ECLI:NL:RBGEL:2015:3256

Rechtbank Gelderland

Datum uitspraak
22 mei 2015
Publicatiedatum
22 mei 2015
Zaaknummer
05/820828-14
Instantie
Rechtbank Gelderland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Aanrijding door vrachtauto met fietsers met dodelijke afloop en letsel

Op 22 mei 2015 heeft de Rechtbank Gelderland uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die op 3 november 2014 in Buurmalsen een aanrijding heeft veroorzaakt met twee fietsers, waarbij één fietser om het leven kwam en de ander ernstig gewond raakte. De verdachte, bestuurder van een vrachtauto, werd beschuldigd van aanmerkelijke schuld als bedoeld in artikel 6 van de Wegenverkeerswet 1994. De rechtbank oordeelde dat de verdachte aanmerkelijk onvoorzichtig, onoplettend en onachtzaam heeft gereden. Ondanks dat het zicht ter plaatse niet werd belemmerd, heeft de verdachte de fietsers niet waargenomen en geen voorrang verleend, wat leidde tot de fatale aanrijding. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte onvoldoende heeft gelet op het naderende verkeer en dat hij bekend was met de risicovolle verkeerssituatie ter plaatse. De rechtbank heeft de verdachte veroordeeld tot een werkstraf van 240 uur en een ontzegging van de rijbevoegdheid voor 18 maanden, waarvan 6 maanden voorwaardelijk. De rechtbank heeft daarbij rekening gehouden met de ernst van het feit, de gevolgen voor de slachtoffers en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte.

Uitspraak

RECHTBANK GELDERLAND
Team strafrecht
Zittingsplaats Arnhem
Parketnummer : 05/820828-14
Datum uitspraak : 22 mei 2015
Tegenspraak
vonnis van de meervoudige kamer
in de zaak van
de officier van justitie
tegen
[verdachte]
geboren op [geboortedatum] 1940 te [geboorteplaats]
wonende te: [adres]
[woonplaats].
Raadsvrouw : mr. H.J.R.M. Boersma, advocaat te Wadenoijen.
Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek ter openbare terechtzitting van 08 mei 2015.

