ECLI:NL:RBGEL:2015:3940

Rechtbank Gelderland

Datum uitspraak
16 juni 2015
Publicatiedatum
16 juni 2015
Zaaknummer
05/881872-14
Instantie
Rechtbank Gelderland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling voor medeplegen van afpersing en diefstal met geweld in Apeldoorn

Op 16 juni 2015 heeft de Rechtbank Gelderland in Zutphen uitspraak gedaan in de zaak tegen de verdachte, die werd beschuldigd van het medeplegen van afpersing en diefstal. De feiten vonden plaats op 8 december 2014 in Apeldoorn, waar de verdachte samen met een medeverdachte een medewerker van een bedrijf overviel. De medewerker werd met pepperspray in het gezicht gespoten en gedwongen om geld en een scootersleutel af te geven. De rechtbank oordeelde dat de verdachte, die verminderd toerekeningsvatbaar was verklaard, wettig en overtuigend schuldig was aan de tenlastegelegde feiten. De verdachte werd veroordeeld tot een gevangenisstraf van 18 maanden, waarvan 9 maanden voorwaardelijk, met een proeftijd van 2 jaar en de bijzondere voorwaarde dat hij zich moet laten begeleiden door de reclassering. De rechtbank hield rekening met de psychologische rapportage die wees op een stoornis en de omstandigheden waaronder de feiten zijn gepleegd. De benadeelde partijen hebben schadevergoeding gevorderd, waarvan een deel werd toegewezen. De rechtbank legde ook een schadevergoedingsmaatregel op.

Uitspraak

RECHTBANK GELDERLAND
Team strafrecht
Zittingsplaats Zutphen
Parketnummer : 05/881872-14
Datum uitspraak : 16 juni 2015
Tegenspraak (art. 279 Wetboek van Strafvordering)
vonnis van de meervoudige kamer
in de zaak van
de officier van justitie bij het arrondissementsparket Oost-Nederland
tegen
[verdachte]
geboren op [1991] te [geboorteplaats],
wonende te [adres 1], [woonplaats],
thans gedetineerd in [verblijfplaats].
raadsvrouw : mr. W.E. van Veldhuizen, advocaat te Apeldoorn.
Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting
van 2 juni 2015.

