres 1]. Zij is de zus van mijn ex. Die avond was ook een bekende bij haar aanwezig. Hij leverde later de muts en de pepperspray voor de overval. Ik kreeg te horen dat [verdachte] in financiële moeilijkheden verkeerde. [verdachte] wist nu wel een mogelijkheid om aan geld te komen en dat zou ik moeten doen. Zij had gewerkt bij de [naam snackbar]. De eigenaar heeft nog twee zaken. Het betreft in ieder geval [naam bedrijf 2] en iets van een Lunchduck of [naam bedrijf 3]. [verdachte] wist te vertellen dat elke zondag tussen 23.00 en 24.00 uur vanaf de [adres 3] de dagomzetten naar de [naam snackbar] worden gebracht. Ze wist ook te vertellen dat daar dan een jongen werkte die op een scooter was en die dan heel makkelijk het geld zou afgeven. Het zou allemaal heel makkelijk zijn. Toen [verdachte] mij dit verhaal vertelde, besloot ik het te doen.” (pag. 281)
“Zij heeft mij die avond thuis met [betrokkene 1] opgehaald. Daarna zijn wij daar naar toe gereden. Daar bedoel ik dan de [adres 4] mee.” (pag. 291)
“Ik moest ervoor zorgen dat ik toen een oude broek aan had. Zij had pepperspray, handschoenen en een muts bij zich. De afspraak was dat ik na afloop naar haar toe zou gaan. Ik zou dan de scooter van die jongen mee kunnen nemen, want die was mooi snel. [verdachte] heeft mij ook de naam van die werknemer verteld. Ik had de muts op, handschoenen aan en de pepperspray in mijn jaszak. Ik heb een uurtje tegenover die zaken staan wachten. Ik stond dus in het zijstraatje van de [adres 3]. Op een gegeven moment zag ik een jongen naar buiten komen. Toen die jongen naar buiten kwam wist ik dat ik hem moest hebben. Ik ben naar hem toegegaan. Ik vroeg hem om geld. Maar nu bleek dat het helemaal niet zo makkelijk ging, wat [verdachte] wel verteld had. Want de jongen zei dat hij geen geld had. Ik wist zeker dat hij geld had. Ik ging met mijn hand in mijn jaszak en haalde de pepperspray eruit. Toen ik hem uit mijn jaszak haalde, kwam mijn vinger op het knopje en de pepperspray spoot tussen ons in. We hadden er allebei last van. Toen gaf hij wel dat geld. Althans hij gaf mij twee enveloppen.” (pag. 281)
“Ik stuurde [verdachte] een WhatsApp bericht waarin ik haar vertelde dat de politie achter mij aanzat. Ik legde uit waar ik was en zij wist dat wel en kwam mij toen ophalen Zij heeft mij toen naar de [naam] gebracht. Daar heb ik haar de enveloppen gegeven. [verdachte] heeft mij toen in eerste instantie al 50 euro gegeven en de volgende dag nog 300 euro.” (pag. 282)
Verdachte [5] verklaart bij de politie dat zij twee maanden geleden is ontslagen door de eigenaar van het bedrijf [naam bedrijf 2] en dat zij door dit ontslag in financiële problemen (o.a. huurschuld) is gekomen. Het idee voor de overval op de [naam bedrijf 2] is ontstaan omdat verdachte en [medeverdachte 1] (die verdachte een aantal malen tegen sluitingstijd van de zaak had binnengelaten) de procedure van het geldtransport kenden. Verdachte verklaart met betrekking tot het idee om de opbrengst van de [naam bedrijf 2] te stelen: “Het was ook meer wraak naar mijn oude baas toe. Ergens eind november zijn we samengekomen, toen heb ik het er met [medeverdachte 1] over gehad. [betrokkene 1] kwam pas 2 december in beeld.” (pag. 336)
“De reden dat ik meegedaan heb is omdat ik twee maanden geen geld heb gehad. Dus toen [medeverdachte 1] met dat idee kwam, dacht ik we doen het maar.” (pag. 343)
“Woensdag of donderdag hebben we afgesproken dat het die zondag zou gebeuren. Bij dat gesprek waren [medeverdachte 1], [betrokkene 1] en ik.” (pag. 347)
