ECLI:NL:RBGEL:2015:2895

Rechtbank Gelderland

Datum uitspraak
1 mei 2015
Publicatiedatum
1 mei 2015
Zaaknummer
05/860962-14
Instantie
Rechtbank Gelderland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling voor het telen en aanwezig hebben van hennepplanten in Winterswijk

Op 1 mei 2015 heeft de Rechtbank Gelderland in Zutphen uitspraak gedaan in de zaak tegen de verdachte, die samen met een ander ongeveer 1185 hennepplanten heeft geteeld en aanwezig heeft gehad. De verdachte, die een minder prominente rol had dan zijn medeverdachte, werd veroordeeld tot een werkstraf van 240 uur, waarvan 80 uur voorwaardelijk met een proeftijd van 2 jaar. De zaak kwam aan het licht na een melding bij de politie over een vermoedelijke hennepplantage in een leegstaand pand in Winterswijk. Tijdens het onderzoek troffen de verbalisanten een goed georganiseerde hennepkwekerij aan met een aanzienlijke hoeveelheid planten. De verdachte heeft tijdens de rechtszitting bekend dat hij op de hoogte was van de hennepkwekerij, maar ontkende deze te hebben opgezet. De rechtbank oordeelde dat er voldoende bewijs was voor medeplegen van het delict, gezien de nauwe samenwerking tussen de verdachte en zijn medeverdachte. De rechtbank heeft bij de strafoplegging rekening gehouden met de ernst van het feit, de omstandigheden waaronder het is begaan, en de persoonlijke situatie van de verdachte, waaronder zijn financiële problemen en het ontbreken van een ondersteunend netwerk. De rechtbank legde een werkstraf op, met bijzondere voorwaarden voor reclassering en meldplicht, om herhaling van dergelijk gedrag te voorkomen.

Uitspraak

RECHTBANK GELDERLAND
Team strafrecht
Zittingsplaats Zutphen
Parketnummer : 05/860962-14
Datum uitspraak : 1 mei 2015
Tegenspraak
vonnis van de meervoudige kamer
in de zaak van
de officier van justitie bij het arrondissementsparket Oost-Nederland
tegen
[verdachte 1],
geboren op [geboortedatum], te [geboorteplaats],
wonende te [woonplaats], [adres 1].
Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting van 21 april 2015.