1.De inhoud van de tenlastelegging

Aan verdachte is ten laste gelegd dat:
1.
hij op of omstreeks 08 december 2014 te Apeldoorn tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, met het oogmerk om zich en/of (een) ander(en) wederrechtelijk te bevoordelen door geweld en/of bedreiging met geweld [benadeelde 1] heeft gedwongen tot de
afgifte van twee/een enveloppe(n)(inhoudende geldbedragen van respectievelijk
ongeveer 750 Euro en ongeveer 454 Euro), in elk geval van enig goed, geheel of
ten dele toebehorende aan [benadeelde 2] en/of aan [benadeelde 3],
in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte en/of zijn
mededader(s), welk geweld en/of welke bedreiging met geweld hierin bestond(en) dat hij,
verdachte en/of zijn mededader(s) - die [benadeelde 1] heeft/hebben gevolgd en/of onverhoeds- mogelijk verzet brekend- die [benadeelde 1] heeft/hebben geduwd en/of - pepperspray, althans een bijtende stof in het gezicht van die [benadeelde 1] heeft/hebben gespoten en/of (daarbij) - tegen die [benadeelde 1] heeft/hebben geroepen/gezegd dat hij/zij geld wilde(n) hebben en/of (meermalen) heeft/hebben geroepen dat hij/zij geld wilde(n) hebben en anders die [benadeelde 1] zou(den) slaan, althans aan die [benadeelde 1] woorden van gelijke dreigende aard of strekking heeft/hebben toegevoegd;
2.
hij op of omstreeks 08 december 2014 te Apeldoorn tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, met het oogmerk om zich en/of (een) ander(en) wederrechtelijk te bevoordelen door geweld en/of bedreiging met geweld [benadeelde 1] heeft gedwongen tot de afgifte van (een) scootersleutel(s), in elk geval van enig goed, geheel of ten dele
toebehorende aan die [benadeelde 1], in elk geval aan een ander of anderen dan aan
verdachte en/of zijn mededader(s), welk geweld en/of welke bedreiging met geweld onder meer hierin bestond(en) dat hij, verdachte en/of zijn mededader(s) onverhoeds- mogelijk verzet brekend- die [benadeelde 1] heeft/hebben geduwd en/of (meermalen) pepperspray, althans een bijtende stof in het gezicht van die [benadeelde 1] heeft/hebben gespoten en/of (daarbij) tegen die [benadeelde 1] heeft/hebben geroepen/gezegd dat hij/zij de scooter van die [benadeelde 1] wilde(n) hebben
EN/OF
hij op of omstreeks 08 december 2014 te Apeldoorn tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening heeft weggenomen een scooter in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan [benadeelde 1], in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte en/of zijn mededader(s), welke diefstal werd voorafgegaan en/of vergezeld en/of gevolgd van geweld en/of bedreiging met geweld tegen die [benadeelde 1], gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden en/of gemakkelijk te maken en/of om bij betrapping op heterdaad aan zichzelf en/of aan zijn mededader(s) hetzij de
vlucht mogelijk te maken, hetzij het bezit van het gestolene te verzekeren, welk geweld en/of welke bedreiging met geweld hierin bestond(en) dat hij, verdachte en/of zijn mededader(s) onverhoeds- mogelijk verzet brekend- die [benadeelde 1] heeft/hebben geduwd en/of (meermalen) pepperspray, althans een bijtende stof in het gezicht van die [benadeelde 1] heeft/hebben gespoten en/of (daarbij) tegen die [benadeelde 1] heeft/hebben geroepen/gezegd dat hij/zij de scooter van die [benadeelde 1] wilde(n) hebben.
Voor zover er in de tenlastelegging kennelijke taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn die fouten verbeterd. Verdachte is daardoor niet in zijn verdediging geschaad.
2. Overwegingen ten aanzien van het bewijs [1]
Aanleiding onderzoek
Op maandag 8 december 2014 omstreeks 00.12 uur, kwam bij de meldkamer van Oost Nederland de melding binnen van een overval, gepleegd bij [benadeelde 4], [adres 2] te Apeldoorn. Een medewerker zou omstreeks 00.05 uur zijn overvallen, waarbij een geldbedrag was buitgemaakt. De dader zou zijn gevlucht op de scooter van de medewerker.
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gesteld dat wettig en overtuigend bewezen kan worden geacht dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan de feiten 1 en 2.
Het standpunt van de verdediging
De raadsvrouw van verdachte heeft het woord ter verdediging gevoerd. Bij pleidooi heeft de raadsvrouw zich ten aanzien van feit 1 op het standpunt gesteld dat het door aangever verklaarde gebruik van geweld bij de diefstal wordt weersproken door de in het dossier aanwezige getuigenverklaring van [getuige]. Zij verzoekt de rechtbank derhalve verdachte vrij te spreken van feit 1. Ten aanzien van feit 2 bepleit de raadsvrouw primair dat ook bij dit feit sprake is van diefstal zonder geweld en zij verzoekt de rechtbank verdachte ook voor dit feit vrij te spreken. Subsidiair refereert de raadsvrouw zich aan het oordeel van de rechtbank, voorzover bij de bewezenverklaring van dit feit wordt uitgegaan van diefstal zonder geweld.
Beoordeling door de rechtbank
Feit 1
Aangever [benadeelde 1] [2] , werkzaam bij [benadeelde 4] te Apeldoorn, verklaart bij de politie dat hij op zondag 7 december 2014 bij [benadeelde 4] werkzaam was en dat hij tegen sluitingstijd de administratie moest afhandelen en de zaak moest sluiten. Aangever diende het contante deel van de omzetten van [benadeelde 4] en [benadeelde 5], zijnde die dag respectievelijk € 750,42 en € 454,00, in twee enveloppen weg te brengen naar [bedrijf] aan de [adres 3] te Apeldoorn, alwaar het geld in een kluis gestort kon worden. Aangever heeft die nacht om 00.06 uur het pand verlaten via de personeelsingang aan de zijde van de Mezenweg. Aangever liep naar zijn bromfiets en kreeg plotseling een duw. Aangever zag dat een man met een zelfgemaakte zwarte bivakmuts op, waarin hele kleine gaatjes bij de ogen waren geknipt en geen mondopening, hem die duw had gegeven. Nadat de