“En [betrokkene 1] zou ook voor de spullen zorgen. [betrokkene 1] is naar Arnhem gereden om de pepperspray en de muts te halen.” (pag. 337)
Met betrekking tot de dag van de overval heeft verdachte verklaard: “Nadat [betrokkene 1] naar Arnhem was gegaan, hebben we gewoon gegeten samen. [medeverdachte 1] hebben we om acht uur opgehaald met de BMW van [betrokkene 1] en we zijn toen naar mijn huis gegaan.” (pag. 337)
“We zijn op de terugweg langs de [naam bedrijf 2] gereden. We zagen toen een scooter staan en ik zag dat dit niet de scooter van [slachtoffer 1] was, want [slachtoffer 1] heeft geen scherm voor zijn scooter. Ik had verwacht dat [slachtoffer 1] zou werken.” (pag. 347)
“Degene die normaal afsluit, [betrokkene 2], die ken ik al heel lang en daar had ik een goede band mee. Ik wilde hem dat niet aandoen.”
“Ik zei ook, als die witte scooter er staat dan gebeurt het sowieso niet, want dat is de scooter van [betrokkene 2].”
“Ik zag dat het niet de scooter van [betrokkene 2] was en dus gingen wij het doen.”
“We zijn met z’n drieën teruggereden naar mijn huis. Thuis kreeg [medeverdachte 1] de spullen van [betrokkene 1]. [medeverdachte 1] heeft toen gaten geknipt in de muts.”
“Tussen elf uur en kwart over elf ’s avonds hebben [betrokkene 1] en ik [medeverdachte 1] afgezet aan de [adres 4]. Ik wist toen dat de overval gepleegd zou gaan worden. [betrokkene 1] en ik zijn toen naar de Bierbrouwershorst in [naam wijk] gereden. Daar hebben we in de auto gewacht op een seintje van [medeverdachte 1].” (pag. 337)
Met betrekking tot het moment na het afzetten van medeverdachte [medeverdachte 1] heeft verdachte verklaard: “Ik zat met [betrokkene 1] in de auto te wachten. Wij stonden te wachten aan de Bierbrouwershorst. Ik was de bestuurder van de auto.”(pag. 348).
“We hadden thuis afgesproken aan de [adres 1].”
“[medeverdachte 1] zei aan de telefoon dat hij aan de Schrijnwerkershorst stond. [betrokkene 1] is wel goed bekend in Apeldoorn dus toen zijn we hem daar gaan ophalen.”
Met betrekking tot het geld dat bij de overval was buitgemaakt heeft verdachte verklaard: “Hij (verdachte [medeverdachte 1]) gaf mij geld. Dat was 1040 euro. Het was niet in een envelop. Ik kreeg het gewoon los. Ik heb [medeverdachte 1] 70 euro meegegeven. Eerst 50 euro en toen 20 euro voor een taxi.” (pag. 348)
“[medeverdachte 1] had nog een hand vol met losgeld in zijn zakken. Dat heeft hij zelf gehouden.”
Met betrekking tot de gebeurtenissen de dag na de overval heeft verdachte verklaard: “Toen ben ik naar [medeverdachte 1] gegaan om hem die 300 euro te geven. We hadden afgesproken dat we de buit zouden verdelen. Maar [medeverdachte 1] zei dat ik het bedrag er af moest halen dat ik voor de huur nodig had.” (pag. 349)
Feit 2
Medeverdachte [medeverdachte 1] [6] heeft daarover verklaard:
“De afspraak was dat ik na afloop naar haar (verdachte) toe zou gaan. Ik zou dan de scooter van die jongen mee kunnen nemen, want die was mooi snel.” (pag. 281)
“Ik vroeg hem nu om de scootersleutels. Die kreeg ik. Ik startte de scooter en ben weggereden. Ik ben richting het fietsbruggetje gegaan, naar de wijk [naam wijk] waar [verdachte] woont. Halverwege kwam ik de politie tegen. Ik kreeg het vermoeden dat ze mij wilden controleren. Ik ben toen vlug een paadje ingereden en daar heb ik de scooter neer gegooid en ben weggerend.” (pag. 282)