1.De inhoud van de tenlastelegging

Aan verdachte is ten laste gelegd dat:
hij op of omstreeks 03 november 2014 te Buurmalsen, gemeente Geldermalsen, als verkeersdeelnemer, namelijk als bestuurder van een motorrijtuig (vrachtauto), daarmede rijdende over de weg, de Kruisweg, ter hoogte van de kruising van die weg met de (als voorrangsweg aangeduide) Rijksstraatweg, zeer, althans aanmerkelijk, onvoorzichtig, onoplettend en/of onachtzaam heeft gereden, hierin bestaande dat verdachte,
terwijl het zicht ter plaatse niet werd belemmerd, beperkt en/of werd gehinderd, en/of terwijl het uitzicht van verdachte (naar links) op het naderende verkeer over de Rijksstraatweg (enigzins) werd belemmerd, beperkt en/of werd gehinderd door de A-stijl en de buitenspiegels van de vrachtauto, en/of
terwijl op de Kruisweg voor genoemde kruising bord model B6 van de bijlage 1 van het Reglement verkeersregels en verkeerstekens 1990 was geplaatst en op het wegdek aldaar haaientanden, als bedoeld in artikel 80 van genoemd reglement waren aangebracht, en/of (daarbij) niet, althans in onvoldoende mate op het voor hem gelegen weggedeelte van die Kruisweg en/of die kruising en/of het naderende verkeer over de Rijksstraatweg heeft gelet en/of is blijven letten, en/of
(daarbij) twee op het fietspad van de Rijksstraatweg rijdende (voor hem van links naderende) fietsers niet (tijdig) heeft waargenomen, en/of
(daarbij) die kruising met een aflopende snelheid (van 40 à 50 km/h tot ongeveer 20 km/h) is genaderd en zijn snelheid niet, althans in onvoldoende mate (verder) heeft verminderd (aangepast aan de plaatselijke omstandigheden), en/of
(vervolgens) vanaf die Kruisweg zonder te stoppen die kruising is opgereden en rechtsaf de Rijksstraatweg is opgereden, zonder daarbij voorrang te verlenen aan die op dat fietspad van de Rijksstraatweg rijdende fietsers, en/of
(daarbij) niet in staat was zijn voertuig tijdig tot stilstand te brengen binnen de afstand waarover hij de weg kon overzien en waarover deze vrij was, en/of
(vervolgens) is gebotst tegen, althans in aanrijding is gekomen met die fietsers, tengevolge waarvan deze ten val zijn gekomen en één van hen door de vrachtauto werd overreden,
en aldus zich zodanig heeft gedragen dat een aan zijn schuld te wijten verkeersongeval heeft plaatsgevonden, waardoor een ander ([slachtoffer 1]) werd gedood en/of een ander ([slachtoffer 2]) zwaar lichamelijk letsel, althans zodanig lichamelijk letsel dat daaruit tijdelijke ziekte of verhindering in de uitoefening van de normale bezigheden is ontstaan, werd toegebracht,
terwijl het feit is veroorzaakt of mede is veroorzaakt doordat hij, verdachte, geen voorrang heeft verleend aan die fietsers;
althans, indien het vorenstaande onder 1 niet tot een veroordeling leidt:
hij op of omstreeks 03 november 2014 te Buurmalsen, gemeente Geldermalsen, als bestuurder van een voertuig (vrachtauto), daarmee rijdende op de weg, de Kruisweg, ter hoogte van de kruising van die weg met de (als voorrangsweg aangeduide) Rijksstraatweg,
terwijl het zicht ter plaatse niet werd belemmerd, beperkt en/of werd gehinderd, en/of
terwijl het uitzicht van verdachte (naar links) op het naderende verkeer over de Rijksstraatweg (enigzins) werd belemmerd, beperkt en/of werd gehinderd door de A-stijl en de buitenspiegels van de vrachtauto, en/of
terwijl op de Kruisweg voor genoemde kruising bord model B6 van de bijlage 1 van het Reglement verkeersregels en verkeerstekens 1990 was geplaatst en op het wegdek aldaar haaientanden, als bedoeld in artikel 80 van genoemd reglement waren aangebracht, en/of (daarbij) niet, althans in onvoldoende mate op het voor hem gelegen weggedeelte van die Kruisweg en/of die kruising en/of het naderende verkeer over de Rijksstraatweg heeft gelet en/of is blijven letten, en/of
(daarbij) twee op het fietspad van de Rijksstraatweg rijdende (voor hem van links naderende) fietsers niet (tijdig) heeft waargenomen, en/of
(daarbij) die kruising met een aflopende snelheid (van 40 à 50 km/h tot ongeveer 20 km/h) is genaderd en zijn snelheid niet, althans in onvoldoende mate (verder) heeft verminderd (aangepast aan de plaatselijke omstandigheden), en/of
(vervolgens) vanaf die Kruisweg zonder te stoppen die kruising is opgereden en rechtsaf de Rijksstraatweg is opgereden, zonder daarbij voorrang te verlenen aan die op dat fietspad van de Rijksstraatweg rijdende fietsers, en/of
(daarbij) niet in staat was zijn voertuig tijdig tot stilstand te brengen binnen de afstand waarover hij de weg kon overzien en waarover deze vrij was, en/of
(vervolgens) is gebotst tegen, althans in aanrijding is gekomen met die fietsers, ten gevolge waarvan deze ten val zijn gekomen en één van hen door de vrachtauto werd overreden,
door welke gedraging(en) van verdachte gevaar op die weg werd veroorzaakt, althans kon worden veroorzaakt, en/of het verkeer op die weg werd gehinderd, althans kon worden gehinderd.