1.De inhoud van de tenlastelegging

Aan verdachte is ten laste gelegd dat:
hij op één of meer verschillende tijdstippen op of omstreeks 20 juni 2014, in
de gemeente Winterswijk, tezamen en in vereniging met een ander of anderen,
althans alleen, opzettelijk, heeft geteeld en/of bereid en/of bewerkt en/of
verwerkt, in elk geval opzettelijk aanwezig heeft gehad (perceel aan de
[adres 2] (leegstaande winkel) en/of wooneenheden aan de
[adres 3]) (voorheen genaamd [adres 3]
) een hoeveelheid van (in totaal) ongeveer 1185 (waarvan er reeds 480
waren afgeknipt), althans een groot aantal hennepplanten en/of delen daarvan,
in elk geval een hoeveelheid van meer dan 30 gram van een materiaal bevattende
hennep, zijnde hennep een middel vermeld op de bij de Opiumwet behorende lijst
II, dan wel aangewezen krachtens artikel 3a, vijfde lid van die wet;
terwijl dit gepleegde feit (mede) betrekking heeft op een grote hoeveelheid
van een middel vermeld op de bij de Opiumwet behorende lijst II, dan wel
aangewezen krachtens artikel 3a, vijfde lid van die wet, welke hoeveelheid
meer bedraagt dan de bij algemene maatregel van bestuur bepaalde hoeveelheid
van een middel (te weten 1185 hennepplanten, althans meer dan 200
hennepplanten)
art 3 ahf/ond B Opiumwet
art 3 ahf/ond C Opiumwet
art 47 lid 1 ahf/sub 1 Wetboek van Strafrecht
art 11 lid 2 Opiumwet
althans, indien het vorenstaande onder 1 niet tot een veroordeling leidt:
[medeverdachte 1] en/of één of meer onbekend gebleven personen op of omstreeks
20 juni 2014 in de gemeente Winterswijk, met elkaar, althans één van hen,
opzettelijk heeft/hebben geteeld en/of bereid en/of bewerkt en/of verwerkt, in
elk geval opzettelijk aanwezig heeft/hebben gehad in een perceel aan de
[adres 2] (leegstaande winkel) en/of de wooneenheden, [adres 3]
, (voorheen genaamd [adres 3]) (een)
hoeveelheid/hoeveelheden van (in totaal) ongeveer 1185 (waarvan er 480 waren
afgeknipt, althans een groot aantal hennepplanten en/of delen daarvan, in elk
geval (telkens) een hoeveelheid van meer dan 30 gram van een materiaal
bevattende hennep, zijnde hennep een middel vermeld op de bij de Opiumwet
behorende lijst II,
tot en/of bij het plegen van welk(e) misdrijf/misdrijven verdachte op of
omstreeks 20 juni 2014 in de gemeente Winterswijk, in elk geval in Nederland,
meermalen, althans eenmaal (telkens) opzettelijk gelegenheid en/of middelen
en/of inlichtingen heeft verschaft en/of opzettelijk behulpzaam is geweest,
door voor die [medeverdachte 1] en/of onbekend gebleven persoon/personen
werkzaamheden te verrichten voor de teelt/kweken van hennepplanten (tbv
hennepkwekerij);
art 3 ahf/ond B Opiumwet
art 3 ahf/ond C Opiumwet
art 11 lid 2 Opiumwet
art 48 ahf/sub 1 Wetboek van Strafrecht
art 48 ahf/sub 2 Wetboek van Strafrecht
Voor zover er in de tenlastelegging kennelijke taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn die fouten in de bewezenverklaring verbeterd. Verdachte is daardoor niet in zijn verdediging geschaad.
2. Overwegingen ten aanzien van het bewijs [1]
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gerekwireerd tot bewezenverklaring van het primair ten laste gelegde. Ter terechtzitting heeft de officier van justitie de bewijsmiddelen opgesomd en toegelicht.
Het standpunt van de verdediging
De verdachte heeft bekend dat hij weet had van de hennepkwekerijen, maar heeft ontkend de kwekerijen te hebben opgezet en/of eraan gewerkt te hebben.
Beoordeling door de rechtbank
De rechtbank is van oordeel dat de verdachte het primair ten laste gelegde feit op de bewezenverklaarde wijze heeft begaan en baseert zich hierbij op de redengevende feiten en omstandigheden die zijn ontleend aan de volgende bewijsmiddelen.
Naar aanleiding van een melding van een manspersoon bij de balie van het politiebureau in Winterswijk inhoudende dat hij een vermoeden heeft dat zich in het gedeelte van de winkel aan de [adres 2] te Winterswijk dat leeg staat, een hennepplantage bevindt [2] , heeft de politie onderzoek verricht naar het pand op dit adres.