Medeverdachte [medeverdachte 1] heeft bij de politie verklaard dat hij de overval waarschijnlijk niet had gedaan als er geen scooter stond. “[verdachte] zei dat er in ieder geval een scooter stond, die ik dan mee zou kunnen nemen.” (pag. 291)
Verdachte [7] heeft met betrekking tot de afpersing en diefstal van de scooter verklaard:
“[medeverdachte 1] heeft tegen mij gezegd, dat hij als hij de kans kreeg, ook de scooter zou stelen. We hadden afgesproken dat hij die scooter dan zou dumpen niet al te dicht bij mijn woning. Hij zou naar mijn huis komen. Als het niet zou lukken, zou [medeverdachte 1] na de overval naar mij en [betrokkene 1] komen rennen en wij stonden klaar met de auto om naar huis te rijden. Toen we [medeverdachte 1] met de scooter langs ons zagen rijden wisten wij dat het gelukt was. [betrokkene 1] en ik zijn met de auto naar mijn huis gegaan. [medeverdachte 1] vertelde dat hij van de scooter was gestapt en naar de Bierbrouwerhorst was gelopen. Toen hij daar aan kwam waren wij al weg. Omdat [medeverdachte 1] dacht de politie te zien is hij terug gerend naar de scooter en keihard de wijk [naam wijk] ingescheurd om naar mijn buis te rijden. Hij is de weg kwijtgeraakt.”
Nadere bewijsoverweging ten aanzien van beide feiten
Gelet op het bovenstaande acht de rechtbank wettig en overtuigend bewezen dat verdachte de primair onder feit 1 en feit 2 tenlastegelegde feiten heeft begaan. De rechtbank is van oordeel dat uit de bewijsmiddelen blijkt dat er sprake is geweest van een voor medeplegen vereiste nauwe en bewuste samenwerking. De rechtbank let daarbij op de intensiteit van de samenwerking tussen verdachte en haar medeverdachten, de onderlinge taakverdeling, de rol in de voorbereiding, uitvoering of afhandeling van het delict en de aanwezigheid van verdachte op belangrijke momenten. Deze rol van verdachte komt onder andere tot uitdrukking in het samen met medeverdachte [medeverdachte 1] en medeverdachte [medeverdachte 2] vóórbespreken en regisseren van de verschillende handelingen en tijdstippen van de overval, het samen met medeverdachte [medeverdachte 2] met de auto wegbrengen van medeverdachte [medeverdachte 1] naar de plek van de overval, het in de auto samen met medeverdachte [medeverdachte 2] op een afgesproken punt en tijdstip wachten op medeverdachte [medeverdachte 1], om zodoende na de overval de vlucht mogelijk te maken, het met de auto ophalen van medeverdachte [medeverdachte 1], toen deze na de overval was verdwaald en het delen in het geld dat was buitgemaakt bij de overval. Verdachte heeft verklaard dat zij wraak wilde nemen op haar ex-werkgever, omdat zij, nadat zij door hem was ontslagen, in financiële problemen was gekomen. De rechtbank is van oordeel dat met name dit gegeven aan de basis ligt van het gepleegde delict en dat het belang van de rol van verdachte daarom als groot kan worden beschouwd. Ander gezegd: Zonder verdachte zou er geen overval hebben plaatsgevonden op de bewuste tijd en plaats.
Ten aanzien van feit 2 primair is de rechtbank van oordeel dat voldoende uit de bewijsmiddelen is gebleken dat verdachte een substantieel aandeel heeft gehad in de plannen om de scooter van aangever te stelen. Medeverdachte [medeverdachte 1] verklaart hierover dat het een plan was van verdachte om de scooter van [slachtoffer 1] mee te nemen en verdachte heeft hierover zelf bij de politie verklaard dat zij, samen met medeverdachte [medeverdachte 2], in de auto zou wachten op verdachte [medeverdachte 1], zodat [medeverdachte 1] – indien de diefstal van de scooter zou mislukken – met hen zou kunnen vluchten.