man hem geduwd had, sprayde hij aangever met een busje in zijn ogen. Aangever voelde gelijk pijn opkomen in zijn gelaat en hij moest zijn ogen samenknijpen. De man riep naar hem dat hij geld wilde hebben. De man herhaalde enkele keren dat hij geld wilde hebben, ander zou hij aangever slaan. Aangever voelde zich zo bedreigd dat hij de enveloppen uit zijn jaszak haalde en aan de man heeft gegeven. De man pakte die enveloppen met zijn linkerhand aan. In zijn rechterhand hield hij het busje. Nadat aangever de man de enveloppen had gegeven, zei de man dat hij aangevers scootersleutels wilde hebben. Aangever had de sleutels van de scooter in zijn hand en weigerde deze eerst af te geven, maar nadat de man weer begon te spuiten met die bijtende stof, heeft aangever de sleutels gegeven. De man griste de sleutels uit zijn handen, stapte op de scooter en startte die. Aangever zag dat de man wegreed op de scooter de Mezenweg in en vervolgens de Lepelaarweg op in de richting van Kanaal Noord. (De rechtbank begrijpt: Kanaal Zuid.)
De beelden van de beveiligingscamera’s in de buurt van het gebouw van [benadeelde 4] met de opnames van 7 december 2014 [3] zijn uitgekeken op de plaats delict. Het bleek dat de tijdsinstelling van de bewakingscamera’s 13 minuten achterliep. Op de beelden is te zien dat een medewerker van [benadeelde 4] de toegangsdeur van het pand dicht trekt en kennelijk afsluit. De werkelijke tijd is dan 08 december te 00.06 uur. Na circa 2 minuten komt een manspersoon vanuit de richting Kanaal Zuid al rennend aan lopen naar de medewerker. De man draagt onder andere een zwarte bivakmuts. Op de beelden is te zien dat de man de medewerker van [benadeelde 4] een duw tegen de borst geeft, waardoor hij met zijn rug tegen de muur komt te staan. Beide mannen gebaren met hun handen. De medewerker wrijft vervolgens in zijn ogen. Hierna overhandigt hij kennelijk goederen aan die man. De man loopt naar een scooter met een hoog scherm waar hij opstapt. De lichten van de scooter gaan aan. Hij manoeuvreert de scooter achteruit en rijdt weg over de Mezenweg in de richting van Kanaal Zuid.
Medeverdachte [medeverdachte] [4] verklaart bij de politie dat zij twee maanden geleden is ontslagen door de eigenaar van het bedrijf [benadeelde 4] te Apeldoorn en dat zij door dit ontslag in financiële problemen (o.a. huurschuld) is gekomen. Het idee voor de overval op de [benadeelde 4] is ontstaan omdat verdachte en [verdachte] (die verdachte een aantal malen tegen sluitingstijd van de zaak had binnengelaten) de procedure van het geldtransport kenden. Medeverdachte [medeverdachte] verklaart met betrekking tot het idee om de opbrengst van de [benadeelde 4] te stelen: “Het was ook meer wraak naar mijn oude baas toe. Ergens eind november zijn we samengekomen, toen heb ik het er met [verdachte] over gehad. [betrokkene 1] kwam pas 2 december in beeld.”(pag. 336)
“De reden dat ik meegedaan heb is omdat ik twee maanden geen geld heb gehad. Dus toen [verdachte] met dat idee kwam, dacht ik we doen het maar.” (pag. 343)
“Woensdag of donderdag hebben we afgesproken dat het die zondag zou gebeuren. Bij dat gesprek waren [verdachte], [betrokkene 1] en ik.” (pag. 347)
“En [betrokkene 1] zou ook voor de spullen zorgen. [betrokkene 1] is naar Arnhem gereden om de pepperspray en de muts te halen.” (pag. 337)
Met betrekking tot de dag van de overval heeft verdachte verklaard: “Nadat [betrokkene 1] naar Arnhem was gegaan hebben we gewoon gegeten samen. Ik weet niet waar [verdachte] op dat moment was. Die hebben we om acht uur opgehaald met de BMW van [betrokkene 1], en we zijn toen naar mijn huis gegaan.” (pag. 337)
“We zijn op de terugweg langs de [benadeelde 4] gereden. We zagen toen een scooter staan en ik zag dat dit niet de scooter van [benadeelde 1] was, want [benadeelde 1] heeft geen scherm voor zijn scooter. Ik had verwacht dat [benadeelde 1] zou werken.” (pag. 347)
“Degene die normaal afsluit, [naam], die ken ik al heel lang en daar had ik een goede band mee. Ik wilde hem dat niet aandoen.”
“Ik zei ook, als die witte scooter er staat dan gebeurt het sowieso niet, want dat is de scooter van [naam].”
“Ik zag dat het niet de scooter van [naam] was en dus gingen wij het doen.”
“We zijn met z’n drieën teruggereden naar mijn huis. Thuis kreeg [verdachte] de spullen van [betrokkene 1]. [verdachte] heeft toen gaten geknipt in de muts.”
“Tussen elf uur en kwart over elf ’s avonds hebben [betrokkene 1] en ik [verdachte] afgezet aan de Kort van der Lindenstraat. Ik wist toen dat de overval gepleegd zou gaan worden. [betrokkene 1] en ik zijn toen naar de Bierbrouwershorst in De Maten gereden. Daar hebben we in de auto gewacht op een seintje van [verdachte].” (pag. 337)
Met betrekking tot het moment na het afzetten van medeverdachte [verdachte] heeft verdachte verklaard: “Ik zat met [betrokkene 1] in de auto te wachten. Wij stonden te wachten aan de Bierbrouwershorst. Ik was de bestuurder van de auto.”(pag. 348).
“We hadden thuis afgesproken aan de [adres 4].”
“[verdachte] zei aan de telefoon dat hij aan de Schrijnwerkershorst stond. [betrokkene 1] is wel goed bekend in Apeldoorn dus toen zijn we hem daar gaan ophalen.”
Met betrekking tot het geld dat bij de overval was buitgemaakt heeft verdachte verklaard: “Hij (verdachte [verdachte]) gaf mij geld. Dat was 1040 euro. Het was niet in een envelop. Ik kreeg het gewoon los. Ik heb [verdachte] 70 euro meegegeven. Eerst 50 euro en toen 20 euro voor een taxi.” (pag. 348)
“[verdachte] had nog een hand vol met losgeld in zijn zakken. Dat heeft hij zelf gehouden.”
Met betrekking tot de gebeurtenissen de dag na de overval heeft medeverdachte [medeverdachte] verklaard: “Toen ben ik naar [verdachte] gegaan om hem die 300 euro te geven. We hadden afgesproken dat we de buit zouden verdelen. Maar [verdachte] zei dat ik het bedrag er af moest halen dat ik voor de huur nodig had.” (pag. 349)
