ECLI:NL:RBGEL:2015:3675

Rechtbank Gelderland

Datum uitspraak
9 juni 2015
Publicatiedatum
9 juni 2015
Zaaknummer
05/840290-14
Instantie
Rechtbank Gelderland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Poging tot doodslag op ex-partner leidt tot gevangenisstraf met bijzondere voorwaarden

In deze zaak heeft de Rechtbank Gelderland op 9 juni 2015 uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die beschuldigd werd van poging tot doodslag op zijn ex-partner. De verdachte heeft op 29 maart 2014 in Lobith, gemeente Rijnwaarden, met een mes op zijn ex-partner [slachtoffer] ingestoken, waarbij hij haar leven in gevaar heeft gebracht. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte, na een worsteling met [slachtoffer], een mes uit de keukenla heeft gepakt en met dat mes dreigend op haar is afgelopen. De rechtbank heeft de verklaringen van de aangeefster en getuigen als overtuigend beschouwd, en heeft geoordeeld dat de verdachte met opzet handelde om [slachtoffer] van het leven te beroven. De rechtbank heeft de verdachte schuldig bevonden aan de poging tot doodslag en hem veroordeeld tot een gevangenisstraf van 31 maanden, waarvan 24 maanden voorwaardelijk met een proeftijd van drie jaren en bijzondere voorwaarden, waaronder een meldplicht en klinische behandeling. De rechtbank heeft ook rekening gehouden met de verminderd toerekeningsvatbaarheid van de verdachte, die lijdt aan een geestelijke stoornis en alcoholmisbruik. Daarnaast is de verdachte verplicht om schadevergoeding te betalen aan [slachtoffer] voor de geleden schade, die is vastgesteld op € 278,64, vermeerderd met wettelijke rente.

Uitspraak

RECHTBANK GELDERLAND
Team strafrecht
Zittingsplaats Arnhem
Parketnummer : 05/840290-14
Datum uitspraak : 9 juni 2015
Tegenspraak
vonnis van de meervoudige kamer
in de zaak van
de officier van justitie bij het arrondissementsparket Oost-Nederland
tegen
[verdachte]
geboren op [1966] te [geboorteplaats 1], wonende te [adres 1], [woonplaats],
raadsman: mr. J.A.A. van Buggenum, advocaat te Westervoort.
Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzittingen van 9 juli 2014, 17 september 2014, 9 december 2014 en 26 mei 2015.