3.Bewezenverklaring

Naar het oordeel van de rechtbank is wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het onder feit 1 primair en feit 2 primair tenlastegelegde heeft begaan, te weten dat:
1.
zij op 8 december 2014 te Apeldoorn tezamen en in vereniging met een ander, met het oogmerk om zich en of een ander wederrechtelijk te bevoordelen door geweld en bedreiging met geweld
[slachtoffer 1] heeft gedwongen tot de afgifte van twee enveloppen inhoudende geldbedragen van respectievelijk ongeveer 750 Euro en ongeveer 454 Euro toebehorende aan Van [benadeelde], welk geweld en welke bedreiging met geweld hierin bestonden dat haar mededader, die [slachtoffer 1] onverhoeds heeft geduwd en pepperspray in het gezicht van die [slachtoffer 1] heeft gespoten en daarbij tegen die [slachtoffer 1] meermalen heeft geroepen dat hij geld wilde hebben en anders die [slachtoffer 1] zou slaan;
2.
zij op 8 december 2014 te Apeldoorn tezamen en in vereniging met een ander, met het oogmerk om zich en een ander wederrechtelijk te bevoordelen door geweld en bedreiging met geweld
[slachtoffer 1] heeft gedwongen tot de afgifte van scootersleutels toebehorende aan die [slachtoffer 1], welk geweld en welke bedreiging met geweld onder meer hierin bestonden dat haar mededader, onverhoeds die [slachtoffer 1] heeft geduwd en pepperspray in het gezicht van die [slachtoffer 1] heeft gespoten en daarbij tegen die [slachtoffer 1] heeft geroepen dat hij de scooter van die [slachtoffer 1] wilde hebben;
en
zij op 8 december 2014 te Apeldoorn tezamen en in vereniging met een ander, met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening heeft weggenomen een scooter toebehorende aan [slachtoffer 1], welke diefstal werd voorafgegaan van geweld en bedreiging met geweld tegen die [slachtoffer 1], gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden en/of gemakkelijk te maken, welk geweld en welke bedreiging met geweld hierin bestonden dat haar mededader, onverhoeds die [slachtoffer 1] heeft geduwd en pepperspray in het gezicht van die [slachtoffer 1] heeft gespoten en daarbij tegen die [slachtoffer 1] heeft geroepen dat hij de scooter van die [slachtoffer 1] wilde hebben.
Wat meer of anders is ten laste gelegd dan hiervoor bewezen is verklaard, is niet bewezen.
Verdachte moet daarvan worden vrijgesproken.

4.De kwalificatie van het bewezenverklaarde

Het bewezenverklaarde levert op:
Feit 1 primair
Afpersing, terwijl het feit wordt gepleegd door twee of meer verenigde personen
Feit 2 primair
Afpersing, terwijl het feit wordt gepleegd door twee of meer verenigde personen
en
Diefstal, voorafgegaan en vergezeld van geweld of bedreiging met geweld tegen personen, gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden of gemakkelijk te maken, terwijl het feit wordt gepleegd door twee of meer verenigde personen.

5.De strafbaarheid van het feit

De feiten zijn strafbaar.

6.De strafbaarheid van de verdachte

Op 16 maart 2015 is door dr. [psycholoog], GZ-psycholoog, rapport opgemaakt omtrent de persoon van verdachte. De psycholoog concludeert dat verdachte niet lijdt aan een ziekelijke stoornis en/of een gebrekkige ontwikkeling van haar geestvermogens. Er is wel sprake van antisociale en afhankelijke trekken. Deze zijn niet dusdanig ernstig dat zij van invloed zijn geweest op de gedragskeuzes van verdachte te tijde van de tenlastegelegde feiten.
Verdachte is strafbaar, nu geen omstandigheid is gebleken of aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluit.

