ECLI:NL:RBGEL:2015:3564

Rechtbank Gelderland

Datum uitspraak
3 juni 2015
Publicatiedatum
3 juni 2015
Zaaknummer
05/820003-14
Instantie
Rechtbank Gelderland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Gevangenisstraffen voor drie verdachten wegens hennepkwekerij en vuurwapenbezit

In deze zaak heeft de Rechtbank Gelderland op 3 juni 2015 uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die betrokken was bij een hennepkwekerij en vuurwapenbezit. De verdachte, geboren in 1976 en woonachtig in Heumen, werd beschuldigd van het telen van hennepplanten en het in bezit hebben van vuurwapens. De tenlastelegging omvatte onder andere het opzettelijk aanwezig hebben van 3251 hennepplanten en het bezit van vuurwapens van categorie III. Tijdens de zitting op 20 mei 2015 verklaarde de verdachte dat hij de loods waar de hennepplanten stonden, bewaakte en dat hij zich daarvoor had gewapend met een stok. De rechtbank oordeelde dat de verdachte zich bewust was van de aanmerkelijke kans dat hij betrokken was bij een hennepkwekerij en dat hij medeplichtig was aan de hennepteelt. De rechtbank sprak de verdachte vrij van de andere ten laste gelegde feiten, maar oordeelde dat er voldoende bewijs was voor de medeplichtigheid aan de hennepteelt. De officier van justitie had een gevangenisstraf van twee maanden geëist, maar de rechtbank legde een onvoorwaardelijke gevangenisstraf van drie maanden op, waarbij de ernst van het feit en de rol van de verdachte in de criminele activiteiten zwaar wogen. Daarnaast werd het in beslag genomen geldbedrag van € 2000,- verbeurd verklaard, omdat de rechtbank aannam dat dit geld afkomstig was van de criminele activiteiten. De benadeelde partij werd niet-ontvankelijk verklaard in haar vordering, omdat de verdachte van de andere feiten werd vrijgesproken.

Uitspraak

RECHTBANK GELDERLAND
Team strafrecht
Zittingsplaats Arnhem
Parketnummer : 05/820003-14
Datum uitspraak : 03 juni 2015
Tegenspraak
vonnis van de meervoudige kamer
in de zaak van
de officier van justitie bij het arrondissementsparket Oost-Nederland
tegen
[verdachte]
geboren op [1976] te [geboorteplaats],
wonende te [adres 1],
[woonplaats]
raadsman : F.P. Holthuis, advocaat te 's-Gravenhage.
Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting van 20 mei 2015.