1.De inhoud van de tenlastelegging

Aan verdachte is ten laste gelegd dat:
1.
Primair
hij op of omstreeks 29 maart 2014 te Lobith, gemeente Rijnwaarden, ter
uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om opzettelijk [slachtoffer]
van het leven te beroven, met dat opzet - met een mes in hand op die [slachtoffer] is afgelopen en/of (vervolgens) met dat mes in de keel/hals van die [slachtoffer] heeft gestoken en/of - dat mes (met de punt) op de keel/hals van die [slachtoffer] heeft gezet en/of - een stekende beweging heeft gemaakt naar en/of in de richting het bovenlichaam en/of het hoofd van die [slachtoffer], terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
Subsidiair
hij op of omstreeks 29 maart 2014 te Lobith, gemeente Rijnwaarden, ter
uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om aan een persoon
genaamd [slachtoffer], opzettelijk zwaar lichamelijk letsel toe te brengen, met
dat opzet - met een mes in hand op die [slachtoffer] is afgelopen en/of (vervolgens) met dat mes in de keel/hals van die [slachtoffer] heeft gestoken en/of - dat mes (met de punt) op de keel/hals van die [slachtoffer] heeft gezet en/of - een stekende beweging met een mes heeft gemaakt naar en/of in de richting van het bovenlichaam en/of het hoofd van die [slachtoffer], terwijl de
uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
Meer Subsidiair
hij op of omstreeks 29 maart 2014 te Lobith, gemeente Rijnwaarden, [slachtoffer]
heeft bedreigd met enig misdrijf tegen het leven gericht, althans met zware
mishandeling, immers heeft/is verdachte opzettelijk dreigend - met een mes in hand op die [slachtoffer] afgelopen en/of - een mes (met de punt) op de keel/hals van die [slachtoffer] gezet en/of - met een mes (in de hand) een stekende beweging gemaakt naar en/of in de richting van die [slachtoffer].
Voor zover er in de tenlastelegging kennelijke taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn die fouten verbeterd. Verdachte is daardoor niet in zijn verdediging geschaad.
2. Overwegingen ten aanzien van het bewijs [1]
De feiten
Op grond van de bewijsmiddelen wordt het volgende, dat verder ook niet ter discussie staat, vastgesteld.
Op 29 maart 2014 was verdachte bij [slachtoffer] in Lobith. Hij had op dat moment een mes voorhanden. [2]
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gesteld dat wettig en overtuigend bewezen kan worden geacht dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan het primair tenlastegelegde. Zij wijst in dat kader op de aangifte van [slachtoffer] en de getuigenverklaringen van de buren van aangeefster. Ook wijst de officier van justitie op het feit dat verdachte, ondanks dat hij zegt zich het daadwerkelijke voorval niet te kunnen herinneren, heeft verklaard dat hij zich wel herinnert dat hij boos naar aangeefster is toegereden en daar een mes heeft gepakt. Het is te danken aan de zelfverdediging door aangeefster en het ingrijpen van haar buren dat verdachtes handelen geen ernstiger gevolgen heeft gehad.
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft bepleit dat kan worden bewezen dat zijn cliënt zich schuldig heeft gemaakt aan het primair tenlastegelegde feit. Ook hij wijst op de aangifte door [slachtoffer] en de getuigenverklaringen van haar buren.
De beoordeling door de rechtbank
Aangeefster [slachtoffer] heeft verklaard dat verdachte, nadat zij hem had medegedeeld dat ze wilde dat verdachte wegging, met zijn hand naar de keukenla ging. Om bij de keukenla te komen - waarin bestek en grote messen lagen - moest verdachte om aangeefster heen. Toen dat niet lukte, sloegen de stoppen bij hem door. Na een worsteling rende aangeefster schreeuwend de tuin in, waar ze zag dat verdachte in zijn rechterhand een groot mes vast had. Verdachte hield het mes in zijn vuist vast en hield zijn arm hoog in de lucht, waarbij het lemmet van het mes naar beneden wees. [3] Aangeefster verklaarde vervolgens dat verdachte daarna erg snel en in één streep op haar af liep en met het mes uithaalde naar haar keel. Ze voelde de punt van het mes in haar keel. [4] Pas toen de buren te hulp schoten en verdachte afleidden, kon aangeefster bij hem wegrennen.