Verdachte [5] heeft bij de politie als volgt verklaart:
“Ik was (ongeveer 2 à 3 dagen voor de overval van 8 december 2014) op bezoek bij [medeverdachte] aan de [adres 4] te Apeldoorn. Zij is de zus van mijn ex. Die avond was ook een bekende bij haar aanwezig. Hij leverde later de muts en de pepperspray voor de overval. Ik kreeg te horen dat [medeverdachte] in financiële moeilijkheden verkeerde. [medeverdachte] wist nu wel een mogelijkheid om aan geld te komen en dat zou ik moeten doen. Zij had gewerkt bij de [bedrijf] aan de [adres 3]. De eigenaar heeft nog twee zaken. Het betreft in ieder geval [benadeelde 4] en iets van een [benadeelde 5]. [medeverdachte] wist te vertellen dat elke zondag tussen 23.00 en 24.00 uur vanaf de [adres 5] de dagomzetten naar de [bedrijf] aan de [adres 3] worden gebracht. Ze wist ook te vertellen dat daar dan een jongen werkte die op een scooter was en die dan heel makkelijk het geld zou afgeven. Het zou allemaal heel makkelijk zijn. Toen [medeverdachte] mij dit verhaal vertelde, besloot ik het te doen.” (pag. 281)
“Zij heeft mij die avond thuis met [betrokkene 1] opgehaald. Daarna zijn wij daar naar toe gereden. Daar bedoel ik dan de Cort van de Lindenstraat mee.” (pag. 291)
“Ik moest ervoor zorgen dat ik toen een oude broek aan had. Zij had pepperspray, handschoenen en een muts bij zich. De afspraak was dat ik na afloop naar haar toe zou gaan. Ik zou dan de scooter van die jongen mee kunnen nemen, want die was mooi snel. [medeverdachte] heeft mij ook de naam van die werknemer verteld. Ik had de muts op, handschoenen aan en de pepperspray in mijn jaszak. Ik heb een uurtje tegenover die zaken staan wachten. Ik stond dus in het zijstraatje van de Kayersdijk. Op een gegeven moment zag ik een jongen naar buiten komen. Toen die jongen naar buiten kwam wist ik dat ik hem moest hebben. Ik ben naar hem toegegaan. Ik vroeg hem om geld. Maar nu bleek dat het helemaal niet zo makkelijk ging, wat [medeverdachte] wel verteld had. Want de jongen zei dat hij geen geld had. Ik wist zeker dat hij geld had. Ik ging met mijn hand in mijn jaszak en haalde de pepperspray eruit. Toen ik hem uit mijn jaszak haalde, kwam mijn vinger op het knopje en de pepperspray spoot tussen ons in. We hadden er allebei last van. Toen gaf hij wel dat geld. Althans hij gaf mij twee enveloppen.” (pag. 281)
“Ik stuurde [medeverdachte] een WhatsApp bericht waarin ik haar vertelde dat de politie achter mij aanzat. Ik legde uit waar ik was en zij wist dat wel en kwam mij toen ophalen Zij heeft mij toen naar de Eglantier gebracht. Daar heb ik haar de enveloppen gegeven. [medeverdachte] heeft mij toen in eerste instantie al 50 euro gegeven en de volgende dag nog 300 euro.” (pag. 282)
Feit 2
Medeverdachte [medeverdachte] [6] heeft met betrekking tot de afpersing en diefstal van de scooter verklaard:
“[verdachte] heeft tegen mij gezegd, dat hij als hij de kans kreeg, ook de scooter zou stelen. We hadden afgesproken dat hij die scooter dan zou dumpen niet al te dicht bij mijn woning. Hij zou naar mijn huis komen. Als het niet zou lukken, zou [verdachte] na de overval naar mij en [betrokkene 1] komen rennen en wij stonden klaar met de auto om naar huis te rijden. Toen we [verdachte] met de scooter langs ons zagen rijden wisten wij dat het gelukt was. [betrokkene 1] en ik zijn met de auto naar mijn huis gegaan. [verdachte] vertelde dat hij van de scooter was gestapt en naar de Bierbrouwerhorst was gelopen. Toen hij daar aan kwam waren wij al weg. Omdat [verdachte] dacht de politie te zien is hij terug gerend naar de scooter en keihard de wijk De Maten ingescheurd om naar mijn huis te rijden. Hij is de weg kwijtgeraakt.” (pag. 351)
Verdachte [7] heeft daarover verklaard:
“De afspraak was dat ik na afloop naar haar (medeverdachte [medeverdachte]) toe zou gaan. Ik zou dan de scooter van die jongen mee kunnen nemen, want die was mooi snel.” (pag. 281)
“Ik vroeg hem nu om de scootersleutels. Die kreeg ik. Ik startte de scooter en ben weggereden. Ik ben richting het fietsbruggetje gegaan, naar de wijk de Maten waar [medeverdachte] woont. Halverwege kwam ik de politie tegen. Ik kreeg het vermoeden dat ze mij wilden controleren. Ik ben toen vlug een paadje ingereden en daar heb ik de scooter neer gegooid en ben weggerend.” (pag. 282)
Verdachte heeft bij de politie verklaard dat hij de overval waarschijnlijk niet had gedaan als er geen scooter stond. “[medeverdachte] zei dat er in ieder geval een scooter stond, die ik dan mee zou kunnen nemen.” (pag. 291)
Gelet op het bovenstaande acht de rechtbank wettig en overtuigend bewezen dat verdachte de tenlastegelegde feiten heeft begaan. De rechtbank is van oordeel dat het verweer van de raadsvrouw met betrekking tot het ontbreken van geweld en/of bedreiging van geweld dient te worden verworpen. De verklaring van aangever wordt met betrekking tot het gepleegde geweld en/of de bedreiging van geweld ondersteund door de verklaring van verdachte dat hij pepperspray bij zich had en door de beelden van de diefstal die door de politie zijn bekeken, waarop te zien is dat verdachte aangever een duw geeft en dat aangever vervolgens in zijn ogen wrijft, wat duidt op het gebruik van pepperspray. Hierna volgen de beelden dat aangever goederen aan verdachte geeft. Uit deze handelingen blijkt de rechtbank dat, voordat het geld en de scooter door aangever aan verdachte worden overgedragen, er sprake is geweest van geweld en/of bedreiging met geweld. Uit de context van de voorbereiding van de overval en de overval zelf blijkt de rechtbank bovendien dat verdachte de pepperspray heeft meegenomen en ingezet met het doel aangever te dwingen de goederen aan verdachte af te geven.