1.De inhoud van de tenlastelegging

Aan verdachte is ten laste gelegd dat:
1.
Primair
hij op of omstreeks de periode van 21 mei 2013 te Heumen, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, opzettelijk, al dan niet beroepsmatig of bedrijfsmatig heeft geteeld en/of bereid en/of bewerkt en/of verwerkt, in elk geval opzettelijk aanwezig heeft gehad (in een loods/woning aan [adres 2] te Heumen) een hoeveelheid van (in totaal) ongeveer 3251, althans een groot aantal hennepplanten en/of delen daarvan, in elk geval een hoeveelheid van meer dan 30 gram van een materiaal bevattende hennep, zijnde hennep een middel vermeld op de bij de Opiumwet behorende lijst II, dan wel aangewezen krachtens artikel 3a, vijfde lid van die wet; terwijl dit gepleegde feit (mede) betrekking heeft op een grote hoeveelheid van een middel vermeld op de bij de Opiumwet behorende lijst II, dan wel aangewezen krachtens artikel 3a, vijfde lid van die wet, welke hoeveelheid meer bedraagt dan de bij algemene maatregel van bestuur bepaalde hoeveelheid van een middel (te weten 3251 hennepplanten, althans meer dan 200 hennepplanten)
althans, indien het vorenstaande onder 1 niet tot een veroordeling leidt:
Subsidiair
een of meer onbekend gebleven personen op of omstreeks 21 mei 2013 te Heumen, met elkaar, althans één van hen, opzettelijk heeft/hebben geteeld en/of bereid en/of bewerkt en/of verwerkt, in elk geval opzettelijk aanwezig heeft/hebben gehad in een loods/woning aan de [adres 2] te Heumen (een) hoeveelheid/hoeveelheden van (in totaal) ongeveer 3251, althans een groot
aantal hennepplanten en/of delen daarvan, in elk geval (telkens) een hoeveelheid van meer dan 30 gram van een materiaal bevattende hennep, zijnde hennep een middel vermeld op de bij de Opiumwet behorende lijst II, tot en/of bij het plegen van welk(e) misdrijf/misdrijven verdachte op of omstreeks 21 mei 2013 te Heumen, in elk geval in Nederland, meermalen, althans eenmaal (telkens) opzettelijk gelegenheid en/of middelen en/of inlichtingen heeft verschaft en/of opzettelijk behulpzaam is geweest, door voor die onbekend gebleven persoon/personen werkzaamheden te verrichten voor de teelt/het kweken van hennepplanten;
2.
hij op of omstreeks 21 mei 2013 te Heumen, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, (telkens) met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening heeft weggenomen een hoeveelheid stroom/elektriciteit, in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan [benadeelde], in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte,
waarbij verdachte zich de toegang tot de plaats des misdrijfs heeft verschaft en/of de/het weg te nemen goed(eren) onder zijn bereik heeft gebracht door middel van braak, verbreking en/of inklimming (door één of meer (ijk)zegel(s) en/of het deksel van de elektriciteitsmeter te verbreken en/of verwijderen en/of (vervolgens) een elektriciteitsaansluiting aan de boven- en/of
buitenzijde, in elk geval buiten de meter om, te maken;
3.
hij op of omstreeks 21 mei 2013 te Heumen, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, één of meer wapens van categorie III te weten
- een vuurwapen merk Norinco, type 77 B kaliber 9x 19 mm (Op de eerste verdieping van de loods)
- een vuurwapen merk Glock model 26 kaliber 9x19, kleur zwart (In de woning [adres 2]) en/of
- Munitie Luger 9 mm 8 stuks
- Munitie S&B 9mm 1 stuks
in elk geval munitie in de zin van de Wet Wapens en Munitie van categorie III voorhanden heeft gehad.
2. Overwegingen ten aanzien van het bewijs [1]
Op 21 mei 2013 werd een melding gedaan bij de politie dat er mogelijk een kogelgat zou zitten in een tuinhuis op een perceel van de [adres 3] te Heumen. In een loods op een naastgelegen perceel aan de [adres 2] te Heumen zat een zelfde soort gat. Er werd vervolgens binnentreden in de loods. In de loods bevond zich een professioneel opgebouwde hennepkwekerij met 3251 oogstrijpe hennepplanten. [2] .
Het standpunt van de officier van justitie en de verdediging
De officier van justitie en de raadsman hebben gesteld dat wettig en overtuigend bewezen kan worden geacht dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan het als subsidiair tenlastegelegde in feit 1. Verdachte dient voor het overige te worden vrijgesproken.
Beoordeling door de rechtbank
Verdachte heeft ter zitting verklaard in opdracht de loods te hebben bewaakt en dat hij daarbij wel het vermoeden had dat het om een hennepkwekerij ging. Hij had zich daar voor bewapend met een stok [3] .
Verdachte was opdracht gegeven een loods te bewaken. Het moet voor hem volstrekt duidelijk zijn geweest dat het hoogstwaarschijnlijk om een hennepplantage ging. Er was dus een aanmerkelijke kans dat het om een hennepkwekerij ging. Verdachte was zich daarvan bewust en heeft die aanmerkelijke kans aanvaard. Daarmee is wettig en overtuigend bewezen dat verdachte door het verrichten van werkzaamheden, het bewaken van de loods, medeplichtig is geweest aan hennepteelt.
Voor de feiten 2 en 3 is er onvoldoende bewijs in het dossier en dus dient verdachte van die feiten te worden vrijgesproken.

3.Bewezenverklaring

Naar het oordeel van de rechtbank is wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het onder feit 1 subsidiair tenlastegelegde heeft begaan, te weten dat:
1.
een of meer onbekend gebleven persoon of personen op of omstreeks 21 mei 2013 te Heumen, met elkaar, opzettelijk heeft/hebben geteeld en in een loods aan de [adres 2] te Heumen een hoeveelheid van in totaal 3251 hennepplanten zijnde hennep een middel vermeld op de bij de Opiumwet behorende lijst II,
bij het plegen van welk
emisdrijf verdachte op of omstreeks 21 mei 2013 te Heumen, opzettelijk behulpzaam is geweest, door voor die onbekend gebleven persoon/personen werkzaamheden te verrichten voor de teelt van hennepplanten.
Voor zover er in de tenlastelegging kennelijke taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn die fouten in de bewezenverklaring verbeterd. Verdachte is daardoor niet in zijn verdediging geschaad.
Wat meer of anders is ten laste gelegd dan hiervoor bewezen is verklaard, is niet bewezen.
Verdachte moet daarvan worden vrijgesproken.

4.De kwalificatie van het bewezenverklaarde

Het bewezenverklaarde levert op:
Ten aanzien van feit 1:
Medeplichtigheid aan het misdrijf van opzettelijk handelen in strijd met een in artikel 3, onder B van de Opiumwet gegeven verbod.

5.De strafbaarheid van het feit

Het feit is strafbaar.