Een bewoner aan de Misterstraat in Winterswijk heeft verklaard dat er niemand woonachtig was in het pand aan de [adres 2] en dat hij omstreeks december 2014/januari 2015 voor dit perceel een aantal malen huurbusjes had gezien, waaruit veel goederen geladen werden. Deze goederen zouden door een aantal personen bij perceel [adres 2] naar binnen zijn gedragen. Verder heeft de betreffende bewoner verklaard dat het perceel [adres 2] in de afgelopen tijd veel werd bezocht door een aantal mannen en dat dit meestal in de avonduren tussen 18.00 uur en 21.00 uur plaatsvond. De mannen zouden dan voor korte tijd in het perceel verblijven. Ook was opgevallen dat het perceel aan de achterzijde geheel was afgeplakt of afgedekt met gordijnen. Op maandag 16 juni 2014 heeft deze bewoner een “hennepgeur” waargenomen afkomstig van het perceel [adres 2] dan wel [adres 3]. [3]
Op 20 juni 2014 zag de politie op de parkeerplaats voor het betreffende pand aan de [adres 2] danwel de [adres 3] te Winterswijk, een witte/beige Mercedes Cabrio met kenteken [kenteken] met daarnaast een erg dikke kleine man van vermoedelijk Turkse afkomst. Het was de verbalisant bekend dat manspersonen vrijwel dagelijks het betreffende pand in de avonduren bezochten en dat een van deze personen een manspersoon zou zijn met de achternaam [medeverdachte 1] (zijnde medeverdachte). Voormelde witte Mercedes stond op naam van [medeverdachte 3]. [4]
Een bewoner van een achtergelegen pand heeft gezien dat een kleine dikke manspersoon, gekleed in een roze shirt, bij het pand [adres 2] naar binnen was gegaan en dat deze man een minuut later het pand weer had verlaten. Hierop zijn verbalisanten naar de achteringang van het perceel [adres 2] gelopen waarop ze een dikke kleine man met roze shirt zagen lopen in gezelschap van een andere onbekende magere man.
Verbalisant heeft de mannen verzocht mee te lopen naar het desbetreffende pand. Bij het pand aangekomen riepen beide mannen de naam “[verdachte 1]”. Hierop zagen verbalisanten dat deur op de begane grond werd geopend door een manspersoon die later [verdachte 1] (zijnde verdachte) bleek te zijn. De andere personen bleken medeverdachten [medeverdachte 2] en [medeverdachte 1] te zijn. [5]
Genoemde [medeverdachte 2] gaf vervolgens een sleutelbos, bestaande uit een Mercedes sleutel en een aantal huissleutels, aan verbalisanten met de mededeling dat deze sleutels toebehoren aan [medeverdachte 1]. Verbalisant hoorde vervolgens medeverdachte [medeverdachte 3] zeggen dat dit inderdaad zijn sleutels zijn.
Op 20 juni 2014 omstreeks 17:55 uur hebben de verbalisanten het pand aan de [adres 2] te Winterswijk betreden. Op de bovenverdieping, aan de rechterzijde, bevond zich een deur welke was afgesloten middels een slot. Deze deur zou toegang geven tot de verdere bovenzijde van het perceel. Middels een sleutel die de verbalisant net ervoor had aangetroffen bij [medeverdachte 2] kon de verbalisant naast de toegangsdeur van de winkelruimte, alle inpandige afgesloten deuren openen.
Vervolgens troffen verbalisanten in verschillende ruimten een in werking zijnde hennepkwekerij aan. [6] In ruimte A troffen verbalisanten aan 480 zwarte plantenbakken, geknipte planten en een grote hoeveelheid henneptoppen. In ruimte B bevonden zich in totaal 68 transformatoren. In ruimte C werden in totaal 370 hennepplanten aangetroffen. In ruimte D werden 335 hennepplanten aangetroffen. In totaal bleek dat er in de hennepkwekerij 1185 hennepplanten aanwezig waren, waarvan er 480 reeds waren afgeknipt. [7]
Verdachte heeft –zakelijk weergegeven– verklaard dat hij begin april 2014 in gesprek kwam met [medeverdachte 1] over zijn geldprobleem. [medeverdachte 1] zou verdachte helpen. Diezelfde dag zijn verdachte en [medeverdachte 1] naar het pand [adres 2] in Winterswijk gereden. [8]