3.Bewezenverklaring

Naar het oordeel van de rechtbank is wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het onder feit 1 en 2 tenlastegelegde heeft begaan, te weten dat:
1.
hij op 8 december 2014 te Apeldoorn tezamen en in vereniging met een ander, met het oogmerk om zich en of een ander wederrechtelijk te bevoordelen door geweld en bedreiging met geweld
[benadeelde 1] heeft gedwongen tot de afgifte van twee enveloppen inhoudende geldbedragen van respectievelijk ongeveer 750 Euro en ongeveer 454 Euro toebehorende aan [benadeelde 2], welk geweld en welke bedreiging met geweld hierin bestonden dat hij, verdachte, - die [benadeelde 1] onverhoeds heeft geduwd en pepperspray in het gezicht van die [benadeelde 1] heeft gespoten en daarbij tegen die [benadeelde 1] meermalen heeft geroepen dat hij geld wilde hebben en anders die [benadeelde 1] zou slaan;
2.
hij op 8 december 2014 te Apeldoorn tezamen en in vereniging met anderen, met het oogmerk om zich en een ander wederrechtelijk te bevoordelen door geweld en bedreiging met geweld
[benadeelde 1] heeft gedwongen tot de afgifte van scootersleutels toebehorende aan die [benadeelde 1], welk geweld en welke bedreiging met geweld onder meer hierin bestonden dat hij, verdachte, onverhoeds die [benadeelde 1] heeft geduwd en pepperspray in het gezicht van die [benadeelde 1] heeft gespoten en daarbij tegen die [benadeelde 1] heeft geroepen dat hij de scooter van die [benadeelde 1] wilde hebben;
en
hij op 8 december 2014 te Apeldoorn tezamen en in vereniging met een ander, met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening heeft weggenomen een scooter toebehorende aan [benadeelde 1], welke diefstal werd voorafgegaan van geweld en bedreiging met geweld tegen die [benadeelde 1], gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden en/of gemakkelijk te maken, welk geweld en welke bedreiging met geweld hierin bestonden dat hij, verdachte, onverhoeds die [benadeelde 1] heeft geduwd en pepperspray in het gezicht van die [benadeelde 1] heeft gespoten en daarbij tegen die [benadeelde 1] heeft geroepen dat hij de scooter van die [benadeelde 1] wilde hebben.
Wat meer of anders is ten laste gelegd dan hiervoor bewezen is verklaard, is niet bewezen.
Verdachte moet daarvan worden vrijgesproken.

4.De kwalificatie van het bewezenverklaarde

Het bewezenverklaarde levert op:
Ten aanzien van de feiten 1 en 2:
Feit 1
Afpersing, terwijl het feit wordt gepleegd door twee of meer verenigde personen
Feit 2
Afpersing, terwijl het feit wordt gepleegd door twee of meer verenigde personen
en
Diefstal, voorafgegaan en vergezeld van geweld of bedreiging met geweld tegen personen, gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden of gemakkelijk te maken, terwijl het feit wordt gepleegd door twee of meer verenigde personen.

5.De strafbaarheid van het feit

De feiten zijn strafbaar.

6.De strafbaarheid van de verdachte

Op 6 april 2015 is door [psycholoog], GZ-psycholoog, rapport opgemaakt omtrent de persoon van verdachte. De psycholoog concludeert dat bij verdachte sprake is van een stoornis in de zin van ADHD met ook misbruik van alcohol. Voorts zijn er aanwijzingen voor een gebrekkige ontwikkeling in de zin van trekken van een persoonlijkheidsstoornis bij verdachte, die bovendien op het gebied van verbaal begrip op laaggemiddeld tot zwakbegaafd niveau functioneert. De ziekelijke stoornis en/of gebrekkige ontwikkeling van de geestvermogens waren ten tijde van de tenlastegelegde feiten van invloed op de gedragskeuzes van verdachte, zodanig dat zij daaruit mede verklaard kunnen worden.
Geadviseerd wordt verdachte verminderd toerekeningsvatbaar te achten voor het ten laste gelegde.
De rechtbank zal deze conclusie overnemen en tot de hare maken.
Verdachte is strafbaar, nu geen omstandigheid is gebleken of aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluit.

