2.3Het tarief bedraagt voor het in behandeling nemen van een aanvraag tot het verlenen van een omgevingsvergunning voor een project: de som van de verschuldigde leges voor de verschillende activiteiten of handelingen waaruit het project geheel of gedeeltelijk bestaat en waarop de aanvraag betrekking heeft en de verschuldigde leges voor de extra toetsen die in verband met de aanvraag moeten
worden uitgevoerd, berekend naar de tarieven en overeenkomstig het bepaalde in dit hoofdstuk en hoofdstuk 4 van deze titel. In afwijking van de vorige volzin kan ook per activiteit, handeling of andere grondslag een legesbedrag worden gevorderd.”
12. Ten aanzien van de hoogte van de verschuldigde leges als genoemd onder 6, stelt de rechtbank vast dat deze afhankelijk is van de hoogte van de vastgestelde bouwkosten die in de onderhavige procedure betrekking hebben op de kosten van de bouwactiviteiten en de toetsing aan het planologisch strijdig gebruik (buitenplanse activiteit) waarbij tevens sprake is van een bouwactiviteit.
13. Eiser heeft gesteld dat de hoogte van de legesbedragen niet in redelijke verhouding staat tot de redelijkerwijs met de behandeling van de vergunningaanvraag voor de gemeente gemoeide kosten. Eiser heeft in dat verband de vraag gesteld of de tarieven in de bij de Verordening behorende Tarieventabel onredelijk hoog zijn.
14. Naar het oordeel van de rechtbank is een legestarief pas onverbindend wanneer de maatstaf waarnaar de leges worden geheven naar haar aard tot een willekeurige en onredelijke belastingheffing leidt. Van de door de gemeente gehanteerde maatstaf, die erop neerkomt dat de leges ter zake van dienstverlening vallend onder fysieke leefomgeving/omgevingsvergunning (bouwactiviteiten) worden geheven in evenredigheid met de oppervlakte van de te bouwen opstal, kan niet worden gezegd dat deze naar haar aard willekeurig en onredelijk uitwerkt. Daarbij neemt de rechtbank in aanmerking dat een zekere correlatie aanwezig zal zijn tussen enerzijds het aantal te bouwen m³ en anderzijds het aan de desbetreffende omgevingsvergunning te ontlenen profijt. De rechtbank is van oordeel dat noch in relatieve noch in absolute zin sprake is van een apert buitensporig tarief dat leidt tot een onredelijke en willekeurige belastingheffing.
15. Met betrekking tot de berekening van de bouwkosten overweegt de rechtbank als volgt.
16. In de Tarieventabel is een omschrijving opgenomen van het begrip bouwkosten. Uit de omschrijving volgt dat de werkelijke bouwkosten voor het daadwerkelijk te realiseren bouwwerk het uitgangspunt zijn voor de heffing van leges in verband met het in behandeling nemen van een aanvraag voor een omgevingsvergunning. Voor zover een aannemingssom ontbreekt, wordt onder de bouwkosten verstaan een raming van de bouwkosten voor het uit te voeren werk. Daarbij is bepaald dat altijd een minimale ondergrens geldt, namelijk de bouwkosten van het uit te voeren bouwwerk op basis van de taxatie
boeken(jaarlijks uitgegeven) voor de bepaling van herbouwkosten woningen, bedrijfspanden en agrarische gebouwen (Sdu uitgevers).
17. Verweerder heeft ter zitting toegelicht dat de onderstreping van taxatieboekenin de Tarieventabel is ingegeven door de uitspraak van het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden van 9 september 2014, ECLI:NL:GHARL:2014:7011. In die uitspraak, waarin de Tarieventabel voor 2011 aan de orde was, heeft het hof geoordeeld dat verweerder de (minimale) bouwkosten niet mocht vaststellen op basis van de taxatieboeken alleen, maar ook op basis van de ‘Taxarom’, een digitale berekeningsmethode van de bouwkosten die verbonden is met de serie taxatieboeken. De onderstreping heeft als doel om uit te sluiten dat de (minimale) bouwkosten op basis van het genoemde digitale programma moeten worden berekend. Verweerder heeft daarbij aangegeven dat het (online) digitale programma, Taxaromonline, niet automatisch bij de taxatieboeken hoort, dat verweerder geen abonnement heeft op het digitale programma en om die reden geen toegang tot de digitale berekeningsmethode heeft. Dit laatste is door eiser niet betwist. 18. De rechtbank overweegt dat het objectieve karakter van de legesheffing met zich brengt dat het hanteren van een objectieve maatstaf om de minimale bouwkosten te bepalen, zoals het hanteren van bedragen uit de taxatieboeken, de rechterlijke toetsing kan doorstaan. De rechtbank stelt verder vast dat het gebruik van Taxaromonline geen onderdeel uitmaakt van de taxatieboeken en verweerder geen toegang heeft tot die digitale berekeningsmethode. Verweerder heeft zich bij de berekening van de bouwkosten dan ook mogen baseren op het taxatieboek alleen. Wel volgt uit het karakter van de legesheffing dat bij het vaststellen van de heffingsgrondslag voor de heffing van leges zoveel mogelijk aangeknoopt moet worden bij geobjectiveerde feiten en omstandigheden.
19. Hoewel verweerder de minimale bouwkosten op basis van het gebruikte taxatieboek mag baseren, heeft verweerder, op wie de bewijslast rust, de (minimale) bouwkosten van € 839.205 niet aannemelijk gemaakt.
20. Verweerder heeft terecht geconstateerd dat de loods en de mestkelder groter zijn dan de grootste vergelijkbare bouwwerken die in het taxatieboek zijn beschreven. Het taxatieboek geeft daarbij geen richtlijnen over de berekening van bouwwerken die groter zijn dan of afwijken van de beschreven bouwwerken. De vastgestelde minimale bouwkosten zijn door verweerder dan ook niet op het taxatieboek gebaseerd.
21. Om de minimale bouwkosten te berekenen, rekening houdend met de verschillen in grootte, heeft verweerder lagere prijzen per m³ gehanteerd dan in het taxatieboek staan voor de best vergelijkbare bouwwerken. Verweerder heeft op de zitting echter niet kunnen aangeven op welke objectief kenbare wijze de vertaalslag is gemaakt van de prijzen uit het taxatieboek naar de gehanteerde lagere prijzen. Dat betekent dat de gehanteerde bouwkosten gebaseerd zijn op een niet nader onderbouwde schatting. Daarmee zijn de minimale bouwkosten niet vastgesteld op basis van een objectieve maatstaf en kan niet vastgesteld worden of de gehanteerde (minimale) bouwkosten van € 839.205 in overeenstemming met de Tarieventabel zijn. Verweerder heeft deze bouwkosten dan ook niet aannemelijk gemaakt.
22. Verweerder heeft de hoogte van de bouwkosten op basis van de offertes, die door eiser zijn overgelegd, niet gemotiveerd betwist. De rechtbank zal de bouwkosten om die reden vaststellen op € 542.286 en de verschuldigde leges op € 9.566,14.
23. Het beroep is gegrond.
24. De rechtbank ziet geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling omdat gesteld noch gebleken is dat sprake is van kosten die voor vergoeding in aanmerking komen.