ECLI:NL:RBGEL:2015:2896

Rechtbank Gelderland

Datum uitspraak
1 mei 2015
Publicatiedatum
1 mei 2015
Zaaknummer
05/820850-14
Instantie
Rechtbank Gelderland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling tot voorwaardelijke werkstraf en ontzegging rijbevoegdheid na verkeersincident met dodelijke afloop

In deze zaak heeft de Rechtbank Gelderland op 1 mei 2015 uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die betrokken was bij een verkeersincident op 6 september 2014 te Beesd, gemeente Geldermalsen. De verdachte, als bestuurder van een personenauto, heeft zich schuldig gemaakt aan het veroorzaken van gevaar op de weg, wat heeft geleid tot een dodelijk ongeval waarbij een fietser om het leven is gekomen. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte onvoorzichtig en onoplettend heeft gereden, waardoor de fietser, die zich aan de auto vasthield, ten val is gekomen en is overleden. De rechtbank heeft het primair ten laste gelegde feit niet bewezen geacht, maar het subsidiair ten laste gelegde feit wel. De verdachte heeft een werkstraf van 40 uren en een voorwaardelijke ontzegging van de rijbevoegdheid van twee maanden opgelegd gekregen, met een proeftijd van twee jaren. De rechtbank heeft bij de strafoplegging rekening gehouden met de persoonlijke omstandigheden van de verdachte, waaronder het feit dat het slachtoffer een vriend van de verdachte was en dat de moeder van het slachtoffer geen straf tegen de verdachte wenste. De rechtbank heeft geoordeeld dat de verdachte zich verantwoordelijk voelde voor het incident en dat er geen relevante justitiële documentatie was. De beslissing is gegrond op verschillende artikelen van het Wetboek van Strafrecht en de Wegenverkeerswet 1994.

Uitspraak

RECHTBANK GELDERLAND
Team strafrecht
Zittingsplaats Arnhem
Parketnummer : 05/820850-14
Datum uitspraak : 1 mei 2015
Tegenspraak
Vonnis van de meervoudige kamer
in de zaak van
de officier van justitie bij het parket Oost-Nederland
tegen
[verdachte],
geboren op [geboortedatum] te [geboorteplaats],
wonende te [adres], [woonplaats]
raadsman : A.C. van der Hulst, advocaat te Amsterdam.
Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek ter openbare terechtzitting van 17 april 2015.

1.De inhoud van de tenlastelegging

Aan verdachte is ten laste gelegd dat:
hij op of omstreeks 06 september 2014, te Beesd, gemeente Geldermalsen, als verkeersdeelnemer, namelijk als bestuurder van een motorrijtuig (personenauto), daarmede rijdende over de weg, de A. Kraalweg, zeer, althans aanmerkelijk, onvoorzichtig, onoplettend en/of onachtzaam heeft gereden,
hierin bestaande dat verdachte,
terwijl de rijbaan van die weg aldaar een breedte had van ongeveer 3,10 meter, en/of
aldaar heeft gereden met een snelheid tussen de 30 km/h en 50 km/h, en/of
(daarbij) met zijn personenauto een fietser heeft voortgetrokken, althans heeft toegelaten dat een bestuurder van een fiets zich aan de rechterzijde van verdachtes personenauto door het geopende portierraam vasthield en zich zodoende door verdachtes personenauto liet voorttrekken, en/of
(vervolgens) bij het naderen van een tegemoetkomend voertuig (personenauto) zijn snelheid heeft verminderd (afgeremd), waarbij de rechter buitenspiegel van zijn verdachtes personenauto in aanraking is gekomen met de linker remhendel van die fiets, waardoor deze fietser de controle over zijn voertuig is kwijtgeraakt en (al slingerend) ten val is gekomen,
en aldus zich zodanig heeft gedragen dat een aan zijn verdachtes schuld te wijten verkeersongeval heeft plaatsgevonden, waardoor een ander ([slachtoffer]) werd gedood;
althans, indien het vorenstaande onder 1 niet tot een veroordeling leidt:
hij op of omstreeks 06 september 2014 te Beesd, gemeente Geldermalsen, als bestuurder van een voertuig (personenauto), daarmee rijdende op de weg, de A. Kraalweg,
terwijl de rijbaan van die weg aldaar een breedte had van ongeveer 3,10 meter, en/of
aldaar heeft gereden met een snelheid tussen de 30 km/h en 50 km/h, en/of
(daarbij) met zijn personenauto een fietser heeft voortgetrokken, althans heeft toegelaten dat een bestuurder van een fiets zich aan de rechterzijde van verdachtes personenauto door het geopende portierraam vasthield en zich zodoende door verdachtes personenauto liet voorttrekken, en/of
(vervolgens) bij het naderen van een tegemoetkomend voertuig (personenauto) zijn snelheid heeft verminderd (afgeremd), waarbij de rechter buitenspiegel van zijn verdachtes personenauto in aanraking is gekomen met de linker remhendel van die fiets, waardoor deze fietser de controle over zijn voertuig is kwijtgeraakt en (al slingerend) ten val is gekomen,
door welke gedraging(en) van verdachte gevaar op die weg werd veroorzaakt, althans kon worden veroorzaakt, en/of het verkeer op die weg werd gehinderd, althans kon worden gehinderd;
2. Overwegingen ten aanzien van het bewijs [1]
Ten aanzien van het primair ten laste gelegde feit:
Met de verdediging en de officier van justitie is de rechtbank van oordeel dat het primair ten laste gelegde feit niet wettig en overtuigend kan worden bewezen. Naar het oordeel van de rechtbank is uit het onderzoek ter terechtzitting niet gebleken van een voldoende mate van schuld bij verdachte, zoals bedoeld in artikel 6 van de Wegenverkeerswet 1994.
Ten aanzien van het subsidiair ten laste gelegde feit:
Er is sprake van een bekennende verdachte als bedoeld in artikel 359 derde lid, laatste zin van het Wetboek van Strafvordering en daarom wordt volstaan met een opgave van de bewijsmiddelen.
Bewijsmiddelen:
- het proces-verbaal van aanrijding misdrijf, d.d. 25 september 2014, p. 4 e.v.;
- de verklaring van verdachte afgelegd ter terechtzitting van 17 april 2015.