7.Overwegingen ten aanzien van straf en/of maatregel

Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft geëist dat verdachte ter zake van het tenlastegelegde zal worden veroordeeld tot een gevangenisstraf van 24 maanden waarvan 6 maanden voorwaardelijk met een proeftijd van 2 jaar met daaraan gekoppeld de bijzondere voorwaarden als gesteld in het reclasseringsrapport van 24 maart 2015, te weten aansluitend aan de detentie meewerken aan een verblijf bij de Time Out voorziening van de Ontmoeting in Hummelo en meewerken aan ambulante begeleiding door de Passerel. Bovendien dient verdachte zich te houden aan de aanwijzingen hem te geven door Reclassering Nederland en dient hij de COVA+ training te volgen.
Het standpunt van de verdediging
De raadsvrouw van verdachte heeft zich op het standpunt gesteld dat een straf gelijk aan de duur van het voorarrest en een klein deel voorwaardelijk met de bijzondere voorwaarden als gesteld in het reclasseringsrapport van 24 maart 2015 een passende straf is voor verdachte.
Beoordeling door de rechtbank
De rechtbank heeft bij de bepaling van de op te leggen straf gelet op de aard en de ernst van hetgeen bewezen is verklaard, de omstandigheden waaronder dit is begaan, mede gelet op de persoon en de omstandigheden van de verdachte zoals van een en ander bij het onderzoek ter terechtzitting is gebleken, waarbij onder meer is gelet op:
- het uittreksel uit het algemeen documentatieregister, gedateerd 26 mei 2015;
- een voorlichtingsrapportage van Reclassering Nederland, gedateerd 24 maart 2015;
- een rapport van drs. [psycholoog], GZ-psycholoog, gedateerd 6 april 2015.
De rechtbank heeft bij de straftoemeting in het bijzonder in aanmerking genomen - en vindt daarin de redenen die tot de keuze van een deels onvoorwaardelijke vrijheidsstraf van na te melden duur leiden - dat verdachte, die samen met zijn medeverdachten de roofoverval heeft voorbereid, de uitvoerende handelingen van de afpersing en de diefstal heeft gepleegd. Dit rekent de rechtbank verdachte aan. Hij heeft met zijn daden geen rekening gehouden met de gevoelens van het slachtoffer en hem een traumatische ervaring bezorgd.
De rechtbank weegt mee dat verdachte een zeer beknopt strafblad heeft.
De reclassering heeft in voormeld rapport aangegeven dat verdachte een belaste voorgeschiedenis heeft waarin huiselijk geweld en wonen in verschillende settingen is voorgekomen. Op financieel gebied wordt verdachte geholpen door een bewindvoerder.
Verdachte zal na detentie opnieuw de draad moeten oppakken en daarbij zal hij hulp nodig hebben, omdat verdachte nauwelijks tot geen adequate coping vaardigheden heeft om zelfstandig problemen op te lossen. Verdachte heeft een indicatie voor zorg met verblijf in een zorginstelling, deze indicatie blijft voorlopig staan waardoor er mogelijkheden zijn voor de Passerel om de begeleiding na detentie te hervatten. Verdachte is om die reden aangemeld bij de Time Out voorziening van de Ontmoeting in Hummelo. Het is de bedoeling dat hij hier na een verblijf van zes weken weer over eigen huisvesting beschikt en dat hij ambulant begeleid zal worden door de Passerel. Verdachte valt in de ‘overvallersaanpak’, waardoor ‘strikte controle en perspectief’ voorop staan in de advisering. Een reclasseringstoezicht is geïndiceerd. Daarnaast zal verdachte baat hebben bij de CoVa+, een cognitieve vaardigheidstraining voor mensen met een beperking, om negatieve beïnvloeding te herkennen en recidive te voorkomen. Deze training kan tevens dienen als onderzoeksperiode tijdens welke kan worden bekeken of verdachte op dit gebied behandeling nodig heeft.
In voormeld rapport van drs. [psycholoog], GZ-psycholoog stelt de psycholoog met betrekking tot de recidive dat verdachte verhoogd gevoelig is voor sociale beïnvloeding. Bovendien zijn er verschillende aanwijzingen voor misbruik van alcohol en mogelijk ook ten aanzien van andere middelen. Dit patroon in middelengebruik werkt risico verhogend.
Er is sprake van beperkte mogelijkheden voor sociale steun en betrokkene is kwetsbaar voor een negatief sociaal netwerk. Daarnaast is verdachte vanuit ADHD verhoogd kwetsbaar voor impulsiviteit. Het risico op recidive wordt ingeschat als matig verhoogd en geadviseerd wordt dat verdachte dagelijkse begeleiding krijgt op gebied van wonen, werken, sociale contacten en financiën. Als straf wordt geadviseerd bij een deels voorwaardelijke straf als bijzondere voorwaarden op te leggen reclasseringstoezicht en ambulante zorg vanuit forensische verslavingszorg, met aandacht voor diagnostiek en behandeling van de ADHD.
