Uitspraak
RECHTBANK GELDERLAND
1.De procedure
- de dagvaarding
- de aanhouding op verzoek van partijen
- het verzoek van 1 mei 2015 van mr. Van Kempen om voortzetting
- de brief van mr. Van Kempen van 18 mei 2015, inhoudende een wijziging van eis
- de mondelinge behandeling
- de pleitnota van [eiser]
- de pleitnota van [stichting], onder meer behelzende de eis in reconventie.
2.De feiten
“dat er vertrouwen is in de directeur en zijn gekozen aanpak”.
3.Het geschil in conventie
4.Het geschil in reconventie
5.De beoordeling in conventie
“dat er vertrouwen is in de directeur en zijn gekozen aanpak”. Daarnaast heeft [eiser] pas op 23 april 2015 stukken van [stichting] ontvangen ter onderbouwing van het besluit. Ten slotte wordt in aanmerking genomen dat de advocaat van [eiser] op 24 april 2015 verhinderd was, dat [eiser] op 22 april 2015 aan [stichting] heeft gemeld dat hij om die reden niet op de vergadering zou verschijnen maar dat dit voor (de RvT van) [stichting] geen reden is geweest om de vergadering uit te stellen. Met name ook de korte uitnodigingstermijn die [stichting] in acht heeft genomen, maakt dat het risico dat de advocaat van [eiser] verhinderd was – en [eiser] om die reden niet zou komen – voor rekening van [stichting] dient te komen. Het voorgaande leidt tot de conclusie dat [eiser] niet in de gelegenheid is gesteld zich deugdelijk te verantwoorden in de vergadering waarin zijn ontslagbesluit werd besproken.
816,00