6.De strafbaarheid van de verdachte

Verdachte is strafbaar, nu geen omstandigheid is gebleken of aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluit.

7.Overwegingen ten aanzien van straf en/of maatregel

Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft geëist dat verdachte ter zake van het onder feit 1 subsidiair tenlastegelegde zal worden veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van twee maanden, waarvan één maand voorwaardelijk met een proeftijd van 2 jaren. Ten aanzien van het inbeslaggenomen bedrag van € 2.000,- vordert de officier van justitie de teruggave van dit bedrag aan verdachte.
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft verzocht om bij een veroordeling geen langere onvoorwaardelijke gevangenisstraf op te leggen dan de tijd die in voorarrest is doorgebracht. Daarnaast is een voorwaardelijke gevangenisstraf, met eventueel een werkstraf passend gelet op de rol van verdachte, de ouderdom van de zaak en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte.
Met betrekking tot het in beslag genomen bedrag van € 2.000,- verzoekt de raadsman dit terug te geven aan verdachte.
B
eoordeling door de rechtbank
De rechtbank heeft bij de bepaling van de op te leggen straf gelet op de aard en de ernst van wat
bewezen is verklaard, de omstandigheden waaronder dit is begaan, mede gelet op de persoon en
de omstandigheden van de verdachte zoals van een en ander bij het onderzoek ter terechtzitting
is gebleken, waarbij onder meer is gelet op het uittreksel uit het algemeen documentatieregister,
gedateerd 1 april 2015.
Het is een feit van algemene bekendheid dat met professioneel opgezette hennepkwekerijen
van een omvang als in dit geval erg veel geld kan worden verworven en dat dergelijke kwekerijen veel andere criminaliteit aantrekt, zoals gewapende overvallen. Daarbij wordt grof geweld niet geschuwd. Eigenaren van zo’n kwekerij hebben er dus belang bij dat de kwekerij hiertegen worden beschermd. Het feit dat de politie wapens, bivakmutsen en een kogelwerend vest heeft gevonden bij de ontmanteling duidt erop dat degenen die betrokken waren bij de kwekerij bereid waren om met geweld de hennepplanten te behouden.
Verdachte was, zo blijkt uit het uittreksel justitiële documentatie, in 2008 ook betrokken bij hennepteelt en wist ook nu waar hij mee bezig was. Hij heeft in dit geval de loods bewaakt en daarbij gebruik gemaakt van een wapen. Hoewel de rol van verdachte zich heeft beperkt tot het bewaken van de loods, is zijn handelen, naast financieel gewin, mede gericht geweest op het in stand houden van deze criminele activiteiten. Verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan een gevaarlijk en ernstig feit en de rechtbank is dan ook van oordeel dat verdachte hiervoor een onvoorwaardelijke gevangenisstraf van 3 maanden moet worden opgelegd. De straf is hoger dan door de officier van justitie is geëist. De eis van de officier van justitie doet naar de mening van de rechtbank onvoldoende recht aan de ernst van het feit. Er is geen rapport van de reclassering opgemaakt en de rechtbank ziet verder geen redenen waarom een gedeelte van de gevangenisstraf voorwaardelijk zou opgelegd moeten worden.
Ten aanzien van het beslag
Onder verdachte zijn enige goederen in beslag genomen. De formele beslaglijsten zoals die aan de rechtbank zijn voorgelegd komen niet overeen met de informatie zoals die in het dossier is opgenomen met betrekking tot de diverse feitelijke inbeslagnames. Van belang hierbij is dat in het dossier niet van alle in beslag genomen goederen een kennisgeving van inbeslagname is opgenomen.
Omdat ook niet van alle goederen een beslagene staat vermeld, gaat de rechtbank bij de beslissing over de inbeslaggenomen goederen uit van de feitelijke inbeslagnames en of daarbij sprake is van een bekende beslagene.
Voor verdachte betekent dit dat de rechtbank een beslissing dient te nemen over de volgende voorwerpen:
- mobiele telefoon (I-Phone, wit) [4]
- geld (€ 2000,-) [5]
Hoewel een kennisgeving van inbeslagname van de mobiele telefoon ontbreekt in het dossier, komt de rechtbank tot de conclusie dat deze telefoon in beslag is genomen onder verdachte en dat het zijn eigendom is. Nu zich geen strafvorderlijk belang daartegen verzet, zal de teruggave worden gelast van de I-Phone aan verdachte.
Over het in beslag genomen en nog niet teruggegeven geld overweegt de rechtbank als volgt.
Verdachte heeft bij de politie verklaard failliet te zijn en een schuld van ongeveer € 250.000,- te hebben. [6] In het proces verbaal van bevindingen in het dossier is opgenomen dat verdachte aangeeft niet zo goed te weten wat te moeten verklaren. Over het geld zegt hij:
“ik heb geen werk maar er is wel € 2000,- bij me gevonden en dit is een maandsalaris”. [7]
Ter zitting heeft verdachte verklaard failliet te zijn en een schuld te hebben van tussen de
€ 400.000,- en € 500.000,- en dat dit geldbedrag van € 2.000,- een belastingteruggave betreft. Hij had het - na ontvangst op zijn rekening - gepind en van dit geld wilde hij de dag na de aanhouding eigenlijk op vakantie gaan naar Ibiza. Hij zou wel betaald krijgen voor het bewaken van de loods, maar had dat geldbedrag nog niet gekregen. Met ‘maandsalaris’ bedoelde hij niet dat hij maandelijks een vaste vergoeding ontving, maar doelde hij op een maandsalaris in algemene zin. [8]
Zoals hiervoor reeds overwogen, is met de grootschalige hennepteelt, zoals in dit geval, veel geld gemoeid. Gelet daarop en op de omstandigheid dat de beweerdelijke belastingteruggave niet nader is onderbouwd, acht de rechtbank de verklaring van verdachte over de herkomst van de € 2000,- niet geloofwaardig. De rechtbank gaat er daarentegen van uit dat verdachte dit geld heeft ontvangen als beloning voor zijn werkzaamheden bij de kwekerij.
Het geld is daarmee vatbaar voor verbeurdverklaring.
7a. De beoordeling van de civiele vordering(en), alsmede de gevorderde oplegging van de schadevergoedingsmaatregel
De benadeelde partij, [benadeelde], heeft zich in het strafproces gevoegd ter verkrijging van schadevergoeding ter zake van het onder 2 ten laste gelegde feit.
De benadeelde partij zal niet-ontvankelijk worden verklaard in deze vordering, nu verdachte zal worden vrijgesproken van dit feit.

