Op 28 april 2015 heeft de Rechtbank Gelderland in Zutphen uitspraak gedaan in de zaak tegen een verdachte die beschuldigd werd van mishandeling. De verdachte werd veroordeeld tot een gevangenisstraf van drie weken voor het slaan van een slachtoffer met een bierflesje. De rechtbank oordeelde dat niet bewezen was dat de verdachte had geprobeerd om zwaar lichamelijk letsel toe te brengen, wat leidde tot een kortere straf dan door de officier van justitie was geëist. De mishandeling vond plaats op 10 januari 2015 in Hattem, waar de verdachte en het slachtoffer betrokken raakten in een conflict over een koffer. De rechtbank hield rekening met de omstandigheden waaronder het delict was gepleegd, waaronder het feit dat de verdachte zich in de woning van een wildvreemde bevond en het feit dat zij het strafbare feit had gepleegd tijdens haar detentieverlof. De rechtbank sprak de verdachte vrij van het medeplegen van de mishandeling, maar achtte de subsidiaire tenlastelegging van eenvoudige mishandeling wel bewezen. De rechtbank overwoog dat de verdachte niet bewust de kans had aanvaard dat het slachtoffer zwaar letsel zou oplopen, wat leidde tot de vrijspraak van het primair ten laste gelegde feit. De uitspraak is gedaan in tegenspraak en is gebaseerd op de artikelen 10 en 300 van het Wetboek van Strafrecht.