[medeverdachte 1] wilde dat verdachte daar zou gaan wonen. Ze spraken af dat verdachte de huur en de elektra zou betalen en dat hij het benodigde geld van [medeverdachte 1] zou krijgen. Verdachte zou in totaal 8000 euro van [medeverdachte 1] krijgen [9] , waarvoor verdachte de verantwoordelijkheid van het betalen van de huur en van het elektra kreeg. [10] Verdachte heeft in totaal twee of drie keer de huur en de elektra betaald. Verdachte heeft nooit een huurcontract ondertekend. Hij heeft wel een keer zijn ID-kaart aan [medeverdachte 1] gegeven, samen met een briefje met zijn rekeningnummer, adres en loonstrook. Toen verdachte deze papieren terugkreeg, zag hij dat [medeverdachte 1] een kopie had gemaakt van zijn ID-kaart. [11] Verdachte heeft verder verklaard dat hij op 2 april 2014 samen met [medeverdachte 1] in de auto zat en dat hij toen hoorde dat [medeverdachte 1] aan het bellen was met een energieleverancier. Hij hoorde dat [medeverdachte 1] de gegevens van verdachte doorgaf aan deze leverancier. Verdachte heeft voorts verklaard dat hij wel wist dat er in dat pand in Winterswijk een hennepkwekerij was ingericht, omdat hij deze heeft gezien. Ook is het zo dat [medeverdachte 1], toen verdachte hem vroeg de rest van het pand te laten zien, samen met hem het pand is doorgelopen. [medeverdachte 1] opende daarbij een aantal deuren, maar verdachte mocht niet naar binnen van hem. Verdachte zag in een kamer fel, helder licht en in een andere kamer zat er donker plastic achter de deur, waardoor hij niets kon zien.
Verdachte heeft verder verklaard dat hij ook geholpen heeft met het naar boven en naar binnen brengen van dozen met afzuigkappen. Hij heeft die dozen naar de ruimte gebracht waar de hennepkwekerij was aangetroffen. Daar waren toen, naast [medeverdachte 1], ook een aantal andere jongens bij. [medeverdachte 1] was toen de bestuurder van de bestelbus. Die bestelbus zat zo goed als vol met goederen voor de hennepkwekerij. Iedere keer als hij samen met [medeverdachte 1] in Winterswijk was, gaf [medeverdachte 1] hem de sleutels en moest verdachte de deur openmaken; alleen [medeverdachte 1] had de sleutels. [12] Verdachte wist dat er in een gedeelte van het pand planten stonden. [13]
Verdachte heeft voorts verklaard dat hij in totaal 8 tot 10 keer met [medeverdachte 1] in het pand [adres 2] is geweest. Verdachte ging al die keren direct de woonkamer in en [medeverdachte 1] ging altijd naar het donkere gedeelte. [medeverdachte 1] zei dan telkens verdachte dat hij aan het werk ging, dat hij hem niet lastig moest vallen en dat hij ook niet mocht komen kijken. Verdachte heeft voorts verklaard dat [medeverdachte 1] zijn baas was en dat hij naar hem moest luisteren. Volgens verdachte heeft hij nooit actief meegeholpen aan de hennepkwekerij omdat [medeverdachte 1] hem niet vertrouwde. [14]
Op grond van voormelde bewijsmiddelen acht de rechtbank wettig en overtuigend bewezen dat verdachte (en zijn mededader) zich schuldig hebben gemaakt aan het bewezenverklaarde.
De rechtbank overweegt daarbij dat het vast is komen te staan dat er sprake is geweest van een zodanig nauwe en bewuste samenwerking tussen de verdachte en medeverdachte [medeverdachte 1], gericht op de totstandkoming van het bewezenverklaarde, dat er sprake is van medeplegen. Verdachte heeft naar het oordeel van de rechtbank een wezenlijke bijdrage geleverd aan de totstandkoming van de hennepkwekerij door (in opdracht van [medeverdachte 1]) het pand aan de [adres 2] danwel de [adres 3] te Winterswijk te huren en door telkens de huur en de elektra rekening (met het geld van [medeverdachte 1]) te voldoen. Verdachte had met [medeverdachte 1] afgesproken dat hij hiervoor in totaal 8000 euro zou krijgen. Voorts heeft verdachte meegeholpen de spullen voor de hennepkwekerij naar binnen te brengen en is verdachte met [medeverdachte 1] zeker 10 keer naar de hennepkwekerij geweest, waarbij [medeverdachte 1] steeds aangaf werk te moeten verrichten in het pand.

