ECLI:NL:RBGEL:2015:3566

Rechtbank Gelderland

Datum uitspraak
3 juni 2015
Publicatiedatum
3 juni 2015
Zaaknummer
05/820005-14
Instantie
Rechtbank Gelderland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Gevangenisstraffen voor drie verdachten wegens hennepkwekerij en vuurwapenbezit

Op 3 juni 2015 heeft de Rechtbank Gelderland uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die betrokken was bij een hennepkwekerij en vuurwapenbezit. De zaak kwam voort uit een melding bij de politie over een kogelgat in een tuinhuis in Heumen, wat leidde tot een onderzoek in een loods waar een professioneel opgebouwde hennepkwekerij met 3251 hennepplanten werd aangetroffen. De verdachte had de loods gehuurd en hielp bij de opbouw van de kwekerij. De officier van justitie stelde dat er voldoende bewijs was voor medeplichtigheid aan de teelt van hennep en het stelen van elektriciteit. De verdediging pleitte voor vrijspraak, maar de rechtbank oordeelde dat er onvoldoende bewijs was voor de diefstal van elektriciteit en het bezit van wapens. De verdachte werd vrijgesproken van de meeste tenlastegelegde feiten, maar medeplichtigheid aan de teelt van hennep werd bewezen verklaard. De rechtbank legde een gevangenisstraf van drie maanden op, waarbij rekening werd gehouden met de ernst van de feiten en de omstandigheden van de verdachte. De rechtbank besloot ook over de in beslag genomen goederen, waaronder wapens en munitie, die onttrokken werden aan het verkeer. De benadeelde partij, Liander, werd niet-ontvankelijk verklaard in zijn vordering tot schadevergoeding, omdat de verdachte van het feit was vrijgesproken.

Uitspraak

RECHTBANK GELDERLAND
Team strafrecht
Zittingsplaats Arnhem
Parketnummer : 05/820005-14
Datum uitspraak : 03 juni 2015
Tegenspraak
vonnis van de meervoudige kamer
in de zaak van
de officier van justitie bij het arrondissementsparket Oost-Nederland
tegen
[verdachte]
geboren op [1978] te [geboorteplaats],
wonende te [adres 1],
[woonplaats]
raadsman : mr. R.J. Verweij, advocaat te Nijmegen.
Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek ter openbare terechtzitting van 20 mei 2015.