2.Overwegingen ten aanzien van het bewijs

De feiten
Op grond van de bewijsmiddelen wordt het volgende, dat verder ook niet ter discussie staat, vastgesteld.
Op 3 november 2014 reed verdachte als bestuurder in een vrachtauto over de Kruisweg te Buurmalsen, gemeente Geldermalsen, in de richting van de kruising met de Rijksstraatweg. De Rijksstraatweg is een voorrangsweg. Verkeersdeelnemers op de Kruisweg die de Rijksstraatweg naderen, wordt door middel van een bord (B6 van de bijlage 1 van het RVV1990) en haaientanden kenbaar gemaakt dat zij aan het verkeer op de Rijksstraatweg voorrang moeten verlenen. Verdachte reed op de Kruisweg met een aflopende snelheid richting die kruising. Zonder geheel tot stilstand te komen, is verdachte rechts afgeslagen de Rijksstraatweg op. Vervolgens is verdachte in aanrijding gekomen met twee voor hem van links komende fietsers die op het fietspad van de Rijksstraatweg reden. Beide fietsers zijn hierdoor ten val gekomen en één van hen is door de vrachtauto overreden. [slachtoffer 1] is als gevolg van het ongeval overleden. [slachtoffer 2] heeft lichamelijk letsel opgelopen door het ongeval. [2]
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gesteld dat het primair tenlastegelegde wettig en overtuigend bewezen kan worden, met dien verstande dat hij de mate van schuld van verdachte kenmerkt als aanmerkelijk onvoorzichtig, onoplettend en onachtzaam. Verwijtbaar is dat verdachte de beide fietsers niet heeft waargenomen, terwijl hij hen wel had moeten waarnemen. Immers, andere verkeersdeelnemers hebben hen wel hebben gezien terwijl de kruising over geruime afstand overzichtelijk was voor verdachte. Juist van een vrachtwagenchauffeur wordt extra alertheid verwacht, temeer nu hij wist dat de kruising gevaarlijk is en dat daar veel schoolgaande jongeren fietsen.
Het standpunt van de verdediging
Verdachte erkent een fout te hebben gemaakt. Hij had voorrang moeten verlenen, maar heeft dat niet gedaan omdat hij de fietsers niet had gezien. De raadsvrouw heeft op grond van de jurisprudentie aangevoerd dat het enkele ‘niet gezien hebben’ niet leidt tot schuld in de zin van artikel 6 Wegenverkeerswet 1994. De raadsvrouw heeft op basis hiervan vrijspraak bepleit voor het primair tenlastegelegde. De raadsvrouw heeft zich met betrekking tot het subsidiair tenlastegelegde gerefereerd aan het oordeel van de rechtbank.
Beoordeling door de rechtbank
Om tot het oordeel te komen dat sprake is van schuld in de zin van artikel 6 Wegenverkeerswet 1994 is in zijn algemeenheid vereist dat het rijgedrag van verdachte roekeloos dan wel zeer of aanmerkelijk onoplettend, onvoorzichtig of onachtzaam was. Daarvoor moet beoordeeld worden of sprake was van ten minste een aanmerkelijke mate van verwijtbare onvoorzichtigheid. Daarbij geldt dat in zijn algemeenheid niet valt aan te geven of één verkeersovertreding voldoende is voor bewezenverklaring van schuld in vorenbedoelde zin. Gekeken moet worden naar het geheel van gedragingen van de verdachte, de aard en de ernst daarvan en voorts naar de overige omstandigheden van het geval. Daarnaast geldt dat niet enkel uit de ernst van de gevolgen van het verkeersgedrag kan worden afgeleid dat sprake is van schuld in de zin van artikel 6 Wegenverkeerswet 1994.
Verdachte heeft verklaard dat tijdens het rijden op de Kruisweg zijn aandacht in sterke mate uitging naar een voor zijn vrachtauto fietsend meisje, maar dat hij desondanks veelvuldig links en rechts naar het overige verkeer heeft gekeken, maar dat hij de fietsers geen enkel moment heeft gezien. [3]