De verklaring van aangeefster wordt ondersteund door de verklaringen van de getuigen [getuige 1] en [getuige 2].
[getuige 1] heeft verklaard dat ze geschreeuw hoorde uit de tuin van haar buurvrouw [slachtoffer], vervolgens naar de tuin van haar buurvrouw is gegaan en daar heeft gezien dat verdachte met een mes vlot op [slachtoffer] afliep. [slachtoffer] liep achterwaarts de tuin in, met haar handen voor haar uit. Tussen [slachtoffer] en verdachte was een afstand van ongeveer 1 meter, waarbij verdachte het mes in zijn rechterhand hield en het mes in de richting van [slachtoffer] wees, ter hoogte van haar buik. [getuige 1] had de indruk dat verdachte [slachtoffer] dood zou hebben gestoken, als zij niet gereageerd had. [5] Ze is hierop naar huis gegaan om de politie te bellen. Onderweg trof ze haar man, aan wie ze uitlegde wat er zich afspeelde in de tuin van de buurvrouw.
[getuige 2], de man van [getuige 1], heeft verklaard dat hij heeft gezien dat verdachte vanuit de keuken met grote stappen richting [slachtoffer] liep. Verdachte keek agressief en boos uit zijn ogen en had in zijn rechterhand een mes. Hij hield het mes bovenhands vast in de richting van [slachtoffer]. Terwijl verdachte met grote passen richting [slachtoffer] liep, pakte hij het mes heel handig over van bovenhands naar onderhands, waarbij hij een opwaartse stekende beweging maakte richting [slachtoffer] en haar met de punt van het mes in haar hals raakte, aldus [getuige 2]. Pas toen [getuige 2] naar verdachte schreeuwde, draaide verdachte zich om. [6]
Verdachte heeft verklaard dat hij zich door [slachtoffer], met wie hij een relatie heeft gehad, aan de kant gezet voelde. Omdat hij vermoedde dat [slachtoffer] een ander had, is hij naar haar woning gegaan. Toen hij niet in haar telefoon mocht kijken, sloeg hij naar eigen zeggen door en werd hij boos. [7] Verder heeft verdachte verklaard zich nog te herinneren dat dat hij de weg in de keuken kende en dat hij een groot mes uit de la pakte. [8] Hij weet nog dat hij niet bij de la kwam, omdat [slachtoffer] ervoor stond. [9] Verdachte stelt dat hij niet meer weet wat tussen het moment dat hij het mes pakte en het moment dat hij met zijn auto de woning van [slachtoffer] verliet, is gebeurd.
De rechtbank acht aannemelijk dat verdachte het mes doelbewust gepakt heeft. Het mes lag immers niet ‘voor het grijpen’, maar in de keukenlade. Verdachte moest om [slachtoffer] heen om bij deze lade te komen. Zoals aangeefster heeft verklaard, heeft eerst een worsteling plaatsgevonden en kon verdachte pas daarna bij de lade om het mes te pakken.
Verdachte stelt dat hij niet weet wat daarna is gebeurd. Gelet op de verklaringen van aangeefster en getuigen [getuige 1] en [getuige 2] acht de rechtbank echter aannemelijk dat verdachte nadat hij het mes heeft gepakt snel in de richting van [slachtoffer] is gelopen, een stekende opwaartse beweging met het mes in haar richting heeft gemaakt en daarbij met de punt van het mes haar hals heeft geraakt. De rechtbank is van oordeel dat gegeven de omstandigheden, zonder nadere uitleg van verdachte – die beweert zich dit stukje niet te kunnen herinneren – het ervoor moet worden gehouden dat verdachte [slachtoffer] van het leven wilde beroven. Immers, verdachte draaide door en werd boos omdat hij zich aan de kant gezet voelde, moest moeite doen om het mes in handen te krijgen en liep daarna snel naar [slachtoffer] (die zich verweerde), waarna hij stekende bewegingen in haar richting maakte en haar vervolgens daadwerkelijk in haar hals raakte. Verdachtes gedragingen moeten in deze context naar hun uiterlijke verschijningsvormen worden beschouwd als te zijn gericht op voltooiing van dit misdrijf. Het is te danken aan het ingrijpen van [getuige 1] en [getuige 2] en de verdediging door [slachtoffer] zelf, dat zij aan verdachte is weten te ontkomen. Gelet op de plaats waar verdachte [slachtoffer] anders zou hebben geraakt en gelet op het feit dat hij een vleesmes hanteerde, was de gerede kans aanwezig dat zij het leven zou hebben gelaten.
Gelet op het vorengaande, in samenhang bezien, acht de rechtbank dan ook wettig en overtuigend bewezen dan verdachte zich schuldig heeft gemaakt het primair tenlastegelegde feit.