1.De inhoud van de tenlastelegging

Aan verdachte is ten laste gelegd dat:
1.
Primair
hij op of omstreeks de periode van 21 mei 2013 te Heumen, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, opzettelijk, al dan niet beroepsmatig of bedrijfsmatig heeft geteeld en/of bereid en/of bewerkt en/of verwerkt, in elk geval opzettelijk aanwezig heeft gehad (in een loods/woning aan [adres 2] te Heumen) een hoeveelheid van (in totaal) ongeveer 3251, althans een groot aantal hennepplanten en/of delen daarvan, in elk geval een hoeveelheid van meer dan 30 gram van een materiaal bevattende hennep, zijnde hennep een middel vermeld op de bij de Opiumwet behorende lijst II, dan wel aangewezen krachtens artikel 3a, vijfde lid van die wet; terwijl dit gepleegde feit (mede) betrekking heeft op een grote hoeveelheid van een middel vermeld op de bij de Opiumwet behorende lijst II, dan wel aangewezen krachtens artikel 3a, vijfde lid van die wet, welke hoeveelheid meer bedraagt dan de bij algemene maatregel van bestuur bepaalde hoeveelheid van een middel (te weten 3251 hennepplanten, althans meer dan 200 hennepplanten)
althans, indien het vorenstaande onder 1 niet tot een veroordeling leidt:
Subsidiair
[medeverdachte] en/of een of meer onbekend gebleven personen op of omstreeks 21 mei 2013 te Heumen, met elkaar, althans één van hen, opzettelijk heeft/hebben geteeld en/of bereid en/of bewerkt en/of verwerkt, in elk geval opzettelijk aanwezig heeft/hebben gehad in een loods/woning aan de [adres 2] te Heumen (een) hoeveelheid/hoeveelheden van (in totaal) ongeveer 3251, althans een groot aantal hennepplanten en/of delen daarvan, in elk geval
(telkens) een hoeveelheid van meer dan 30 gram van een materiaal bevattende hennep, zijnde hennep een middel vermeld op de bij de Opiumwet behorende lijst II, tot en/of bij het plegen van welk(e) misdrijf/misdrijven verdachte op of omstreeks 21 mei 2013 te Heumen, in elk geval in Nederland, meermalen, althans eenmaal (telkens) opzettelijk gelegenheid en/of middelen en/of inlichtingen heeft verschaft en/of opzettelijk behulpzaam is geweest, door aan die [medeverdachte] voornoemde loods/woning ter beschikking te stellen en/of voor die onbekend gebleven persoon/personen werkzaamheden te verrichten voor de teelt/het kweken
van hennepplanten;
2.
hij op of omstreeks 21 mei 2013 te Heumen, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, (telkens) met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening heeft weggenomen een hoeveelheid stroom/elektriciteit, in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan [benadeelde], in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte,
waarbij verdachte zich de toegang tot de plaats des misdrijfs heeft verschaft en/of de/het weg te nemen goed(eren) onder zijn bereik heeft gebracht door middel van braak, verbreking en/of inklimming (door één of meer (ijk)zegel(s) en/of het deksel van de elektriciteitsmeter te verbreken en/of verwijderen en/of (vervolgens) een elektriciteitsaansluiting aan de boven- en/of
buitenzijde, in elk geval buiten de meter om, te maken;
3.
hij op of omstreeks 21 mei 2013 te Heumen, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, één of meer wapens van categorie III te weten
- een vuurwapen merk Norinco, type 77 B kaliber 9x 19 mm (Op de eerste verdieping van de loods)
- een vuurwapen merk Glock model 26 kaliber 9x19, kleur zwart (In de woning [adres 2]) en/of
- Munitie Luger 9 mm 8 stuks
- Munitie S&B 9mm 1 stuks
in elk geval munitie in de zin van de Wet Wapens en Munitie van categorie III voorhanden heeft gehad.
2. Overwegingen ten aanzien van het bewijs [1]
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gesteld dat wettig en overtuigend bewezen kan worden geacht dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan het onder feit 1 primair en feit 2 tenlastegelegde. Hij voert hiertoe aan dat verdachte de loods en de aangebouwde woning heeft gehuurd, de woning weer heeft onderverhuurd en heeft geholpen met de opbouw van de kwekerij. Bij het opbouwen van de kwekerij is er met de elektriciteitsmeter geknoeid. Dit moet verdachte hebben geweten. Hij is bovendien gezien met een zak hennep waarin een hoeveelheid hennep zat, die meer is dan in een koffieshop pleegt te worden verkocht. Dit levert voldoende wettig en overtuigend bewijs op van een bewuste en nauwe samenwerking tussen verdachte en die anderen voor zowel het in feit 1 primair als feit 2 tenlastegelegde.
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft vrijspraak bepleit voor het in feit 1 primair en het ten aanzien van feit 2 en 3 tenlastegelegde. De raadsman refereert zich aan het oordeel van de rechtbank wat betreft het in feit 1 als subsidiair tenlastegelegde.
Beoordeling door de rechtbank
Op 21 mei 2013 werd een melding gedaan bij de politie dat er mogelijk een kogelgat zou zitten in een tuinhuis op een perceel van de [adres 3] te Heumen. In een loods op een naastgelegen perceel aan de [adres 2] te Heumen zat een zelfde soort gat. Er werd vervolgens binnentreden in de loods. In de loods bevond zich een professioneel opgebouwde hennepkwekerij met 3251 oogstrijpe hennepplanten. [2] .
Verdachte heeft bij de politie verklaard in het uitgaanscircuit in Arnhem een Pool, genaamd [betrokkene], te hebben ontmoet. Deze [betrokkene] heeft voorgesteld om het woonhuis en het pand aan de [adres 2] te Heumen te huren voor een bedrag van € 2.800,- per maand. Verder heeft hij verklaard dat het opbouwen van de kwekerij vanaf september 2012 is begonnen en dat hij een paar keer heeft geholpen bij het opbouwen. Volgens de afspraak zou hij € 5000,- per 2 maanden ontvangen. De eerste oogst is mislukt en de tweede oogst is door de politie ontdekt. [3]
Uit bovenstaande maakt de rechtbank op dat verdachte, door de loods te huren voor de onbekend gebleven exploitanten, deze ter beschikking te stellen van die exploitanten en vervolgens mee te helpen bij de opbouw van de kwekerij , niet meer dan behulpzaam is geweest bij de exploitatie van de kwekerij. In het handelen van verdachte ziet de rechtbank onvoldoende aanknopingspunten om aan te nemen dat sprake is geweest van een nauwe en bewuste samenwerking tussen verdachte en de onbekend gebleven exploitanten.
Van het primair tenlastegelegde zal verdachte dan ook worden vrijgesproken. De rechtbank is van oordeel dat hij wel medeplichtig is geweest aan de teelt van hennep.
De rechtbank kan niet vaststellen aan wie verdachte de loods ter beschikking heeft gesteld. De steller van de tenlastelegging heeft hierover opgenomen:
(…) tot en/of bij het plegen van welk(e) misdrijf/misdrijven verdachte (…) opzettelijk gelegenheid en/of middelen en/of inlichtingen heeft verschaft en/of opzettelijk behulpzaam is geweest, dooraan die [medeverdachte]voornoemde loods/woning ter beschikking te stellen en/of voor die onbekend gebleven persoon/personen werkzaamheden te verrichten voor de teelt/het kweken
van hennepplanten;
De rechtbank gaat ervan uit dat de steller heeft bedoeld te schrijven dat verdachte de loods ter beschikking heeft gesteld aan
die onbekend gebleven persoon/personen, maar dat dat gedeelte abusievelijk is weggevallen.
Nu daartegen ook geen verweer is gevoerd, zal de rechtbank de tenlastelegging als zodanig lezen.
Ten aanzien van feit 2 is de rechtbank van oordeel dat het handelen van verdachte onvoldoende bewijs oplevert dat hij, al dan niet samen met anderen, kort gezegd, diefstal van elektriciteit heeft gepleegd. De rol van verdachte heeft zich beperkt tot het huren van de loods, welke huur door een ander is betaald. Daarnaast heeft verdachte enkele malen geholpen met het opbouwen van de kwekerij, waarvan onduidelijk is gebleven wat verdachte precies heeft gedaan. De rechtbank zal verdachte dus van dit feit vrijspreken.
Ten aanzien van feit 3 komt de rechtbank tot de conclusie dat er onvoldoende bewijs is in het dossier dat verdachte, al dan niet samen met anderen, één of meer wapens en/of munitie voorhanden heeft gehad en zal daarom verdachte ook van dit feit vrijspreken.