3.Bewezenverklaring

Naar het oordeel van de rechtbank is wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het subsidiair tenlastegelegde heeft begaan, te weten dat:
hij op 06 september 2014 te Beesd, gemeente Geldermalsen, als bestuurder van een voertuig (personenauto), daarmee rijdende op de weg, de A. Kraalweg,
terwijl de rijbaan van die weg aldaar een breedte had van ongeveer 3,10 meter, en
aldaar heeft gereden met een snelheid tussen de 30 km/h en 50 km/h, en
(daarbij) met zijn personenauto heeft toegelaten dat een bestuurder van een fiets zich aan de rechterzijde van verdachtes personenauto door het geopende portierraam vasthield en zich zodoende door verdachtes personenauto liet voorttrekken,
door welke gedraging(en) van verdachte gevaar op die weg werd veroorzaakt.
Voor zover er in de tenlastelegging kennelijke taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn die fouten verbeterd. Verdachte is daardoor niet in zijn verdediging geschaad.
Wat meer of anders is ten laste gelegd dan hiervoor bewezen is verklaard, is niet bewezen.
Verdachte moet daarvan worden vrijgesproken.

4.De kwalificatie van het bewezenverklaarde

Het bewezenverklaarde levert op:
Ten aanzien van feit 1 subsidiair:
Overtreding van artikel 5 van de Wegenverkeerswet 1994.

5.De strafbaarheid van het feit

Het feit is strafbaar.

6.De strafbaarheid van de verdachte

Verdachte is strafbaar, nu geen omstandigheid is gebleken of aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluit.

