Medeverdachte [medeverdachte]verklaart bij de politie dat zij twee maanden geleden is ontslagen door de eigenaar van het bedrijf [benadeelde 4] te Apeldoorn en dat zij door dit ontslag in financiële problemen (o.a. huurschuld) is gekomen. Het idee voor de overval op de [benadeelde 4] is ontstaan omdat verdachte en [verdachte] (die verdachte een aantal malen tegen sluitingstijd van de zaak had binnengelaten) de procedure van het geldtransport kenden. Medeverdachte [medeverdachte] verklaart met betrekking tot het idee om de opbrengst van de [benadeelde 4] te stelen: “Het was ook meer wraak naar mijn oude baas toe. Ergens eind november zijn we samengekomen, toen heb ik het er met [verdachte] over gehad. [betrokkene 1] kwam pas 2 december in beeld.”(pag. 336)
“De reden dat ik meegedaan heb is omdat ik twee maanden geen geld heb gehad. Dus toen [verdachte] met dat idee kwam, dacht ik we doen het maar.” (pag. 343)
“Woensdag of donderdag hebben we afgesproken dat het die zondag zou gebeuren. Bij dat gesprek waren [verdachte], [betrokkene 1] en ik.” (pag. 347)
“En [betrokkene 1] zou ook voor de spullen zorgen. [betrokkene 1] is naar Arnhem gereden om de pepperspray en de muts te halen.” (pag. 337)
Met betrekking tot de dag van de overval heeft verdachte verklaard: “Nadat [betrokkene 1] naar Arnhem was gegaan hebben we gewoon gegeten samen. Ik weet niet waar [verdachte] op dat moment was. Die hebben we om acht uur opgehaald met de BMW van [betrokkene 1], en we zijn toen naar mijn huis gegaan.” (pag. 337)
“We zijn op de terugweg langs de [benadeelde 4] gereden. We zagen toen een scooter staan en ik zag dat dit niet de scooter van [benadeelde 1] was, want [benadeelde 1] heeft geen scherm voor zijn scooter. Ik had verwacht dat [benadeelde 1] zou werken.” (pag. 347)
“Degene die normaal afsluit, [naam], die ken ik al heel lang en daar had ik een goede band mee. Ik wilde hem dat niet aandoen.”
“Ik zei ook, als die witte scooter er staat dan gebeurt het sowieso niet, want dat is de scooter van [naam].”
“Ik zag dat het niet de scooter van [naam] was en dus gingen wij het doen.”
“We zijn met z’n drieën teruggereden naar mijn huis. Thuis kreeg [verdachte] de spullen van [betrokkene 1]. [verdachte] heeft toen gaten geknipt in de muts.”
“Tussen elf uur en kwart over elf ’s avonds hebben [betrokkene 1] en ik [verdachte] afgezet aan de Kort van der Lindenstraat. Ik wist toen dat de overval gepleegd zou gaan worden. [betrokkene 1] en ik zijn toen naar de Bierbrouwershorst in De Maten gereden. Daar hebben we in de auto gewacht op een seintje van [verdachte].” (pag. 337)
Met betrekking tot het moment na het afzetten van medeverdachte [verdachte] heeft verdachte verklaard: “Ik zat met [betrokkene 1] in de auto te wachten. Wij stonden te wachten aan de Bierbrouwershorst. Ik was de bestuurder van de auto.”(pag. 348).
“We hadden thuis afgesproken aan de [adres 4].”
“[verdachte] zei aan de telefoon dat hij aan de Schrijnwerkershorst stond. [betrokkene 1] is wel goed bekend in Apeldoorn dus toen zijn we hem daar gaan ophalen.”
Met betrekking tot het geld dat bij de overval was buitgemaakt heeft verdachte verklaard: “Hij (verdachte [verdachte]) gaf mij geld. Dat was 1040 euro. Het was niet in een envelop. Ik kreeg het gewoon los. Ik heb [verdachte] 70 euro meegegeven. Eerst 50 euro en toen 20 euro voor een taxi.” (pag. 348)
“[verdachte] had nog een hand vol met losgeld in zijn zakken. Dat heeft hij zelf gehouden.”
Met betrekking tot de gebeurtenissen de dag na de overval heeft medeverdachte [medeverdachte] verklaard: “Toen ben ik naar [verdachte] gegaan om hem die 300 euro te geven. We hadden afgesproken dat we de buit zouden verdelen. Maar [verdachte] zei dat ik het bedrag er af moest halen dat ik voor de huur nodig had.” (pag. 349)