3.Bewezenverklaring

Naar het oordeel van de rechtbank is wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het primair tenlastegelegde heeft begaan, te weten dat:
1.
Primair
hij op 29 maart 2014 te Lobith, gemeente Rijnwaarden, ter
uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om opzettelijk [slachtoffer]
van het leven te beroven, met dat opzet - met een mes in hand op die [slachtoffer] is afgelopen en vervolgens met dat mes in de keel van die [slachtoffer] heeft gestoken en/of - dat mes met de punt op de keel van die [slachtoffer] heeft gezet en een stekende beweging heeft gemaakt naar en/of in de richting het bovenlichaam van die [slachtoffer], terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid.
Wat meer of anders is ten laste gelegd dan hiervoor bewezen is verklaard, is niet bewezen.
Verdachte moet daarvan worden vrijgesproken.

4.De kwalificatie van het bewezenverklaarde

Het bewezenverklaarde levert op:
Ten aanzien van feit, primair:
Poging tot doodslag.

5.De strafbaarheid van het feit

De feiten zijn strafbaar.

6.De strafbaarheid van de verdachte

Verdachte is strafbaar, nu geen omstandigheid is gebleken of aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluit.

7.Overwegingen ten aanzien van straf en/of maatregel

Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft geëist dat verdachte ter zake van het onder primair tenlastegelegde zal worden veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van 36 maanden, waarvan 29 maanden voorwaardelijk, met aftrek en een proeftijd van drie jaren. Daarnaast heeft de officier van justitie gevorderd bijzondere voorwaarden te koppelen aan het voorwaardelijk strafdeel, zoals deze door de reclassering zijn geadviseerd, te weten: een meldplicht, klinische behandeling en de verplichting om mee te werken aan plaatsing bij een wooninstelling na beëindiging van de klinische behandeling. Ook vordert de officier van justitie dat als bijzondere voorwaarde een contactverbod met [slachtoffer] wordt opgelegd. Volgens de officier van justitie is een langdurig traject noodzakelijk om recidive te voorkomen. De officier van justitie heeft de rechtbank verzocht de voorwaarden dadelijk uitvoerbaar te verklaren.
De officier van justitie verwijst naar de rapporten die zijn opgesteld door psycholoog [psycholoog] en psychiater [psychiater] en is van mening dat verdachte verminderd toerekeningsvatbaar geacht moet worden.
Het standpunt van de verdediging
De raadsman is van mening dat een contactverbod te ver gaat. Er is weer contact tussen verdachte en [slachtoffer], waarbij het initiatief mede van haar uit gaat. Hij heeft de rechtbank verzocht deze bijzondere voorwaarde niet op te leggen.
De beoordeling door de rechtbank
Verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan poging tot doodslag op zijn ex-vriendin. Dit is een zeer ernstig feit. Met zijn handelen heeft hij het leven van [slachtoffer] op het spel gezet. Voor de nare gevolgen die [slachtoffer] door het handelen van verdachte heeft ondervonden, heeft zij therapie moeten volgen. Hoewel verdachte ter zitting zijn spijt heeft betuigd, houdt de rechtbank rekening met het feit dat het aan het ingrijpen van derden te danken is dat verdachte het misdrijf niet heeft voltooid.
De rechtbank heeft bij de bepaling van de op te leggen straf gelet op de aard en de ernst van hetgeen bewezen is verklaard, de omstandigheden waaronder dit is begaan, mede gelet op de persoon en de omstandigheden van de verdachte zoals van een en ander bij het onderzoek ter terechtzitting is gebleken, waarbij onder meer is gelet op:
- het uittreksel uit het algemeen documentatieregister, gedateerd 10 april 2015;
- een beknopt reclasseringsadvies van Reclassering Nederland, gedateerd 2 april 2014;
- een reclasseringsadvies van Reclassering Nederland, gedateerd 20 mei 2014;
- een reclasseringsadvies van Reclassering Nederland, gedateerd 30 april 2015;
- een multidisciplinair rapport van drs. [psycholoog], psycholoog, gedateerd 9 september 2014 en van dr. [psychiater], psychiater, gedateerd 15 september 2014;
- een rapport van prof. dr. [arts], art/klinisch farmacoloog, gedateerd 20 april 2015.
De rechtbank overweegt in het bijzonder als volgt.
In het rapport d.d. 9 september 2014 concludeert psycholoog [psycholoog] dat bij verdachte sprake is van een gebrekkige ontwikkeling in de geestesvermogens in de zin van zwakzinnigheid en vermoedelijk alcoholmisbruik. Mogelijk heeft medicatie daarnaast een ontremmende invloed gehad op verdachtes gedragingen. Koornsta overweegt dat de dynamiek grotendeels verklaard kan worden door de invloed van alcohol op verdachtes agressiehuishouding, waardoor onderliggende angsten en frustraties ten gevolge van zijn gebrek aan overzicht en een basale angst voor verlating zichtbaar worden. De onderliggende problemen, die er al langere tijd toe hebben geleid dat verdachte ging stalken en zich onmachtig voelde, zijn veroorzaakt door de angst verlaten te worden. Daarom is verdachte naar het oordeel van [psycholoog] ten aanzien van het bewezenverklaarde verminderd toerekeningsvatbaar. Verdachte heeft een enorme behoefte aan extern aangebrachte structuren in zijn leven, zonder welke hij stuurloos is. Geadviseerd wordt om verdachte in het kader van een voorwaardelijk strafdeel aan te melden voor een beschermde woonvorm.