3.Bewezenverklaring

Naar het oordeel van de rechtbank is wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het primair tenlastegelegde heeft begaan, te weten dat:
hij op 20 juni 2014, in de gemeente Winterswijk, tezamen en in vereniging met een ander, opzettelijk heeft geteeld en opzettelijk aanwezig heeft gehad (in het perceel aan de [adres 2] (leegstaande winkel) en/of wooneenheden aan de [adres 3]) (voorheen genaamd [adres 3]) een hoeveelheid van (in totaal) ongeveer 1185 (waarvan er reeds 480 waren afgeknipt) hennepplanten, zijnde hennep een middel vermeld op de bij de Opiumwet behorende lijst II; terwijl dit gepleegde feit betrekking heeft op een grote hoeveelheid van een middel vermeld op de bij de Opiumwet behorende lijst II, welke hoeveelheid meer bedraagt dan de bij algemene maatregel van bestuur bepaalde hoeveelheid van een middel (te weten 1185 hennepplanten).

4.De kwalificatie van het bewezenverklaarde

Het bewezenverklaarde levert op:
Opzettelijk handelen in strijd met het in artikel 3 onder B en C van de Opiumwet gegeven verbod.

5.De strafbaarheid van de feiten

Het feit is strafbaar.

6.De strafbaarheid van de verdachte

Verdachte is strafbaar, nu geen omstandigheid is gebleken of aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluit.

7.Overwegingen ten aanzien van straf en/of maatregel

Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft geëist dat verdachte ter zake het primair tenlastegelegde zal worden veroordeeld tot een werkstraf voor de duur van 240 uren, subsidiair 120 dagen hechtenis, waarvan 80 uren subsidiair 40 dagen hechtenis voorwaardelijk met een proeftijd van 2 jaar, met aftrek van de tijd die verdachte in voorarrest heeft doorgebracht en met de bijzondere voorwaarde dat verdachte zich moet houden aan de aanwijzingen van de reclassering en de meldplicht.
Het standpunt van de verdediging
De verdachte heeft geen strafmaatverweer gevoerd.
Beoordeling door de rechtbank
De rechtbank heeft bij de bepaling van de op te leggen straf gelet op de aard en de ernst van hetgeen bewezen is verklaard, de omstandigheden waaronder dit is begaan, mede gelet op de persoon en de omstandigheden van de verdachte zoals van een en ander bij het onderzoek ter terechtzitting is gebleken, waarbij onder meer is gelet op:
- het uittreksel uit het algemeen documentatieregister, gedateerd 15 augustus 2014;
- een voorlichtingsrapportage van Reclassering Nederland, gedateerd 13 maart 2015.
De rechtbank heeft bij de straftoemeting in het bijzonder in aanmerking genomen dat verdachte in een namens hem gehuurd pand een hoeveelheid hennepplanten heeft geteeld en dus opzettelijk aanwezig heeft gehad. Bij de ontmanteling van de hennepkwekerijen zijn in totaal 1185 (waarvan er reeds 480 waren afgeknipt) hennepplanten in beslag genomen.
(Soft)Drugs als de onderhavige leveren, eenmaal in handen van gebruikers, grote gevaren op voor de gezondheid van die gebruikers, terwijl die gebruikers hun verslaving vaak door diefstal of door andere criminaliteit handen trachten te bekostigen, waardoor aan de samenleving ernstige schade wordt berokkend.
Bij de bepaling van de op te leggen straf heeft de rechtbank acht geslagen op de inhoud van het zich in het dossier bevindende rapport van de reclassering van 13 maart 2015. Uit dit rapport komt onder meer, zakelijk weergegeven, naar voren dat er mogelijk sprake is van psychische/psychiatrische problematiek. Verdachtes denkpatronen, gedrag en vaardigheden zijn delict bepalend geweest. Zijn financiële situatie is een criminogene factor en van een beschermend netwerk lijkt geen sprake. Ondanks dat verdachte niet eerder met justitie en politie in aanraking is gekomen schat de reclassering de kans op recidive hoog tot gemiddeld in, omdat hij in geldnood zit en geen beschermend netwerk heeft.
De rechtbank heeft verder acht geslagen op de LOVS-oriëntatiepunten voor straftoemeting en op het blanco strafblad van verdachte.
Alles in aanmerking nemend kan de rechtbank zich vinden in de eis van de officier van justitie en komt zij tot oplegging van een werkstraf voor de duur van 240 uren subsidiair 120 dagen hechtenis, met aftrek van de tijd die verdachte in verzekering heeft doorgebracht, waarvan 80 uren subsidiair 40 dagen hechtenis voorwaardelijk met een proeftijd van 2 jaar. Het voorwaardelijke deel dient er toe om te voorkomen dat verdachte zich opnieuw inlaat met dit soort praktijken. Aan de voorwaardelijke straf worden na te melden bijzondere voorwaarden gekoppeld.