De getuigen [getuige 1] en [getuige 2] hebben echter onafhankelijk van elkaar waargenomen, terwijl zij bij het naderen van de kruising op verschillende posities achter de vrachtwagen van verdachte over de Kruisweg reden, dat twee fietsers over de Rijksstraatweg de kruising met de Kruisweg naderden. Ook zagen zij dat de vrachtwagen niet heeft stilgestaan alvorens rechtsaf de kruising Kruisweg-Rijksstraatweg op te rijden, en dat de vrachtwagen de beide fietsers daarbij aanreed. [4]
Door de politie is onderzoek gedaan naar eventuele belemmeringen van het uitzicht van verdachte vanaf de bestuurderszitplaats. Tijdens het onderzoek zijn foto’s genomen op grond waarvan de rechtbank de conclusie trekt dat het uitzicht van verdachte enigszins werd belemmerd door de aan de bestuurderszijde aanwezige spiegels en de raamstijl. [5] Verdachte was echter bekend met deze belemmeringen en heeft desondanks de beide fietsers niet waargenomen. [6]
Verdachte wist bovendien dat hij een drukke en gevaarlijke kruising naderde, waar vaak hard wordt gereden en ook veel schoolgaande fietsers plegen te rijden. Volgens verdachte heeft hij daarom juist voorzichtig gereden.
De rechtbank is op grond van het vorenstaande van oordeel dat weliswaar geen sprake is van zeer onoplettend (grove verkeersfout) verkeersgedrag van verdachte zodat die mate van schuld niet bewezen kan worden verklaard. Maar naar het oordeel van de rechtbank is wel sprake van een aanmerkelijke mate van verwijtbare onvoorzichtigheid. Daartoe overweegt de rechtbank nog als volgt.
Buiten twijfel staat dat verdachte ten onrechte geen voorrang heeft verleend aan beide fietsers, met de aanrijding als gevolg waardoor [slachtoffer 1] is overleden en [slachtoffer 2] gewond is geraakt. De rechtbank is voorts van oordeel dat verdachte onvoldoende heeft gelet op overig naderend verkeer. Zeker nu verdachte bekend was met de risicovolle verkeerssituatie ter plaatse, alsmede met de dode hoek(en) en de overige zichtbelemmeringen vanuit de cabine, had van hem gevergd mogen worden dat hij zich nadrukkelijk had vergewist van de aan- of afwezigheid van overig verkeer. Door dit na te laten is verdachte aanmerkelijk tekort geschoten in zijn zorgplicht jegens andere verkeersdeelnemers. De rechtbank weegt daarbij nog mee dat verdachte een zwaar en groot voertuig bestuurde, waardoor aan te richten schade al snel ernstige vormen kon aannemen. In dit geval heeft zich dat risico helaas ook verwezenlijkt. Verdachte had zich hiervan bewust moeten zijn en hij had daarnaar moeten handelen door een nog grotere voorzichtigheid in acht te nemen.
Ten aanzien van het letsel van het slachtoffer [slachtoffer 2] overweegt de rechtbank dat uit het dossier blijkt dat zij een breuk in haar linkervoet heeft opgelopen, met daarnaast forse en uitgebreide schaafwonden over beide benen, hematomen en zwelling van haar linkervoet en een dikke rechterknie. [7] Uit de door haar ter terechtzitting voorgedragen slachtofferverklaring volgt dat zij tevens te maken heeft gehad met ingescheurde enkelbanden en gekneusde botten van het dij- en scheen/kuitbeen.
Naar het oordeel van de rechtbank is dit letsel te kwalificeren als zodanig letsel dat daaruit een tijdelijke verhindering in de uitoefening van de normale bezigheden van [slachtoffer 2] is ontstaan.