Ook psychiater [psychiater] geeft de rechtbank in overweging verdachte ten aanzien van het bewezenverklaarde verminderd toerekeningsvatbaar te verklaren. Geconcludeerd wordt dat verdachte lijdt aan een ziekelijke stoornis van de geestesvermogens in de zin van een depressieve stoornis en alcoholmisbruik. Voorts is sprake van een gebrekkige ontwikkeling van de geestesvermogens. [psychiater] overweegt dat bij het plegen van het feit meerdere factoren een rol speelden. Gezien de lichte zwakzinnigheid was verdachte onvoldoende in staat en minder dan een gemiddeld begaafd persoon om de voor hem complexe situatie te overzien. Daarnaast voelde verdachte zich verlaten en gekwetst, hetgeen voor hem structureel gevoelige persoonlijkheidskenmerken zijn. Ten derde was verdachte ten tijde van het delict onder invloed van alcohol. [psychiater] adviseert in het kader van bijzondere voorwaarden een klinische behandeling, met aansluitend beschermd wonen en een ambulante behandeling, gecombineerd met een verplicht reclasseringscontact om het recidiverisico substantieel te verminderen.
Farmacoloog [arts] concludeert dat de geheugenstoornis over de loop van de gebeurtenissen op 29 maart het best passen bij de geheugendefecten tijdens een acute alcoholintoxicatie, waarbij mogelijk de combinatie van hypoxie en de effecten van gebruikte medicatie een rol spelen.
Bij de strafoplegging heeft de rechtbank rekening gehouden met het feit dat verdachte verminderd toerekeningsvatbaar was ten tijde van het plegen van het delict. Door de reclassering wordt geadviseerd verdachte een (gedeeltelijk) voorwaardelijke straf op te leggen, met als bijzondere voorwaarden een meldplicht, een klinische behandeling in FPA [kliniek] (waarvoor een indicatiestelling is afgegeven en waar verdachte op dit moment al verblijft) en de verplichting om aansluitend aan de klinische behandeling mee te werken aan plaatsing bij een wooninstelling. Gelet op hetgeen hiervoor is overwogen, zal de rechtbank aansluiting zoeken bij deze voorwaarden.
De rechtbank acht in beginsel een contactverbod met aangeefster [slachtoffer] echter ook noodzakelijk, nu verdachte ter terechtzitting bij de rechtbank de indruk heeft gewekt emotioneel onvoldoende onafhankelijk van haar te zijn. De reclassering kan hierop toezien en, indien en voor zover zij dat aangewezen acht, dit contactverbod versoepelen, al dan niet onder toezicht.
Gelet op hetgeen hiervoor is overwogen oordeelt de rechtbank dat voor afdoening van deze zaak een deels voorwaardelijke gevangenisstraf van na te noemen duur, met bijzondere voorwaarden, passend en geboden is. In de omstandigheid dat verdachte gedurende een langere periode behandeld zal moeten worden, ziet de rechtbank reden om de proeftijd te bepalen op drie jaren. Zij merkt daarbij op dat de straf, zoals gevorderd door de officier van justitie, gelet op artikel 14a, tweede lid van het Wetboek van Strafrecht wettelijk gezien niet mogelijk is, nu dat artikel bepaalt dat bij veroordeling tot een gevangenisstraf van meer dan 2 jaren en ten hoogste 4 jaren, niet meer dan 2 jaren van die straf voorwaardelijk opgelegd kan worden.
De rechtbank ziet voorts geen reden om de voorwaarden dadelijk uitvoerbaar te verklaren, nu de schorsingsvoorwaarden van de voorlopige hechtenis zullen herleven indien tegen dit vonnis een rechtsmiddel wordt aangewend.
Het na te melden in beslag genomen en nog niet teruggegeven voorwerp, dat tot bet begaan van het bewezenverklaarde is bestemd, dient te worden onttrokken aan het verkeer, aangezien het van zodanige aard is dat het ongecontroleerde bezit daarvan in strijd is met het algemeen belang:
één zakmes, zilverkleurig met zwart handvat.
Nu geen strafvorderlijk belang zich daartegen verzet, zal de teruggave worden gelast van het na te melden voorwerp aan de
rechthebbende [slachtoffer]:
één Koch vleesmes, lemmetlengte 20 cm.
7a. De beoordeling van de civiele vordering(en), alsmede de gevorderde oplegging van de schadevergoedingsmaatregel
De benadeelde [slachtoffer] heeft zich in het strafproces gevoegd ter verkrijging van schadevergoeding ter zake van het bewezenverklaarde feit. Gevorderd wordt een bedrag van € 278,64, vermeerderd met de wettelijke rente en met oplegging van de schadevergoedingsmaatregel.
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie is van mening dat de vordering geheel kan worden toegewezen, vermeerderd met de wettelijke rente en met oplegging van de schadevergoedingsmaatregel.
Het standpunt van de verdediging
De raadsman is van mening dat de vordering geheel kan worden toegewezen, vermeerderd met de wettelijke rente en met oplegging van de schadevergoedingsmaatregel
De beoordeling door de rechtbank
Naar het oordeel van de rechtbank is, op grond van de gebezigde bewijsmiddelen en hetgeen verder ter terechtzitting met betrekking tot de vordering is gebleken, komen vast te staan dat de benadeelde partij als gevolg van het bewezenverklaarde handelen tot het gevorderde bedrag schade heeft geleden, waarvoor verdachte naar burgerlijk recht aansprakelijk is. De vordering is voor toewijzing vatbaar.
De gevorderde wettelijke rente is toewijsbaar. De overgelegde stukken maken niet van iedere afzonderlijke schadepost duidelijk wanneer de schade is ontstaan. De rechtbank zal daarom als ingangsdatum van de wettelijke rente 1 juni 2014 nemen als datum die (ongeveer) in het midden ligt van de gehele periode waarin de diverse schadeposten zijn geleden. De proceskosten zullen worden toegewezen en op nihil gesteld worden.
Gelet op het vorenstaande ziet de rechtbank voorts aanleiding om aan verdachte op basis van het bepaalde in artikel 36f van het Wetboek van Strafrecht de verplichting op te leggen tot betaling aan de Staat van het toe te wijzen bedrag ten behoeve van genoemde benadeelde partij(en), vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 1 juni 2014. Bij de bepaling van de vervangende hechtenis zal de wettelijke rente buiten beschouwing worden gelaten.