7.Overwegingen ten aanzien van straf en/of maatregel

Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft geëist dat verdachte ter zake van het tenlastegelegde zal worden veroordeeld tot een gevangenisstraf van 24 maanden waarvan 6 maanden voorwaardelijk met een proeftijd van 2 jaar met daaraan gekoppeld de bijzondere voorwaarden als gesteld in het reclasseringsrapport d.d. 19 maart 2015.
Het standpunt van de verdediging
De raadsman van verdachte heeft zich op het standpunt gesteld dat een straf gelijk aan de duur van het voorarrest een passende straf is voor verdachte.
Beoordeling door de rechtbank
De rechtbank heeft bij de bepaling van de op te leggen straf gelet op de aard en de ernst van hetgeen bewezen is verklaard, de omstandigheden waaronder dit is begaan, mede gelet op de persoon en de omstandigheden van de verdachte zoals van een en ander bij het onderzoek ter terechtzitting is gebleken, waarbij onder meer is gelet op:
- het uittreksel uit het algemeen documentatieregister, gedateerd 26 mei 2015;
- een rapport van dr. [psycholoog], GZ-psycholoog, gedateerd 16 maart 2015;
- een voorlichtingsrapportage van Reclassering Nederland, gedateerd 19 maart 2015.
De rechtbank heeft bij de straftoemeting in het bijzonder in aanmerking genomen - en vindt daarin de redenen die tot de keuze van een deels onvoorwaardelijke vrijheidsstraf van na te melden duur leiden - dat verdachte, die samen met medeverdachten de roofoverval heeft voorbereid en geregisseerd, daarnaast de leidende rol heeft gespeeld in het geheel. Dit rekent de rechtbank verdachte aan. Zij heeft met het medeplegen van de afpersing en diefstal geen rekening gehouden met de gevoelens van het slachtoffer.
De rechtbank weegt mee dat verdachte een blanco strafblad heeft.
De reclassering heeft in voormeld rapport aangegeven dat verdachte geen goed zicht heeft op de ernst van de zaak en de impact op het slachtoffer. Verdachte is opgegroeid bij haar ouders die alcoholverslaafd waren. Na de scheiding woonde ze afwisselend bij vader en moeder. Op vijftienjarige leeftijd is ze door moeder uit huis gezet en is ze samen gaan wonen met haar toenmalige vriend. Verdachte heeft veel gemist in haar opvoeding. Zowel op het gebied van liefde en warmte als op praktisch gebied. Ondanks alles probeerde verdachte zich te redden. Ze maakte haar MBO opleiding af en had verschillende banen in de fastfoodbranche. Door verkeerde keuzes zijn er (financiële) problemen ontstaan. Verdachte beschikte over onvoldoende coping vaardigheden om problemen op een adequate manier op te lossen of om hulp in te schakelen. Uit de informatie van de rapporterend psycholoog komt naar voren dat er sprake is van een gemiddelde intelligentie en dat er geen sprake is van persoonlijkheidsproblematiek. Begeleiding op praktisch gebied is geïndiceerd.
Het recidiverisico wordt ingeschat als laag/gemiddeld. Verdachte is gemotiveerd om problemen in de toekomst te voorkomen en staat open voor hulpverlening.
Aangezien met name de financiële problemen een rol lijken te hebben gespeeld in de aanloop naar het tenlastegelegde, wordt geadviseerd in de bijzondere voorwaarden bij een (deels) voorwaardelijke straf op te nemen dat verdachte meewerkt aan een schuldhulpverleningstraject, ten einde haar financiën op orde te krijgen. Bovendien wordt geadviseerd verdachte te verbieden contact te leggen met de medeverdachten [medeverdachte 1] en [medeverdachte 2], zolang de reclassering dit nodig acht.
Alles overwegende komt de rechtbank tot het oordeel dat een gevangenisstraf van achttien maanden, waarvan negen maanden voorwaardelijk met aftrek van de tijd die verdachte in voorarrest heeft doorgebracht, passend en geboden is. De rechtbank overweegt dat deze straf recht doet aan de ernst van de feiten en de overige omstandigheden van het geval, onder meer het blanco strafblad van verdachte, die maken dat tot een lagere strafoplegging wordt overgegaan dan door de officier van justitie geëist. De rechtbank stelt de straf van verdachte gelijk aan die van haar medeverdachte ondanks het feit dat deze een grotere rol heeft gehad bij de uitvoeringshandelingen, nu de medeverdachte, anders dan verdachte, verminderd toerekeningsvatbaar was ten tijde van het plegen van de strafbare feiten. De rol van verdachte bij de voorbereiding beschouwt de rechtbank aan de andere kant als de grootste van de drie betrokken verdachten. Aan het voorwaardelijk strafdeel zullen de door de reclassering geadviseerde bijzondere voorwaarden worden verbonden, omdat de rechtbank het in het belang van verdachte acht dat zij hulp krijgt om soortgelijke situaties in de toekomst te voorkomen.