8.De toegepaste wettelijke bepalingen

De beslissing is gegrond op de artikelen 14a, 14b, 14c, 14d, 22c, 22d, 27, 47, 55, 91 van het Wetboek van Strafrecht en op de artikelen 3 en 11 van de Opiumwet.

9.De beslissing

De rechtbank:
 verklaart bewezen dat verdachte het tenlastegelegde, zoals vermeld onder punt 3, heeft begaan;
 verklaart niet bewezen hetgeen verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven bewezen is verklaard en spreekt verdachte daarvan vrij;
 verstaat dat het aldus bewezenverklaarde oplevert de strafbare feiten zoals vermeld onder punt 4;
 verklaart verdachte hiervoor strafbaar;
 veroordeelt verdachte tot een
werkstrafgedurende
240 (tweehonderd en veertig) uren, met bevel dat indien deze straf niet naar behoren wordt verricht vervangende hechtenis zal worden toegepast voor de duur van 120 (honderd en twintig) dagen;
 bepaalt, dat een gedeelte van de werkstraf groot
80 uren,subsidiair 40 dagen hechtenis,
niet ten uitvoer zal worden gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten, op
grond dat veroordeelde zich vóór het einde van een proeftijd van twee jaren de
navolgende
algemene dan wel bijzondere voorwaardeniet heeft nageleefd;
 legt als
algemenevoorwaarden op dat de veroordeelde:
- zich voor het einde van de proeftijd niet schuldig maakt aan een strafbaar feit;
- ten behoeve van het vaststellen van zijn identiteit medewerking verleent aan het
nemen van een of meer vingerafdrukken of een identiteitsbewijs als bedoeld in artikel
1 van de Wet op de identificatieplicht ter inzage aanbiedt;
- zich gedurende de proeftijd zal gedragen naar de aanwijzingen en voorschriften die
veroordeelde zullen worden gegeven door of namens Reclassering Nederland, voor
zover en zolang als dat door de Reclassering noodzakelijk wordt geacht;
 legt als
bijzonderevoorwaarde op dat de veroordeelde:
- zich gedurende een bepaalde periode moet blijven melden bij Reclassering Nederland,
Houtwal 16d te Zutphen zo frequent en zo lang de reclassering dit noodzakelijk acht;
 geeft de Reclassering opdracht toezicht te houden op de naleving van de voorwaarden en
de veroordeelde ten behoeve daarvan te begeleiden;
 beveelt dat voor de tijd die door de veroordeelde vóór de tenuitvoerlegging van de
werkstraf in verzekering is doorgebracht, bij de uitvoering van die straf uren in
mindering worden gebracht volgens de maatstaf dat per dag in verzekering
doorgebracht 2 uur in mindering wordt gebracht.
Dit vonnis is gegeven door mr. E.G. de Jong (voorzitter), mr. C.J.M. van Apeldoorn en mr. C.H.M. Pastoors, rechters, in tegenwoordigheid van E.T. Vriezekolk, griffier, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van deze rechtbank op 1 mei 2015.
Mr. van Apeldoorn is buiten staat dit vonnis mede te ondertekenen.

Voetnoten

1.Het bewijs is terug te vinden in het in de wettelijke vorm door verbalisanten [verbalisant] en [verbalisant],
2.Proces-verbaal van bevindingen, pag. 68
3.Proces-verbaal van bevindingen, pag. 69
4.Proces-verbaal van bevindingen, pag. 71
5.Proces-verbaal van bevindingen, pag. 72
6.Proces-verbaal van bevindingen, pag. 73
7.Proces-verbaal van bevindingen, pag. 74
8.Proces-verbaal van verhoor van verdachte, pag. 173
9.Proces-verbaal van verhoor van verdachte, pag. 174
10.Proces-verbaal van verhoor van verdachte, pag. 178
11.Proces-verbaal van verhoor van verdachte, pag. 179
12.Proces-verbaal van verhoor van verdachte, pag. 179
13.Proces-verbaal van verhoor van verdachte, pag. 177
14.Proces-verbaal van verhoor van verdachte, pag. 178