8.De toegepaste wettelijke bepalingen

De beslissing is gegrond op de artikelen 10, 14a, 14b, 14c, 14d, 24c, 27, 36b, 36c, 36f, 45 en 287 van het Wetboek van Strafrecht.

9.De beslissing

De rechtbank:
 verklaart bewezen dat verdachte het tenlastegelegde, zoals vermeld onder punt 3, heeft begaan;
 verklaart niet bewezen hetgeen verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven bewezen is verklaard en spreekt verdachte daarvan vrij;
 verstaat dat het aldus bewezenverklaarde oplevert het strafbare feit zoals vermeld onder punt 4;
 verklaart verdachte hiervoor strafbaar;
 veroordeelt verdachte wegens het bewezenverklaarde tot een gevangenisstraf voor de duur van
31 (eenendertig)maanden;
bepaalt, dat een gedeelte van de gevangenisstraf groot
24 (vierentwintig)maanden,
niet ten uitvoer zal worden gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten, wegens niet nakoming van na te melden voorwaarde(n) voor het einde van de proeftijd die op drie jaren wordt bepaald;
 de algemene voorwaarden dat de veroordeelde:
- zich voor het einde daarvan niet zal schuldig maken aan een strafbaar feit;
- ten behoeve van het vaststellen van zijn identiteit zijn medewerking zal verlenen aan het nemen van een of meer vingerafdrukken of een identiteitsbewijs als bedoeld in artikel 1 Wet op de identificatieplicht ter inzage zal aanbieden;
- zijn medewerking zal verlenen aan het door de Reclassering Nederland te houden toezicht, bedoeld in artikel 14d, tweede lid, van het Wetboek van Strafrecht, de medewerking aan huisbezoeken daaronder begrepen;
 de bijzondere voorwaarde(n) dat de veroordeelde:
- zich uiterlijk binnen 5 dagen na het onherroepelijk worden van dit vonnis zal melden bij de Reclassering Nederland en gedurende de proeftijd zich zal blijven melden bij deze instelling, zo frequent en zolang de instelling dat noodzakelijk acht;
- gedurende de proeftijd op geen enkele wijze – direct of indirect – contact zal opnemen, zoeken of hebben met
[slachtoffer], geboren [geboortedatum] te [geboorteplaats 2], wonende te [adres 2], indien en voor zover en voor zolang de reclassering dit noodzakelijk acht;
- zich gedurende de proeftijd, of zoveel korter als zijn behandelaars in overleg met de reclassering nodig achten, zal laten opnemen in FPA [kliniek] te Warnsveld, althans een soortgelijke intramurale instelling, waarbij de veroordeelde zich zal houden aan de aanwijzingen die de veroordeelde in het kader van die behandeling door of namens de (geneesheer-)directeur van die instelling zullen worden gegeven;
- gedurende de proeftijd en in aansluiting op de hiervoor genoemde klinische behandeling wordt verplicht mee te werken aan plaatsing bij en verblijven in een wooninstelling gericht op de begeleiding van mensen met een lichte verstandelijke beperking en onbegrepen risicovol gedrag (SGLVG), zoals Trajectum of soortgelijke instelling, en daarbij te aanwijzingen en het dagprogramma van die instelling te volgen, zolang de begeleiding van de instelling in overleg met de reclassering dit gedurende het toezicht noodzakelijk acht.
- Geeft opdracht aan de Reclassering Nederland tot het houden van toezicht op de naleving van voormelde bijzondere voorwaarde(n) en de veroordeelde ten behoeve daarvan te begeleiden (artikel 14d, tweede lid, van het Wetboek van Strafrecht).
 beveelt de
onttrekking aan het verkeervan het in beslag genomen, nog niet teruggegeven voorwerp, te weten:
één zakmes, zilverkleurig met zwart handvat;
 gelast de
teruggavevan het in beslag genomen, nog niet teruggegeven voorwerp aan de rechthebbende, [slachtoffer], te weten:
één Koch vleesmes, lemmetlengte 20 cm;