7a. De beoordeling van de civiele vordering, alsmede de gevorderde oplegging van de schadevergoedingsmaatregel
De benadeelde partijen [slachtoffer 2] en [slachtoffer 1] hebben zich in het strafproces gevoegd ter verkrijging van schadevergoeding ter zake van het onder respectievelijk feit 1 en 2 bewezenverklaarde.
Door [slachtoffer 2] wordt een bedrag van € 728,- (materiële schade) gevorderd.
Door [slachtoffer 1] worden de bedragen gevorderd van € 172,65 (materiële schade), € 461,89 (psychologische hulp) en € 1.000,- (immateriële schade).
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft de rechtbank verzocht de benadeelde partij [slachtoffer 2] niet ontvankelijk te verklaren in haar vordering, nu deze onvoldoende is onderbouwd.
De officier van justitie heeft verzocht de vordering van de benadeelde partij [slachtoffer 1] tot betaling van het bedrag van in totaal € 1.634,54 hoofdelijk toe te wijzen, waarbij tevens de schadevergoedingsmaatregel ex artikel 36f van het Wetboek van Strafrecht wordt opgelegd tot dit bedrag, alsmede toewijzing van de wettelijke rente vanaf 8 december 2014.
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft de rechtbank verzocht de vordering van de benadeelde partij [slachtoffer 2] af te wijzen, nu de kosten zijn vergoed door de verzekeraar.
Ten aanzien van de vordering van de benadeelde partij [slachtoffer 1] refereert de raadsman zich ten aanzien van de materiële post aan het oordeel van de rechtbank en heeft hij de rechtbank verzocht het bedrag, voor wat betreft het immateriële gedeelte, in redelijkheid te matigen. Ten aanzien van de kosten voor de psychologische hulp refereert de raadsman zich aan het oordeel van de rechtbank.
Beoordeling door de rechtbank
De rechtbank is ten aanzien van de vordering van [slachtoffer 2] van oordeel dat deze vordering onvoldoende is onderbouwd. Bij de rechtbank bestaat onduidelijkheid over de opgevoerde loonkosten en over de urendeclaratie bij de politie. Ten aanzien van de eerste post heeft de rechtbank uit het dossier begrepen, dat het beleid bij [naam bedrijf 2] ten aanzien van het afsluiten van het restaurant zo is, dat er op het tijdstip van afsluiten altijd twee werknemers aanwezig zijn. Er is naar het oordeel van de rechtbank dan ook geen schade ontstaan door het draaien van de door de benadeelde partij opgevoerde dubbele diensten. De opgevoerde urendeclaratie is niet onderbouwd en de rechtbank overweegt dat aanhouding van de zaak om de benadeelde partij de gelegenheid te geven de vordering nader te onderbouwen niet in de rede ligt. Dit zou een onevenredige belasting van het strafgeding opleveren.
De benadeelde partij zal dan ook niet-ontvankelijk verklaard worden in de vordering.
Naar het oordeel van de rechtbank is, op grond van de gebezigde bewijsmiddelen en hetgeen verder ter terechtzitting met betrekking tot de vordering is gebleken, komen vast te staan dat de benadeelde partij [slachtoffer 1] als gevolg van het hierboven onder punt 3 bewezen verklaarde handelen tot een bedrag van € 1.384,54 schade heeft geleden (te weten € 172,65 materiële schade, € 461,89 psychologische hulp en € 750,- immateriële schade), waarvoor verdachte naar burgerlijk recht hoofdelijk aansprakelijk is. De vordering dient tot dit bedrag hoofdelijk te worden toegewezen.
Wat betreft het meer of anders gevorderde zal de benadeelde partij niet-ontvankelijk verklaard worden in haar vordering. De benadeelde partij kan derhalve dat deel van haar vordering slechts aanbrengen bij de burgerlijke rechter.
Gelet op het vorenstaande ziet de rechtbank aanleiding om aan verdachte op basis van het bepaalde in artikel 36f van het Wetboek van Strafrecht de verplichting op te leggen tot betaling aan de Staat van het toe te wijzen bedrag ten behoeve van genoemde benadeelde partij.
De gevorderde wettelijke rente is toewijsbaar vanaf 8 december 2014.