3.Bewezenverklaring

Naar het oordeel van de rechtbank is wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het onder
feit 1 subsidiairtenlastegelegde heeft begaan, te weten dat:
1.
een of meer onbekend gebleven personen omstreeks 21 mei 2013 te Heumen, met elkaar, opzettelijk hebben geteeld in een loods aan de [adres 2] te Heumen een hoeveelheid van 3251 hennepplanten zijnde hennep een middel vermeld op de bij de Opiumwet behorende lijst II,
bij het plegen van welk misdrijf verdachte omstreeks 21 mei 2013 te Heumen, opzettelijk behulpzaam is geweest, door aan die onbekend gebleven personen voornoemde loods ter beschikking te stellen en voor die onbekend gebleven personen werkzaamheden te verrichten voor de teelt van hennepplanten;
Voor zover er in de tenlastelegging kennelijke taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn die fouten in de bewezenverklaring verbeterd. Verdachte is daardoor niet in zijn verdediging geschaad.

4.De kwalificatie van het bewezenverklaarde

Het bewezenverklaarde levert op:
Ten aanzien van feit 1:
Medeplichtigheid aan het misdrijf opzettelijk handelen in strijd met een in artikel 3, onder B, van de Opiumwet gegeven verbod.

5.De strafbaarheid van het feit

Het feit is strafbaar.

6.De strafbaarheid van de verdachte

Verdachte is strafbaar, nu geen omstandigheid is gebleken of aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluit.