De beslissing op de vordering van de benadeelde partij [slachtoffer].
veroordeelt verdachte ten aanzien van feit 1, primair, tot betaling van
schadevergoedingaan de
benadeelde partij [slachtoffer], van een bedrag van
278,64 (tweehonderdachtenzeventig euro en vierenzestig cent), vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 1 juni 2014 tot aan de dag der algehele voldoening en met betaling van de kosten van het geding en de tenuitvoerlegging door de benadeelde partij gemaakt, tot op heden begroot op nihil;
 legt aan veroordeelde de
verplichtingop
om aan de Staat, ten behoeve van de benadeelde partij [slachtoffer], een bedrag
te betalen van €278, 64 (tweehonderdachtenzeventig euro en vierenzestig cent), vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 1 juni 2014 tot aan de dag der algehele voldoening, met bepaling dat bij gebreke van betaling en verhaal van de hoofdsom 5 dagen hechtenis zal kunnen worden toegepast zonder dat de betalingsverplichting vervalt;
bepaalt dat, indien veroordeelde heeft voldaan aan de verplichting tot betaling aan de Staat daarmee de verplichting tot betaling aan de benadeelde partij in zoverre komt te vervallen en andersom dat, indien veroordeelde heeft voldaan aan de verplichting tot betaling aan de benadeelde partij daarmee de verplichting tot betaling aan de Staat in zoverre komt te vervallen.
Dit vonnis is gegeven door mr. C. van Linschoten (voorzitter), mr. C.M.E. Lagarde en mr. J.H.D. van Onna, rechters, in tegenwoordigheid van mr. M. Kolkman, griffier, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van deze rechtbank op 9 juni 2015.

Voetnoten

1.Het bewijs is terug te vinden in het in de wettelijke vorm door verbalisant [verbalisant] van de politie Gelderland-Midden, opgemaakte proces-verbaal, dossiernummer PL079H-2014034780, gesloten op 2 april 2014 en in de bijbehorende in wettelijke vorm opgemaakte processen-verbaal en overige schriftelijke bescheiden, tenzij anders vermeld. De vindplaatsvermeldingen verwijzen naar de pagina’s van het doorgenummerde dossier, tenzij anders vermeld.
2.Het proces-verbaal van aangifte door [slachtoffer], p. 14 en de verklaring van verdachte ter terechtzitting d.d. 26 mei 2015.
3.Het proces-verbaal van aangifte door [slachtoffer], p. 14.
4.Idem.
5.Het proces-verbaal van verhoor getuige [getuige 1], p. 21 en 22, bovenaan en 23, laatste alinea.
6.Het proces-verbaal van verhoor getuige [getuige 2], p. 27, tweede alinea.
7.De verklaring van verdachte ter terechtzitting d.d. 26 mei 2015.
8.De verklaring van verdachte ter terechtzitting d.d. 26 mei 2015.
9.De verklaring van verdachte ter terechtzitting d.d. 26 mei 2015.