ECLI:NL:RBGEL:2015:3210

Rechtbank Gelderland

Datum uitspraak
12 mei 2015
Publicatiedatum
20 mei 2015
Zaaknummer
283271 KZRK 15-179
Instantie
Rechtbank Gelderland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Wraking
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing wrakingsverzoek tegen rechter in jeugdzorgzaak

Op 12 mei 2015 heeft de Rechtbank Gelderland, zittingsplaats Zutphen, een wrakingsverzoek afgewezen dat was ingediend door verzoeker tegen rechter mr. A. Steinebach-de Wit. Het wrakingsverzoek was ingediend naar aanleiding van een procedurele beslissing van de rechter tijdens een zitting in een jeugdzorgzaak, waarin verzoeker als belanghebbende was aangemerkt. Verzoeker stelde dat hij zich niet goed kon verweren omdat hij niet tijdig de benodigde stukken had ontvangen van Bureau Jeugdzorg, en dat de rechter partijdig had gehandeld door zijn verzoek om aanhouding van de behandeling van de zaak af te wijzen.

De wrakingskamer heeft het verzoek tot wraking behandeld en vastgesteld dat wraking van een rechter alleen mogelijk is op basis van feiten of omstandigheden die de onpartijdigheid van de rechter in gevaar kunnen brengen. De wrakingskamer oordeelde dat de procedurele beslissing van de rechter, om het verzoek om aanhouding af te wijzen, in het algemeen geen grond voor wraking oplevert. Bovendien waren er geen concrete feiten of omstandigheden aangevoerd die zouden wijzen op vooringenomenheid van de rechter.

De rechtbank concludeerde dat het wrakingsverzoek niet kon worden toegewezen en wees het verzoek af. Deze beslissing werd openbaar uitgesproken op dezelfde dag, 12 mei 2015, en de motivering werd op schrift gesteld op 19 mei 2015. Tegen deze beslissing stond geen rechtsmiddel open.

Uitspraak

beschikking

RECHTBANK GELDERLAND

Wrakingskamer
Zittingsplaats Zutphen
Zaaknummer / rekestnummer: 283271 KZRK 15-179
Beschikking van 12 mei 2015
in de zaak van
[verzoeker],
wonende te [plaats],
verzoeker tot wraking (hierna: verzoeker),
advocaat mr. T.C. ten Rouwelaar-Hoogland te Amsterdam,
tegen
MR. A. STEINEBACH-DE WIT, in haar hoedanigheid van rechter (hierna: de rechter).

1.De procedure

1.1.
Tijdens de terechtzitting met gesloten deuren van deze rechtbank op 12 mei 2015 in de zaak met nummer C/05/278306 ZJ RK 15-117 van Jeugdbescherming Gelderland regio Noord (de Gecertificeerde Instelling) betreffende [dochter], de dochter van verzoeker, in welke zaak onder meer verzoeker als belanghebbende is aangemerkt, heeft verzoeker een wrakingsverzoek ingediend tegen de rechter.
Het mondelinge wrakingsverzoek en de gronden daarvoor zijn weergegeven in het proces-verbaal dat van die zitting is opgemaakt.
1.2.
De wrakingskamer heeft het verzoek tot wraking behandeld ter openbare terechtzitting op 12 mei 2015. Verzoeker is daar verschenen met zijn advocaat en heeft het wrakingsverzoek mondeling toegelicht. De rechter is eveneens verschenen en heeft verweer gevoerd. Verder waren aanwezig [naam] met haar advocaat mr. L.T.M. den Teuling-Caarls en een vertegenwoordiger van Bureau Jeugdzorg.
1.3.
Na de mondelinge behandeling van het wrakingsverzoek heeft de wrakingskamer het onderzoek ter zitting gesloten en mondeling uitspraak gedaan. De mondelinge uitspraak wordt in deze beschikking schriftelijk bevestigd.