3.Bewezenverklaring

Naar het oordeel van de rechtbank is wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het primair tenlastegelegde heeft begaan, te weten dat:
hij op 03 november 2014 te Buurmalsen, gemeente Geldermalsen, als verkeersdeelnemer, namelijk als bestuurder van een motorrijtuig (vrachtauto), daarmede rijdende over de weg, de Kruisweg, ter hoogte van de kruising van die weg met de (als voorrangsweg aangeduide) Rijksstraatweg, aanmerkelijk
,onvoorzichtig, onoplettend en onachtzaam heeft gereden, hierin bestaande dat verdachte,
terwijl het zicht ter plaatse niet werd belemmerd, beperkt en werd gehinderd, en
terwijl het uitzicht van verdachte (naar links) op het naderende verkeer over de Rijksstraatweg enigszins werd belemmerd, beperkt en/of werd gehinderd door de A-stijl en de buitenspiegels van de vrachtauto, en
terwijl op de Kruisweg voor genoemde kruising bord model B6 van de bijlage 1 van het Reglement verkeersregels en verkeerstekens 1990 was geplaatst en op het wegdek aldaar haaientanden, als bedoeld in artikel 80 van genoemd reglement waren aangebracht, en (daarbij) in onvoldoende mate op het voor hem gelegen weggedeelte van die Kruisweg en die kruising en het naderende verkeer over de Rijksstraatweg heeft gelet, en
(daarbij) twee op het fietspad van de Rijksstraatweg rijdende (voor hem van links naderende) fietsers niet heeft waargenomen, en
(daarbij) die kruising met een aflopende snelheid is genaderd en zijn snelheid niet verder heeft verminderd en
(vervolgens) vanaf die Kruisweg zonder te stoppen die kruising is opgereden en rechtsaf de Rijksstraatweg is opgereden, zonder daarbij voorrang te verlenen aan die op dat fietspad van de Rijksstraatweg rijdende fietsers, en
(daarbij) niet in staat was zijn voertuig tijdig tot stilstand te brengen binnen de afstand waarover hij de weg kon overzien en waarover deze vrij was, en
(vervolgens) in aanrijding is gekomen met die fietsers, ten gevolge waarvan deze ten val zijn gekomen en één van hen door de vrachtauto werd overreden,
en aldus zich zodanig heeft gedragen dat een aan zijn schuld te wijten verkeersongeval heeft plaatsgevonden, waardoor een ander ([slachtoffer 1]) werd gedood en een ander ([slachtoffer 2]) zodanig lichamelijk letsel dat daaruit tijdelijke ziekte of verhindering in de uitoefening van de normale bezigheden is ontstaan, werd toegebracht,
terwijl het feit is veroorzaakt of mede is veroorzaakt doordat hij, verdachte, geen voorrang heeft verleend aan die fietsers.
Voor zover er in de tenlastelegging kennelijke taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn die fouten verbeterd. Verdachte is daardoor niet in zijn verdediging geschaad.
Wat meer of anders is ten laste gelegd dan hiervoor bewezen is verklaard, is niet bewezen.
Verdachte moet daarvan worden vrijgesproken.

4.De kwalificatie van het bewezenverklaarde

Het bewezenverklaarde levert op:
Overtreding van artikel 6 van de Wegenverkeerswet 1994, terwijl het een ongeval betreft waardoor een ander wordt gedood en terwijl het feit is veroorzaakt of mede is veroorzaakt doordat de schuldige geen voorrang heeft verleend
en
Overtreding van artikel 6 van de Wegenverkeerswet 1994, terwijl het een ongeval betreft
waardoor een ander lichamelijk letsel wordt toegebracht en terwijl het feit is veroorzaakt of mede is veroorzaakt doordat de schuldige geen voorrang heeft verleend.

5.De strafbaarheid van het feit

Het feit is strafbaar.

6.De strafbaarheid van de verdachte

Verdachte is strafbaar, nu geen omstandigheid is gebleken of aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluit.