Alles overwegende komt de rechtbank tot het oordeel dat een gevangenisstraf van achttien maanden, waarvan negen maanden voorwaardelijk met aftrek van de tijd die verdachte in voorarrest heeft doorgebracht, passend en geboden is. De rechtbank overweegt dat deze straf recht doet aan de ernst van de feiten en de overige omstandigheden van het geval, onder meer de verminderde toerekeningsvatbaarheid en het beknopte strafblad van verdachte, die maken dat tot een lagere strafoplegging wordt overgegaan dan door de officier van justitie geëist. Aan het voorwaardelijk strafdeel zullen de door de reclassering geadviseerde bijzondere voorwaarden worden verbonden, omdat de rechtbank het in het belang van verdachte acht dat hij ambulant wordt behandeld om soortgelijke situaties in de toekomst te voorkomen.
7a. De beoordeling van de civiele vordering, alsmede de gevorderde oplegging van de schadevergoedingsmaatregel
De benadeelde partijen [benadeelde 3] en [benadeelde 1] hebben zich in het strafproces gevoegd ter verkrijging van schadevergoeding ter zake van het onder respectievelijk feit 1 en 2 bewezenverklaarde.
Door [benadeelde 3] wordt een bedrag van € 728,- (materiële schade) gevorderd.
Door [benadeelde 1] worden de bedragen gevorderd van € 172,65 (materiële schade), € 461,89 (psychologische hulp) en € 1.000,- (immateriële schade).
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft de rechtbank verzocht de benadeelde partij [benadeelde 3] niet ontvankelijk te verklaren in haar vordering, nu deze onvoldoende is onderbouwd.
De officier van justitie heeft verzocht de vordering van de benadeelde partij [benadeelde 1] tot betaling van het bedrag van in totaal € 1.634,54 hoofdelijk toe te wijzen, waarbij tevens de schadevergoedingsmaatregel ex artikel 36f van het Wetboek van Strafrecht wordt opgelegd tot dit bedrag, alsmede toewijzing van de wettelijke rente vanaf 8 december 2014.
Het standpunt van de verdediging
De raadsvrouw heeft de rechtbank verzocht de benadeelde partij [benadeelde 3] niet ontvankelijk te verklaren in haar vordering, nu deze onvoldoende is onderbouwd.
Ten aanzien van de vordering van de benadeelde partij [benadeelde 1] heeft de raadsvrouw gesteld dat de uitspraak die ter vergelijking bij de huidige casus is gezocht, qua ernst en feitelijkheden niet overeenkomt met de feiten die aan verdachte zijn tenlastegelegd. De raadsvrouw heeft de rechtbank verzocht de vordering voor wat betreft het immateriële gedeelte te matigen tot € 750,- en zij refereert zich ten aanzien van het materiële gedeelte aan het oordeel van de rechtbank. Ten aanzien van de kosten voor de psychologische hulp heeft de raadsvrouw gesteld dat deze kosten kunnen worden vergoed door de verzekering en dat een bedrag aan eigen risico eventueel opgevoerd zou kunnen worden als schadepost. Nu dit niet is gebeurd verzoekt zij de rechtbank om de benadeelde partij niet ontvankelijk te verklaren ten aanzien van deze in de vordering opgenomen kosten.
De raadsvrouw verzoekt de rechtbank de schadevergoedingsmaatregel niet op te leggen in verband met het feit dat verdachte niet over zijn geld kan beschikken omdat hij onder bewind staat.
Beoordeling door de rechtbank
De rechtbank is ten aanzien van de vordering van [benadeelde 3] van oordeel dat deze vordering onvoldoende is onderbouwd. Bij de rechtbank bestaat onduidelijkheid over de opgevoerde loonkosten en over de urendeclaratie bij de politie. Ten aanzien van de eerste post heeft de rechtbank uit het dossier begrepen, dat het beleid bij [benadeelde 4] ten aanzien van het afsluiten van het restaurant zo is, dat er op het tijdstip van afsluiten altijd twee werknemers aanwezig zijn. Er is naar het oordeel van de rechtbank dan ook geen schade ontstaan door het draaien van de door de benadeelde partij opgevoerde dubbele diensten. De opgevoerde urendeclaratie is niet onderbouwd en de rechtbank overweegt dat aanhouding van de zaak om de benadeelde partij de gelegenheid te geven de vordering nader te onderbouwen niet in de rede ligt. Dit zou een onevenredige belasting van het strafgeding opleveren.
De benadeelde partij zal dan ook niet-ontvankelijk verklaard worden in de vordering.
Naar het oordeel van de rechtbank is, op grond van de gebezigde bewijsmiddelen en hetgeen verder ter terechtzitting met betrekking tot de vordering is gebleken, komen vast te staan dat de benadeelde partij [benadeelde 1] als gevolg van het hierboven onder punt 3 bewezen verklaarde handelen tot een bedrag van € 1.384,54 schade heeft geleden (te weten € 172,65 materiële schade, € 461,89 psychologische hulp en € 750,- immateriële schade), waarvoor verdachte naar burgerlijk recht hoofdelijk aansprakelijk is. De vordering dient tot dit bedrag hoofdelijk te worden toegewezen.
Wat betreft het meer of anders gevorderde zal de benadeelde partij niet-ontvankelijk verklaard worden in haar vordering. De benadeelde partij kan derhalve dat deel van haar vordering slechts aanbrengen bij de burgerlijke rechter.
Gelet op het vorenstaande ziet de rechtbank aanleiding om aan verdachte op basis van het bepaalde in artikel 36f van het Wetboek van Strafrecht de verplichting op te leggen tot betaling aan de Staat van het toe te wijzen bedrag ten behoeve van genoemde benadeelde partij.
De gevorderde wettelijke rente is toewijsbaar vanaf 8 december 2014.