2.Het wrakingsverzoek

2.1.
Verzoeker heeft, blijkens het proces-verbaal van de terechtzitting van 12 mei 2015 en de nadere toelichting tijdens de zitting van de wrakingskamer eveneens op 12 mei 2015, aan zijn verzoek het volgende ten grondslag gelegd. Bureau Jeugdzorg had tijdens de vorige zitting van de rechtbank opdracht gekregen om vóór 27 april 2015 bepaalde stukken in het geding te brengen. Dat heeft Bureau Jeugdzorg ook gedaan, maar die stukken zijn niet naar verzoeker gestuurd. Kort voor aanvang van de zitting op 12 mei 2015 heeft verzoeker alsnog een stuk van Bureau Jeugdzorg gekregen, maar tijdens de zitting bleek dat stuk niet volledig te zijn en dat daarbij ook nog een bijlage hoorde van 14 kantjes. Verzoeker en zijn advocaat hebben van de rechter een leespauze gekregen van uiteindelijk 20 minuten, maar dat was niet genoeg om het stuk beiden te lezen en vervolgens te bespreken. Nadat de zitting was hervat, heeft de advocaat van verzoeker om die reden om aanhouding verzocht van – naar de wrakingskamer begrijpt – de behandeling van het verzoek tot de machtiging tot uithuisplaatsing. De rechter heeft dat verzoek afgewezen. Verzoeker meent dat hij zich hierdoor niet goed kan verweren. Volgens verzoeker heeft de rechter, door het verzoek om aanhouding af te wijzen, gehandeld in strijd met de goede procesorde en heeft zij ook partijdig gehandeld, namelijk ten nadele van verzoeker en in het voordeel van Bureau Jeugdzorg, dat – in tegenstelling tot verzoeker – uiteraard wél op de hoogte was van de stukken.
2.2.
De rechter heeft verweer gevoerd. Haar verweer wordt hierna voor zover nodig verder besproken.

3.De beoordeling

3.1.
De wrakingskamer stelt voorop dat wraking van een rechter slechts mogelijk is op grond van feiten of omstandigheden waardoor de rechterlijke onpartijdigheid schade zou kunnen lijden. Daarvan kan sprake zijn indien de rechter jegens een partij vooringenomen is of indien de vrees van een partij daarvoor objectief gerechtvaardigd is. Bij de beoordeling daarvan moet voorop staan dat een rechter uit hoofde van zijn aanstelling wordt vermoed onpartijdig te zijn, tenzij zich uitzonderlijke omstandigheden voordoen die zwaarwegende aanwijzingen opleveren voor het oordeel dat de rechter jegens een partij een vooringenomenheid koestert, althans dat de bij die partij dienaangaande bestaande vrees objectief gerechtvaardigd is (HR 24 oktober 1995, ECLI:NL:HR:1995:ZD0257). Uit de artikelen 36 en 37 van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering en het vermoeden van onpartijdigheid volgt dat de verzoeker concrete feiten en omstandigheden moet aanvoeren waaruit objectief kan worden afgeleid dat de rechter jegens een partij vooringenomen is of de vrees van een partij dat dat zo is objectief gerechtvaardigd is. Met inachtneming hiervan overweegt de wrakingskamer het volgende.
3.2.
Het verzoek van verzoeker om de behandeling van het verzoek tot de machtiging tot uithuisplaatsing aan te houden, is door de gewraakte rechter afgewezen. In het algemeen levert een dergelijke procedurele beslissing geen grond voor wraking op, tenzij er concrete feiten en omstandigheden zijn waaruit volgt dat de rechter bij het geven van deze beslissing vooringenomen was jegens verzoeker of dat objectief gerechtvaardigde vrees daarvoor bestond. Het bestaan van dergelijke feiten en omstandigheden heeft de wrakingskamer in deze zaak niet kunnen vaststellen; die zijn door verzoeker ook niet aangevoerd.
3.3.
Het voorgaande leidt ertoe dat het wrakingsverzoek zal worden afgewezen.

4.De beslissing

De rechtbank:
wijst het wrakingsverzoek af.
Deze beschikking is gegeven door mrs. C.M.J. Peters, C. Kleinrensink en D.T. Boks in tegenwoordigheid van de griffier mr. J.C.D. Crezée en in het openbaar uitgesproken op 12 mei 2015. De motivering is op schrift gesteld op 19 mei 2015.
de griffier de voorzitter
Tegen deze beslissing staat geen rechtsmiddel open.