ECLI:NL:RBGEL:2015:3230

Rechtbank Gelderland

Datum uitspraak
22 april 2015
Publicatiedatum
21 mei 2015
Zaaknummer
3838239-CV EXPL 15-1962
Instantie
Rechtbank Gelderland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Dierenarts vordert betaling van factuur voor behandeling van gebeten hond

In deze zaak vordert een dierenarts betaling van een factuur van € 199,10 van de eigenaar van een hond die door een andere hond is gebeten. De dierenarts heeft de hond behandeld en stelt dat er een overeenkomst van opdracht is gesloten met de eigenaar van de hond. De eigenaar betwist echter dat er een overeenkomst met de dierenarts is en stelt dat de kosten voor rekening van de eigenaar van de andere hond, de heer [persoon X], komen. De dierenarts heeft een betalingsafspraak gemaakt met [persoon X], die gedeeltelijk is nagekomen. De kantonrechter oordeelt dat er wel degelijk een overeenkomst van opdracht is ontstaan tussen de dierenarts en de eigenaar van de hond. De eigenaar moet bewijzen dat de dierenarts heeft gezegd dat zij geen aanspraak zou maken op betaling. De rechter stelt de eigenaar in de gelegenheid om bewijs te leveren, waaronder het horen van getuigen. De zaak wordt aangehouden voor verdere behandeling.

Uitspraak

vonnis
RECHTBANK GELDERLAND
Team kanton en handelsrecht
Zittingsplaats Arnhem
Zaakgegevens 3838239 \ CV EXPL 15-1962 \ 455 \ 565
uitspraak van
vonnis
in de zaak van
[eisende partij], tevens h.o.d.n. [handelsnaam]
wonende te [woonplaats]
eisende partij
gemachtigde A.P.M. Meijer te Rotterdam
tegen
[gedaagde partij]
wonende te [woonplaats]
gedaagde partij
gemachtigde mr. R. van de Beek te Bennekom
Partijen worden hierna [eisende partij] en [gedaagde partij] genoemd.

1.De procedure

Het verloop van de procedure blijkt uit:
- de dagvaarding van 20 januari 2015 met producties
- de conclusie van antwoord met producties
- de conclusie van repliek
- de conclusie van dupliek met producties.

2.De feiten

[eisende partij] is dierenarts te [woonplaats]. [gedaagde partij] is eigenaar van een hond. De hond van [gedaagde partij] is op enig moment gebeten door de hond van de heer [persoon X] (hierna: [persoon X]). De hond van [gedaagde partij] heeft daardoor verwondingen opgelopen waarvoor deze is behandeld door [eisende partij]. De kosten van de behandeling bedragen blijkens een door [eisende partij] overgelegde factuur € 549,10. Daarvan is € 350,00 door [persoon X] voldaan in zeven maandelijkse termijnen van € 50,00 waarvan de eerste op 25 september 2013 is voldaan. De betalingen door [persoon X] zijn gedaan in het kader van een betalingsafspraak die [persoon X] met [eisende partij] heeft gemaakt. De betalingsafspraak is schriftelijk vastgelegd. De afspraak strekt tot de betaling van de gehele factuur, zij het dat in de schriftelijke bevestiging daarvan een bedrag van € 544,10 is vermeld en niet het hiervoor vermelde bedrag van € 549,10. [gedaagde partij] is bij brief van 2 mei 2014 van [eisende partij] gesommeerd het niet betaalde gedeelte van de kosten van de diergeneeskundige behandeling te betalen. Dit gedeelte bedraagt € 199,10 (€ 549,10 -/- € 350,00).