8.De toegepaste wettelijke bepalingen

De beslissing is gegrond op de artikelen 10, 14a, 14b, 14c, 14d, 27, 36f, 57, 312, 317 van het Wetboek van Strafrecht.

9.De beslissing

De rechtbank:
 verklaart bewezen dat verdachte het tenlastegelegde, zoals vermeld onder punt 3, heeft begaan;
 verklaart niet bewezen hetgeen verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven bewezen is verklaard en spreekt verdachte daarvan vrij;
 verstaat dat het aldus bewezenverklaarde oplevert de strafbare feiten zoals vermeld onder punt 4;
 verklaart verdachte hiervoor strafbaar;
 veroordeelt verdachte wegens het bewezenverklaarde tot een
gevangenisstrafvoor de duur van
18 (achttien) maanden;
 bepaalt, dat een gedeelte van de gevangenisstraf groot
9 (negen)maanden,
niet ten uitvoer zal worden gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten, wegens niet nakoming van na te melden algemene en bijzondere voorwaarden voor het einde van de proeftijd die op twee jaren wordt bepaald;
 de algemene voorwaarden dat de veroordeelde:
- zich voor het einde daarvan niet zal schuldig maken aan een strafbaar feit;
- ten behoeve van het vaststellen van zijn identiteit zijn medewerking zal verlenen aan het nemen van een of meer vingerafdrukken of een identiteitsbewijs als bedoeld in artikel 1 Wet op de identificatieplicht ter inzage zal aanbieden;
- zijn medewerking zal verlenen aan het door de Reclassering Nederland te houden toezicht, bedoeld in artikel 14d, tweede lid, van het Wetboek van Strafrecht, de medewerking aan huisbezoeken daaronder begrepen;
 de bijzondere voorwaarden dat de veroordeelde:
- zich zal melden bij Reclassering Nederland en gedurende de proeftijd zich zal blijven melden bij deze instelling, zo frequent en zolang de instelling dat noodzakelijk acht;
- gedurende de proeftijd zal verblijven bij de Time Out voorziening van De Ontmoeting in Hummelo en of een soortgelijke instelling, en zich zal houden aan het (dag-)programma dat deze instelling in overleg met de reclassering heeft opgesteld;
- zich gedurende de proeftijd ambulant zal laten begeleiden door de Passerel of een soortgelijke zorgverlener;
- gedurende de proeftijd zal deelnemen aan een gedragsinterventie, bestaande uit een CoVa+ training, waarbij de veroordeelde zich dient te houden aan de aanwijzingen zoals die gedurende deze gedragsinterventie door of namens voornoemde instelling aan de veroordeelde zullen worden gegeven;
 geeft opdracht aan de Reclassering Nederland tot het houden van toezicht op de naleving van voormelde bijzondere voorwaarden en de veroordeelde ten behoeve daarvan te begeleiden;
 beveelt dat de tijd, door veroordeelde vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en voorlopige hechtenis doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf in mindering zal worden gebracht;
 veroordeelt verdachte ten aanzien van feit 2 tot betaling van
schadevergoedingaan de
benadeelde partij[benadeelde 1], van een bedrag van
€ 1.384,54vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 8 december 2014 tot aan de dag der algehele voldoening en met betaling van de kosten van het geding en de tenuitvoerlegging door de benadeelde partij gemaakt, tot op heden begroot op nihil;
 verstaat dat indien en voor zover door de mededader en/of mededaders het betreffende schadebedrag is betaald, veroordeelde daarvan zal zijn bevrijd;
 legt aan veroordeelde de
verplichtingop
om aan de Staat, ten behoeve van de benadeelde partij [benadeelde 1] een bedrag
te betalen van € 1.384,54, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 8 december 2014 tot aan de dag der algehele voldoening, met bepaling dat bij gebreke van betaling en verhaal van de hoofdsom 1 dag hechtenis zal kunnen worden toegepast zonder dat de betalingsverplichting vervalt;
 bepaalt dat, indien veroordeelde heeft voldaan aan de verplichting tot betaling aan de Staat daarmee de verplichting tot betaling aan de benadeelde partij in zoverre komt te vervallen en andersom dat, indien veroordeelde heeft voldaan aan de verplichting tot betaling aan de benadeelde partij daarmee de verplichting tot betaling aan de Staat in zoverre komt te vervallen;
 verklaart de
benadeelde partij [benadeelde 1] voor het overige niet-ontvankelijkin haar vordering;
 verklaart de
benadeelde partij [benadeelde 3] niet-ontvankelijkin haar vordering.
Dit vonnis is gegeven door mr. E.G. de Jong (voorzitter), mr. M.J. Ouweneel en Mr. C.H.M. Pastoors rechters, in tegenwoordigheid van mr. M. van Erp-Noordenbos, griffier, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van deze rechtbank op 16 juni 2015.

Voetnoten

1.Het bewijs is terug te vinden in het in de wettelijke vorm door verbalisanten van de politie Oost Nederland, district Noord- en Oost Gelderland, opgemaakte proces-verbaal, dossiernummer PL 2014206868, gesloten op 12 maart 2015 te Apeldoorn en in de bijbehorende in wettelijke vorm opgemaakte processen-verbaal en overige schriftelijke bescheiden, tenzij anders vermeld. De vindplaatsvermeldingen verwijzen naar de pagina’s van het doorgenummerde dossier, tenzij anders vermeld.
2.Proces-verbaal aangifte, pag. 125-128 en 130-133 en 134 - 136
3.Proces-verbaal van bevindingen m.b.t. bekijken beelden overval, pag. 180 en 181
4.Proces-verbaal verdachte, pag. 335 – 337 en 346 - 347
5.Proces-verbaal verdachte [verdachte], pag. 280 – 282 en 290 - 293
6.Proces-verbaal medeverdachte [medeverdachte], pag. 351
7.Proces-verbaal verklaring verdachte, pag. 281, 282 en 290-292