8.De toegepaste wettelijke bepalingen

De beslissing is gegrond op de artikelen 10, 14a, 14b, 14c, 14d, 27, 36f, 57, 312, 317 van het Wetboek van Strafrecht.

9.De beslissing

De rechtbank:
 verklaart bewezen dat verdachte het tenlastegelegde, zoals vermeld onder punt 3, heeft begaan;
 verklaart niet bewezen hetgeen verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven bewezen is verklaard en spreekt verdachte daarvan vrij;
 verstaat dat het aldus bewezenverklaarde oplevert de strafbare feiten zoals vermeld onder punt 4;
 verklaart verdachte hiervoor strafbaar;
 veroordeelt verdachte wegens het bewezenverklaarde tot een
gevangenisstrafvoor de duur van
18 (achttien) maanden;
 bepaalt, dat een gedeelte van de gevangenisstraf groot
9 (negen)maanden,
niet ten uitvoer zal worden gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten, wegens niet nakoming van na te melden algemene en bijzondere voorwaarden voor het einde van de proeftijd die op twee jaren wordt bepaald;
 de algemene voorwaarden dat de veroordeelde:
 zich voor het einde daarvan niet zal schuldig maken aan een strafbaar feit;
 ten behoeve van het vaststellen van haar identiteit haar medewerking zal verlenen aan het nemen van een of meer vingerafdrukken of een identiteitsbewijs als bedoeld in artikel 1 Wet op de identificatieplicht ter inzage zal aanbieden;
 haar medewerking zal verlenen aan het door de Reclassering Nederland te houden toezicht, bedoeld in artikel 14d, tweede lid, van het Wetboek van Strafrecht, de medewerking aan huisbezoeken daaronder begrepen;
 de bijzondere voorwaarden dat de veroordeelde:
- zich binnen vijf werkdagen zal melden bij Reclassering Nederland op het volgende adres: Rosariumstraat 41, 7311 JR te Apeldoorn en gedurende de proeftijd zich zal blijven melden bij deze instelling, zo frequent en zolang de instelling dat noodzakelijk acht, ook als dat inhoudt meewerken aan het inzetten van een schuldhulpverleningstraject;
 geeft opdracht aan de Reclassering Nederland tot het houden van toezicht op de naleving van voormelde bijzondere voorwaarden en de veroordeelde ten behoeve daarvan te begeleiden;
 beveelt dat de tijd, door veroordeelde vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en voorlopige hechtenis doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf in mindering zal worden gebracht;
 veroordeelt verdachte ten aanzien van feit 2 primair tot betaling van
schadevergoedingaan de
benadeelde partij[slachtoffer 1], van een bedrag van
€ 1.384,54vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 8 december 2014 tot aan de dag der algehele voldoening en met betaling van de kosten van het geding en de tenuitvoerlegging door de benadeelde partij gemaakt, tot op heden begroot op nihil;
 verstaat dat indien en voor zover door de mededader en/of mededaders het betreffende schadebedrag is betaald, veroordeelde daarvan zal zijn bevrijd;
 legt aan veroordeelde de
verplichtingop
om aan de Staat, ten behoeve van de benadeelde partij [slachtoffer 1] een bedrag
te betalen van € 1.384,54, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 8 december 2014 tot aan de dag der algehele voldoening, met bepaling dat bij gebreke van betaling en verhaal van de hoofdsom 1 dag hechtenis zal kunnen worden toegepast zonder dat de betalingsverplichting vervalt;
 bepaalt dat, indien veroordeelde heeft voldaan aan de verplichting tot betaling aan de Staat daarmee de verplichting tot betaling aan de benadeelde partij in zoverre komt te vervallen en andersom dat, indien veroordeelde heeft voldaan aan de verplichting tot betaling aan de benadeelde partij daarmee de verplichting tot betaling aan de Staat in zoverre komt te vervallen;
 verklaart de
benadeelde partij [slachtoffer 1] voor het overige niet-ontvankelijkin haar vordering;
 verklaart de
benadeelde partij [slachtoffer 2] niet-ontvankelijkin haar vordering.
Dit vonnis is gegeven door mr. E.G. de Jong (voorzitter), mr. M.J. Ouweneel en Mr. C.H.M. Pastoors rechters, in tegenwoordigheid van mr. M. van Erp-Noordenbos, griffier, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van deze rechtbank op 16 juni 2015.

Voetnoten

1.Het bewijs is terug te vinden in het in de wettelijke vorm door verbalisanten van de politie Oost Nederland, district Noord- en Oost Gelderland, opgemaakte proces-verbaal, dossiernummer PL 2014206868, gesloten op 12 maart 2015 te Apeldoorn en in de bijbehorende in wettelijke vorm opgemaakte processen-verbaal en overige schriftelijke bescheiden, tenzij anders vermeld. De vindplaatsvermeldingen verwijzen naar de pagina’s van het doorgenummerde dossier, tenzij anders vermeld.
2.Proces-verbaal aangifte, pag. 125-128 en 130-133 en 134 - 136
3.Proces-verbaal van bevindingen m.b.t. bekijken beelden overval, pag. 180 en 181
4.Proces-verbaal medeverdachte [medeverdachte 1], pag. 280 – 282 en 290 - 293
5.Proces-verbaal verdachte, pag. 335 – 337 en 346 - 347
6.Proces-verbaal verklaring medeverdachte [medeverdachte 1], pag. 281, 282 en 290-292
7.Proces-verbaal verdachte, pag. 351