7.Overwegingen ten aanzien van straf en/of maatregel

Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft geëist dat verdachte ter zake van het onder feit 1 en 2 tenlastegelegde zal worden veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van 9 maanden, waarvan 3 maanden voorwaardelijk met een proeftijd van 2 jaren, met aftrek van de tijd in verzekering en voorlopige hechtenis doorgebracht, een schadevergoedingsmaatregel en toewijzing van de vordering van benadeelde partij Liander.
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft, gelet op de betaalde baan die verdachte thans heeft, verzocht geen onvoorwaardelijke gevangenisstraf, maar hooguit een werkstraf op te leggen en de vordering benadeelde partij af te wijzen.
Beoordeling door de rechtbank
De rechtbank heeft bij de bepaling van de op te leggen straf gelet op de aard en de ernst van wat bewezen is verklaard, de omstandigheden waaronder dit is begaan, mede gelet op de persoon en de omstandigheden van de verdachte zoals van een en ander bij het onderzoek ter terechtzitting is gebleken, waarbij onder meer is gelet op het uittreksel uit het algemeen documentatieregister, gedateerd 1 april 2015.
De rechtbank heeft bij de straftoemeting in het bijzonder nog het volgende in aanmerking genomen.
Het is een feit van algemene bekendheid dat met professioneel opgezette hennepkwekerijen
van een omvang als in dit geval erg veel geld kan worden verworven en dat dergelijke kwekerijen veel andere criminaliteit aantrekt, zoals gewapende overvallen. Daarbij wordt grof geweld niet geschuwd. Eigenaren van zo’n kwekerij hebben er dus belang bij dat de kwekerij hiertegen worden beschermd. Het feit dat de politie wapens, bivakmutsen en een kogelwerend vest heeft gevonden bij de ontmanteling duidt erop dat degenen die betrokken waren bij de kwekerij bereid waren om met geweld de hennepplanten te behouden.
Verdachte wist waar hij mee bezig was. Hij heeft de loods gehuurd en ter beschikking gesteld en heeft werkzaamheden verricht bij het opbouwen van de kwekerij. Zijn handelen is er mede op gericht om als dekmantel te fungeren voor anderen die hierdoor buiten schot blijven en op het in stand houden van criminele activiteiten. Verdachte heeft zich aldus schuldig gemaakt aan een ernstig feit en de rechtbank vindt hiervoor een onvoorwaardelijke gevangenisstraf van 3 maanden passend. Nu de rechtbank tot een andere bewezenverklaring komt dan de officier van justitie, valt de straf lager uit dan door de officier van justitie geëist. Er is geen rapport van de reclassering opgemaakt en de rechtbank ziet verder geen redenen waarom een gedeelte van de gevangenisstraf voorwaardelijk opgelegd zou moeten worden. Gelet op de ernst van het bewezenverklaarde feit vindt de rechtbank een werkstraf, zoals verzocht is door de verdediging, niet passend.
Ten aanzien van het beslag
In de loods zijn enige goederen in beslag genomen. De formele beslaglijsten zoals die aan de rechtbank zijn overgelegd komen niet overeen met de informatie zoals die in het dossier is opgenomen met betrekking tot de diverse feitelijke inbeslagnames. Van belang hierbij is dat in het dossier niet van alle in beslag genomen goederen een kennisgeving van inbeslagname is opgenomen.
Niet van alle goederen staat een beslagene en/of eigenaar/rechthebbende vermeld, zodat de rechtbank bij de beslissing over de inbeslaggenomen goederen uitgaat van de feitelijke inbeslagname.
Voor verdachte betekent dit dat de rechtbank een beslissing dient te nemen over de volgende goederen. Deze goederen zijn in de loods, waarvan verdachte huurder was, in beslag genomen. Om die reden zal de rechtbank in de zaak van verdachte beslissen omtrent het beslag.
Het gaat om de volgende voorwerpen:
- een half geladen vuurwapen Norinco, [4]
- munitie (8 x Luger ‘9x19 mm’), [5]
- munitie (losse huls S&B 9mm), [6]
- een kogelwerend vest, [7]
- een bivakmuts, [8]
3 draaiknoppen mengkraan, [9]
- een fles Jägermeister, [10]
- papieren uit de loods. [11]
Het vuurwapen Norinco, de munitie, het kogelwerend vest en de bivakmuts dienen te worden onttrokken aan het verkeer, aangezien zij van zodanige aard zijn dat het ongecontroleerde bezit daarvan in strijd is met de wet of het algemeen belang.
Ten aanzien van de in beslag genomen nog niet teruggegeven draaiknoppen mengkraan , een fles Jägermeister en ‘papieren uit de loods’ overweegt de rechtbank dat zij niet in staat is een persoon als rechthebbende van die goederen aan te merken en daarom zal zij de bewaring van die voorwerpen ten behoeve van de rechthebbende bevelen.
Daarnaast is er in het voertuig, welke op het erf bij de loods stond, een mobiele telefoon (Nokia Rh-130) [12] in beslag genomen. Ook van dit voorwerp is de rechtbank niet in staat een persoon als rechthebbende van die goederen aan te merken en daarom zal zij de bewaring ook van dat voorwerp ten behoeve van de rechthebbende bevelen.
7a. De beoordeling van de civiele vordering(en), alsmede de gevorderde oplegging van de schadevergoedingsmaatregel
De benadeelde partij, Liander, heeft zich in het strafproces gevoegd ter verkrijging van schadevergoeding ter zake van het onder 2 ten laste gelegde feit.
De benadeelde partij zal niet-ontvankelijk worden verklaard in deze vordering, nu verdachte van dit feit zal worden vrijgesproken.