3.De vordering en het verweer

3.1.
[eisende partij] vordert veroordeling van [gedaagde partij], bij vonnis uitvoerbaar bij voorraad, tot betaling van een hoofdsom van € 199,10, buitengerechtelijke incassokosten van € 40,00, de wettelijke rente vanaf 14 dagen na factuurdatum tot 15 januari 2015, begroot op
€ 9,98, de wettelijke rente over het niet betaalde gedeelte van de hoofdsom vanaf de datum van de dagvaarding tot aan de datum van algehele voldoening en een nasalaris in geval van niet-nakoming van het te wijzen vonnis binnen 14 dagen na aanschrijving daarvan, begroot op een half salarispunt met een minimum van € 75,00, met veroordeling van [gedaagde partij] in de kosten van de procedure.
3.2.
[eisende partij] legt aan haar vordering ten grondslag dat zij met [gedaagde partij] een overeenkomst van opdracht heeft gesloten voor de diergeneeskundige behandeling van de hond van [gedaagde partij]. Uit hoofde van die overeenkomst moet [gedaagde partij] het restant (€ 199,10) van de daarvoor verzonden factuur betalen.
3.3.
[gedaagde partij] betwist dat er een overeenkomst tussen haar en [eisende partij] tot stand is gekomen. Voor zover er een overeenkomst is, is deze er een tussen [eisende partij] en [persoon X]. [eisende partij] heeft haar vanaf het begin gezegd dat zij niets hoefde te betalen en dat de kosten voor rekening van [persoon X] zouden komen. In dit kader wijst zij op de betalingsafspraak die [eisende partij] met [persoon X] heeft gemaakt en die [persoon X] ook gedeeltelijk is nagekomen. Na de dagvaarding zou [eisende partij] nog met [persoon X] hebben gebeld over de betaling van (het restant van) de factuur.

4.De beoordeling

4.1.
Tussen [eisende partij] en [gedaagde partij] is een overeenkomst van opdracht tot stand gekomen. [gedaagde partij] is naar [eisende partij] gegaan met het verzoek haar hond te behandelen in verband met diens verwondingen. Aldus is er sprake van een overeenkomst van opdracht zoals gedefinieerd in artikel 7:400 BW. [gedaagde partij] stelt niet dat zij daarbij handelde namens [persoon X] en ook [eisende partij] stelt dit niet. Het moet er dan voor worden gehouden dat [persoon X] geen partij is bij de overeenkomst. Daaraan doet niet af dat enige tijd later [eisende partij] met [persoon X] een betalingsafspraak heeft gemaakt voor de in verband met de overeenkomst gezonden factuur. Uit de afspraak, waarbij [gedaagde partij] overigens niet was betrokken, blijkt niet dat [persoon X] als partij tot de overeenkomst is toegetreden, noch dat [eisende partij] [gedaagde partij] van haar hoofdelijke verplichting tot betaling van de volledige factuur ontslaat. Aldus is met de betalingsafspraak alleen een aanvullende mogelijkheid tot verhaal ten gunste van [eisende partij] ontstaan. In dat licht moet ook het telefoongesprek dat [eisende partij] na de dagvaarding in deze zaak nog met [persoon X] zou hebben gevoerd, worden gezien.
4.2.
Ingevolge het bepaalde in artikel 7:405 lid 1 BW is de opdrachtgever de opdrachtnemer loon verschuldigd. In dit kader is van belang de stelling van [gedaagde partij] dat [eisende partij] haar heeft gezegd dat zij jegens haar geen aanspraak zou maken op een vergoeding. Het is aan [gedaagde partij] om deze afspraak, die afwijkt van het in artikel 7:405 lid 1 BW geformuleerde uitgangspunt, te bewijzen. [gedaagde partij] heeft aangeboden om naast de door haar overgelegde producties, het bewijs te willen leveren door het horen van getuigen.
[gedaagde partij] zal in de gelegenheid worden gesteld dit bewijs te leveren.

5.De beslissing

De kantonrechter
5.1.
stelt [gedaagde partij] in de gelegenheid te bewijzen dat [eisende partij] haar heeft gezegd jegens haar geen aanspraak te maken op een vergoeding voor de door haar ([eisende partij]) gegeven diergeneeskundige behandeling;
5.2.
bepaalt dat [gedaagde partij] zich op de rolzitting van 6 mei 2015 schriftelijk kan uitlaten over de naam en de woonplaats van de te horen getuigen met de verhinderdata van haarzelf, haar gemachtigde, en indien mogelijk van haar wederpartij waarna een datum voor het getuigenverhoor zal worden vastgesteld;
5.3.
bepaalt dat beide partijen bij het getuigenverhoor aanwezig moeten zijn om eventueel aansluitend aan het verhoor de zaak te bespreken en om te bekijken of een schikking mogelijk is;
5.4.
houdt iedere verdere beslissing aan.
Dit vonnis is gewezen door de kantonrechter mr. J.R. Veerman en in het openbaar uitgesproken op