8.De toegepaste wettelijke bepalingen

De beslissing is gegrond op de artikelen 10, 27, 33, 47, 48 en 91 van het Wetboek van Strafrecht, de artikelen 3, 11 en 13 van de Opiumwet.

9.De beslissing

De rechtbank:
 spreekt verdachte vrij van de onder 1 primair, 2 en 3 ten laste gelegde feiten.
 verklaart bewezen dat verdachte de overige ten laste gelegde feiten, zoals vermeld onder punt 3, heeft begaan;
 verklaart niet bewezen hetgeen verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven bewezen is verklaard en spreekt verdachte daarvan vrij;
 verstaat dat het aldus bewezenverklaarde oplevert het strafbare feit zoals vermeld onder punt 4;
 verklaart verdachte hiervoor strafbaar;
 veroordeelt verdachte wegens het bewezenverklaarde tot een
gevangenisstrafvoor de duur van
3 (drie) maanden;
 beveelt dat de tijd, door veroordeelde vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf in mindering zal worden gebracht;
 gelast de
teruggavevan de in beslag genomen, nog niet teruggegeven I-Phone aan degene bij wie het in beslag is genomen, te weten verdachte [verdachte];

verklaart verbeurdhet in beslag genomen, nog niet teruggegeven geldbedrag ad
€ 2000,- ;
De beslissing op de vordering van de benadeelde partij [benadeelde].
Verklaart de benadeelde partij niet ontvankelijk in haar vordering.
Dit vonnis is gegeven door mr. H.P.M. Kester-Bik (voorzitter), mr. P.C. Quak en mr. S. Brinkhoff, rechters, in tegenwoordigheid van mr. M.G. Enderink, griffier, en uitgesproken
ter openbare terechtzitting van deze rechtbank op 03 juni 2015.

Voetnoten

1.Het bewijs is terug te vinden in het in de wettelijke vorm door verbalisanten van de politie Oost Nederland, district Gelderland-Zuid, opgemaakte proces-verbaal, dossiernummer PL081R 2013047425, gesloten op 11 oktober 2013 en in de bijbehorende in wettelijke vorm opgemaakte processen-verbaal en overige schriftelijke bescheiden, tenzij anders vermeld. De vindplaatsvermeldingen verwijzen naar de pagina’s van het doorgenummerde dossier, tenzij anders vermeld.
2.Proces verbaal van bevindingen, pagina 64 onder ‘aanleiding onderzoek’, 65 en 66
3.De verklaring van verdachte afgelegd ter terechtzitting van 20 mei 2015.
4.Proces verbaal relaas, pagina 15. Geen kennisgeving van inbeslagname in het dossier aanwezig.
5.Kennisgeving van inbeslagname, pagina 311.
6.Proces verbaal van verhoor verdachte [verdachte], pagina, 160
7.Proces verbaal van bevindingen, pagina 164.
8.Verklaring van verdachte ter terechtzitting van 20 mei 2015.