7.Overwegingen ten aanzien van straf en/of maatregel

Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft geëist dat verdachte ter zake van het onder primair tenlastegelegde zal worden veroordeeld tot een werkstraf voor de duur van 240 uren, subsidiair 120 dagen hechtenis en tot oplegging van een ontzegging van de rijbevoegdheid voor de duur van 16 maanden waarvan twee maanden voorwaardelijk, met een proeftijd van twee jaren en met aftrek van de tijd dat het rijbewijs reeds ingehouden is geweest.
Het standpunt van de verdediging
De raadsvrouw heeft opgemerkt dat het ongeval de levens van velen heeft veranderd, waaronder dat van verdachte. Hij draagt de last hiervan met zich, hetgeen meegewogen mag worden in de strafmaat. Daarnaast is opgemerkt dat verdachte geen justitiële documentatie heeft. De raadsvrouw heeft een lagere straf bepleit dan gevorderd door de officier van justitie en is daarbij van mening dat de periode van zes maanden dat verdachte zijn rijbewijs is kwijt geweest, reeds lang genoeg is. Mocht de rechtbank aanleiding zien voor een langere ontzegging van de rijbevoegdheid, geeft de raadsvrouw in overweging om dit te beperken tot het CE-rijbewijs, opdat verdachte wel in de gelegenheid kan blijven een personenauto te besturen, mede gelet op de situatie dat de echtgenote van verdachte weinig mobiel is en zij in het buitengebied wonen.
Beoordeling door de rechtbank
De rechtbank heeft bij de bepaling van de op te leggen straf gelet op de aard en de ernst van hetgeen bewezen is verklaard, de omstandigheden waaronder dit is begaan, mede gelet op de persoon en de omstandigheden van de verdachte zoals van een en ander bij het onderzoek ter terechtzitting is gebleken, waarbij onder meer is gelet op het Uittreksel Justitiële Documentatie d.d. 18 maart 2015.
De rechtbank overweegt in het bijzonder het navolgende.
Verdachte heeft op 3 november 2014 een ernstig ongeval veroorzaakt waarbij [slachtoffer 1] (13 jaar) om het leven is gekomen en waarbij zijn zus [slachtoffer 2] (15 jaar) gewond is geraakt. Het leed dat aan de nabestaanden van [slachtoffer 1] is toegebracht, is afschuwelijk en onherstelbaar, en indrukwekkend verwoord in de slachtofferverklaring die door [slachtoffer 2] ter terechtzitting is afgelegd. [slachtoffer 2] zelf ervaart nog dagelijks de fysieke en emotionele gevolgen van het ongeval.
De rechtbank houdt rekening met het feit dat verdachte, blijkens een Uittreksel Justitiële Documentatie van 18 maart 2015, niet eerder met politie en justitie in aanraking is geweest. Ook houdt de rechtbank in zijn voordeel ermee rekening dat verdachte contact heeft gezocht met de familie van beide slachtoffers en zich bij hen betrokken heeft getoond.
Verdachte zal verder moeten leven met het besef dat een jonge jongen door zijn toedoen om het leven is gekomen en dat hij een ander persoon lichamelijk letsel heeft toegebracht met mogelijk nog langdurige gevolgen. Verdachte heeft ter terechtzitting op een volgens de rechtbank oprechte manier getoond dat dit gegeven hem emotioneel zeer raakt. Hoewel een aan verdachte op te leggen strafrechtelijke sanctie het leed van de familie niet kan wegnemen, is de rechtbank van oordeel dat de nalatigheid van verdachte tot een strafrechtelijke sanctie moet leiden. De rechtbank acht dit ook in het belang van de verkeersveiligheid in het algemeen.
Alles in overweging nemende en mede gelet op uitspraken die in andere verkeerszaken met dodelijke slachtoffers zijn gedaan, acht de rechtbank een werkstraf voor de maximale duur van 240 uur passend en geboden. Daarnaast dient aan verdachte een ontzegging van de rijbevoegdheid te worden opgelegd. Om verdachte ook voor de toekomst te doordringen van het belang van voorzichtig en oplettend verkeersgedrag, zal de rechtbank een ontzegging van de rijbevoegdheid opleggen voor de duur van 18 maanden waarvan een deel voorwaardelijk. Anders dan de raadsvrouw heeft bepleit, ziet de rechtbank mede gelet op de ernst en de gevolgen van het feit geen aanleiding om de rijontzegging te beperken tot alleen het CE-rijbewijs.