7.Overwegingen ten aanzien van straf en/of maatregel

Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft geëist dat verdachte ter zake van het subsidiair tenlastegelegde zal worden veroordeeld tot het verrichten van een werkstraf voor de duur van 40 uren subsidiair 20 dagen hechtenis en een ontzegging van de rijbevoegdheid voor de duur van 2 maanden voorwaardelijk met een proeftijd van 2 jaren.
Het standpunt van de verdediging
De raadsvrouw van verdachte heeft verzocht om bij de strafoplegging rekening te houden met het feit dat het slachtoffer een vriend van verdachte was. Verdachte heeft goed contact met de moeder van zijn overleden vriend. Daarnaast heeft verdachte geen relevante justitiële documentatie. De raadsvrouw van verdachte heeft verzocht om te volstaan met een voorwaardelijke strafoplegging.
Beoordeling door de rechtbank
De rechtbank heeft bij de bepaling van de op te leggen straf gelet op de aard en de ernst van hetgeen bewezen is verklaard, de omstandigheden waaronder dit is begaan, mede gelet op de persoon en de omstandigheden van de verdachte zoals van een en ander bij het onderzoek ter terechtzitting is gebleken, waarbij onder meer is gelet op het uittreksel uit het algemeen documentatieregister, gedateerd 11 maart 2015.
De rechtbank overweegt in het bijzonder het navolgende.
Verdachte heeft zich als bestuurder van een personenauto schuldig gemaakt aan het – subsidiair bewezen verklaarde – veroorzaken van gevaar op de weg. Verdachte heeft namelijk het slachtoffer, dat op zijn fiets reed, met zijn auto voorgetrokken. Het slachtoffer heeft op enig moment de auto losgelaten en is ten val gekomen. Hierdoor is het slachtoffer overleden.
Anderzijds is het de rechtbank duidelijk dat zowel het slachtoffer en de medepassagier als verdachte aan deze actie hebben deelgenomen en dat verdachte deze gevolgen niet heeft gewild. Voorts overweegt de rechtbank dat verdachte ter terechtzitting blijk heeft gegeven zich verantwoordelijk te voelen voor hetgeen is gebeurd en ook contact te hebben onderhouden met de moeder van het slachtoffer. De moeder heeft in haar slachtoffer-verklaring ter terechtzitting ook aangegeven dat zij niet wenst dat aan verdachte een straf wordt opgelegd.
De rechtbank ziet, in het bijzonder met het oog op de persoonlijke omstandigheden en de houding van de verdachte ter terechtzitting, reden af te wijken van de eis van de officier van justitie. De rechtbank zal de door de officier van justitie geëiste werkstraf voorwaardelijk opleggen.
Vanuit het oogpunt van normhandhaving acht de rechtbank een ontzegging van de rijbevoegdheid op zijn plaats, nu verdachte de verkeersveiligheid in gevaar heeft gebracht. De rechtbank zal de ontzegging van de rijbevoegdheid voorwaardelijk opleggen met als doel om verdachte voor de toekomst extra te motiveren tot het blijvend in acht nemen van de in het verkeer benodigde voorzichtigheid en oplettendheid.

8.De toegepaste wettelijke bepalingen

De beslissing is gegrond op de artikelen 14a, 14b, 14c, 22c, 22d, en 91 van het Wetboek van Strafrecht en de artikelen 5, 177, 178 en 179 van de Wegenverkeerswet 1994.

9.De beslissing

De rechtbank:
 spreekt verdachte vrij van het primair ten laste gelegde feit.
 verklaart bewezen dat verdachte het subsidiair ten laste gelegde feit, zoals vermeld onder punt 3, heeft begaan;
 verklaart niet bewezen hetgeen verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven bewezen is verklaard en spreekt verdachte daarvan vrij;
 verstaat dat het aldus bewezenverklaarde oplevert het strafbare feit zoals vermeld onder punt 4;
 verklaart verdachte hiervoor strafbaar;
 veroordeelt verdachte wegens het bewezenverklaarde tot:
een
werkstrafgedurende
40 (veertig) uren, met bevel dat indien deze straf niet naar behoren wordt verricht vervangende hechtenis zal worden toegepast voor de duur van 20 (twintig) dagen;
 bepaalt dat deze werkstraf
niet ten uitvoer zal worden gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten, wegens niet nakoming van na te melden voorwaarde voor het einde van de
proeftijd die op twee jarenwordt bepaald:
dat de veroordeelde zich niet zal schuldig maken aan een strafbaar feit;
 ontzegt verdachte de
bevoegdheid motorrijtuigente besturen voor de duur van
2 (twee) maanden;
 bepaalt dat deze bijkomende straf
niet ten uitvoer zal worden gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten op grond dat veroordeelde zich vóór het einde van een
proeftijd van 2 jarenaan een strafbaar feit heeft schuldig gemaakt.
Dit vonnis is gewezen door mr. P.C. Quak (voorzitter), mr. M.C. Gerritsen en mr. W.L.J.M. Duijst rechters, in tegenwoordigheid van mr. M.S. Verhagen, griffier, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van deze rechtbank op 1 mei 2015.

Voetnoten

1.Het bewijs is terug te vinden in het in de wettelijke vorm door verbalisant [verbalisant] van de politie Gelderland-Zuid, district De Waarden, team Buren, Culemborg, opgemaakte proces-verbaal, dossiernummer PL0800 2014087075, gesloten op 12 november 2014 en in de bijbehorende in wettelijke vorm opgemaakte processen-verbaal en overige schriftelijke bescheiden, tenzij anders vermeld. De vindplaatsvermeldingen verwijzen naar de pagina’s van het doorgenummerde dossier, tenzij anders vermeld.