8.De toegepaste wettelijke bepalingen

De beslissing is gegrond op de artikelen 10, 27, 33, 36b, 47, 48 en 91 van het Wetboek van Strafrecht, de artikelen 3, 11 en 13 van de Opiumwet.

9.De beslissing

De rechtbank:
 spreekt verdachte vrij van de onder 1 primair, 2 en 3 ten laste gelegde feiten.
 verklaart bewezen dat verdachte het overige ten laste gelegde feit, zoals vermeld onder punt 3, heeft begaan;
 verklaart niet bewezen hetgeen verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven bewezen is verklaard en spreekt verdachte daarvan vrij;
 verstaat dat het aldus bewezenverklaarde oplevert het strafbare feit zoals vermeld onder punt 4;
 verklaart verdachte hiervoor strafbaar;
  • veroordeelt verdachte wegens het bewezenverklaarde tot een
  • beveelt dat de tijd, door veroordeelde vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf in mindering zal worden gebracht;
 beveelt de
onttrekking aan het verkeervan de in beslag genomen, nog niet teruggegeven voorwerp, te weten:
o een half geladen vuurwapen Norinco,
o 9 stuks munitie 9x19,
o een huls (S&B 9mm),
o een kogelwerend vest
o een bivakmuts
 gelast de
bewaringvan de in beslag genomen, nog niet teruggegeven voorwerpen ten behoeve van de rechthebbende, te weten:
o 3 draaiknoppen mengkraan,
o een fles Jägermeister
o papieren uit de loods.
o mobiele telefoon (Nokia Rh-130)
De beslissing op de vordering van de benadeelde partij Liander.
Verklaart de benadeelde partij niet-ontvankelijk in zijn vordering.
Dit vonnis is gewezen door mr. H.P.M. Kester-Bik (voorzitter), mr. P.C. Quak en mr. S. Brinkhoff, rechters, in tegenwoordigheid van mr. M.G. Enderink, griffier, en uitgesproken
ter openbare terechtzitting van deze rechtbank op 03 juni 2015.

Voetnoten

1.Het bewijs is terug te vinden in het in de wettelijke vorm door verbalisanten van de politie Oost Nederland, district Gelderland-Zuid, opgemaakte proces-verbaal, dossiernummer PL081R 2013047425, gesloten op 11 oktober 2013 en in de bijbehorende in wettelijke vorm opgemaakte processen-verbaal en overige schriftelijke bescheiden, tenzij anders vermeld. De vindplaatsvermeldingen verwijzen naar de pagina’s van het doorgenummerde dossier, tenzij anders vermeld.
2.Proces verbaal van bevindingen, pagina 64 onder ‘aanleiding onderzoek’, 65 en 66
3.Proces verbaal van verhoor verdachte, pagina 177, 178.
4.Kennisgeving van inbeslagname, pagina 206.
5.Kennisgeving van inbeslagname, pagina 205.
6.Kennisgeving van inbeslagname, pagina 208.
7.Kennisgeving van inbeslagname, pagina 212.
8.Kennisgeving van inbeslagname, pagina 211.
9.Kennisgeving van inbeslagname, pagina 142.
10.Kennisgeving van inbeslagname, pagina 144.
11.Kennisgeving van inbeslagname, pagina 146.
12.Kennisgeving van inbeslagname, pagina 150.