8.De toegepaste wettelijke bepalingen

De beslissing is gegrond op de artikelen 14a, 14b, 14c, 22c, 22d, 57 en 91 van het Wetboek van Strafrecht en de artikelen 6, 175, 178 en 179 van de Wegenverkeerswet 1994.

9.De beslissing

De rechtbank:
 verklaart bewezen dat verdachte het primair tenlastegelegde, zoals vermeld onder punt 3, heeft begaan;
 verklaart niet bewezen hetgeen verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven bewezen is verklaard en spreekt verdachte daarvan vrij;
 verstaat dat het aldus bewezenverklaarde oplevert het strafbare feit zoals vermeld onder punt 4;
 verklaart verdachte hiervoor strafbaar;
 veroordeelt verdachte wegens het bewezenverklaarde tot een
werkstrafgedurende
240 (tweehonderdveertig) uren, met bevel dat indien deze straf niet naar behoren wordt verricht vervangende hechtenis zal worden toegepast voor de duur van 120 (honderdtwintig) dagen;
 ontzegt verdachte ten aanzien van het bewezenverklaarde de
bevoegdheid motorrijtuigente besturen voor de duur van
18 (achttien) maanden;
 bepaalt, dat een gedeelte van deze bijkomende straf groot 6 (zes) maanden, niet ten uitvoer zal worden gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten op grond dat veroordeelde zich vóór het einde van een
proeftijd van 2 jarenaan een strafbaar feit heeft schuldig gemaakt;
 bepaalt, dat de tijd, gedurende welke het rijbewijs van de veroordeelde ingevolge artikel 164 van de Wegenverkeerswet 1994 vóór het tijdstip, waarop deze uitspraak voor wat betreft de in artikel 179 van die wet genoemde bijkomende straf voor tenuitvoerlegging vatbaar is geworden, ingevorderd of ingehouden is geweest, op de duur van bovengenoemde bijkomende straf geheel in mindering zal worden gebracht.
Dit vonnis is gewezen door mr. P.C. Quak (voorzitter), mr. N.K. van den Dungen-Dijkstra
en mr. B.F.M. Klappe, rechters, in tegenwoordigheid van mr. A.J.W. Lambregts, griffier,
en uitgesproken ter openbare terechtzitting van deze rechtbank op 22 mei 2015.
Zijnde mr. B.F.M. Klappe buiten staatdit vonnis mede te ondertekenen.

Voetnoten

1.Het bewijs is terug te vinden in:
2.Het proces-verbaal Verkeers Ongevallen Analyse d.d. 14 november 2014, p. 36 e.v.; het aanvullend proces-verbaal van Verkeers Ongevallen Analyse d.d. 7 mei 2015; de verklaring van verdachte zoals afgelegd ter terechtzitting d.d. 8 mei 2015; een geschrift zijnde een Verslaglegging schouw GGD regio Utrecht d.d. 1 mei 2014.
3.De verklaring van verdachte zoals afgelegd ter terechtzitting d.d. 8 mei 2015.
4.Het proces-verbaal verhoor getuige [getuige 1], p. 29; het proces-verbaal verhoor getuige [getuige 2], p. 30.
5.Foto’s bij het proces-verbaal Verkeers Ongevallen Analyse, p. 57-60.
6.De verklaring van verdachte zoals afgelegd ter terechtzitting d.d. 8 mei 2015.
7.Een schriftelijk bescheid, te weten een geneeskundige verklaring d.d. 24 november 2014, pagina 19.