ECLI:NL:RBGEL:2015:2839

Rechtbank Gelderland

Datum uitspraak
28 april 2015
Publicatiedatum
29 april 2015
Zaaknummer
05/740101-15
Instantie
Rechtbank Gelderland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Rechters
  • Mr. J. Schaap
  • Mr. A. van Apeldoorn
  • Mr. J. Pieterse
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling voor mishandeling met een bierflesje tijdens detentieverlof

Op 28 april 2015 heeft de Rechtbank Gelderland in Zutphen uitspraak gedaan in de zaak tegen een verdachte die beschuldigd werd van mishandeling. De verdachte werd veroordeeld tot een gevangenisstraf van drie weken voor het slaan van een slachtoffer met een bierflesje. De rechtbank oordeelde dat niet bewezen was dat de verdachte had geprobeerd om zwaar lichamelijk letsel toe te brengen, wat leidde tot een kortere straf dan door de officier van justitie was geëist. De mishandeling vond plaats op 10 januari 2015 in Hattem, waar de verdachte en het slachtoffer betrokken raakten in een conflict over een koffer. De rechtbank hield rekening met de omstandigheden waaronder het delict was gepleegd, waaronder het feit dat de verdachte zich in de woning van een wildvreemde bevond en het feit dat zij het strafbare feit had gepleegd tijdens haar detentieverlof. De rechtbank sprak de verdachte vrij van het medeplegen van de mishandeling, maar achtte de subsidiaire tenlastelegging van eenvoudige mishandeling wel bewezen. De rechtbank overwoog dat de verdachte niet bewust de kans had aanvaard dat het slachtoffer zwaar letsel zou oplopen, wat leidde tot de vrijspraak van het primair ten laste gelegde feit. De uitspraak is gedaan in tegenspraak en is gebaseerd op de artikelen 10 en 300 van het Wetboek van Strafrecht.

Uitspraak

RECHTBANK GELDERLAND
Team strafrecht
Zittingsplaats Zutphen
Parketnummer : 05/740101-15
Datum uitspraak : 28 april 2015
Tegenspraak (279 Sv.)
vonnis van de meervoudige kamer
in de zaak van
de officier van justitie bij het arrondissementsparket Oost-Nederland
tegen
[verdachte],
geboren op [geboortedatum] te [geboorteplaats], wonende te [adres 1], [woonplaats],
thans uit andere hoofde gedetineerd in [verblijfplaats].
raadsvrouw : mr. M. Rotgans, advocaat te Utrecht.
Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting van 14 april 2015.

1.De inhoud van de tenlastelegging

Aan verdachte is ten laste gelegd dat:
zij op of omstreeks 10 januari 2015 in de gemeente Hattem tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om aan [slachtoffer] opzettelijk zwaar lichamelijk letsel toe te brengen, die [slachtoffer] (met kracht) met een (bier)flesje en/of meermalen (met kracht) met al dan niet tot vuist gebalde hand op/tegen het hoofd en/of gezicht heeft gestompt/geslagen, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
althans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling leidt:
zij op of omstreeks 10 januari 2015 in de gemeente Hattem tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, [slachtoffer] heeft mishandeld door die [slachtoffer] (met kracht) met een (bier)flesje en/of meermalen (met kracht) met al dan niet tot vuist gebalde hand op/tegen het
hoofd en/of gezicht te slaan/stompen, waardoor die [slachtoffer] letsel heeft bekomen en/of pijn heeft ondervonden;
Voor zover er in de tenlastelegging kennelijke taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn die fouten in de bewezenverklaring verbeterd. Verdachte is daardoor niet in zijn verdediging geschaad.
2. Overwegingen ten aanzien van het bewijs [1]
Aanleiding onderzoek
De politie is naar aanleiding van een melding op 10 januari 2015 om 3.30 uur naar een woning aan de [adres 2] in Hattem gegaan. Aangeefster [slachtoffer] was daar aanwezig en vertelde dat er verschillende mensen naar de woning waren gekomen, waaronder verdachte en medeverdachte [medeverdachte]. Aangeefster zou door hen beiden zijn geslagen nadat zij had gezegd dat verdachte van een koffer af moest blijven.
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft geconcludeerd tot bewezenverklaring van het primair ten laste gelegde feit. Ter zitting heeft de officier van justitie de bewijsmiddelen opgesomd en toegelicht.
Het standpunt van de verdediging
De raadsvrouw heeft aangevoerd dat niet bewezen kan worden verklaard dat verdachte aangeefster [slachtoffer] met een bierfles zou hebben geraakt. De verklaringen die getuigen daarover hebben afgelegd zijn niet duidelijk en onbetrouwbaar. Verder is er geen sprake geweest van een bewuste en nauwe samenwerking tussen verdachte en [medeverdachte], zodat het door [medeverdachte] toegepaste geweld niet aan verdachte kan worden toegerekend.
Subsidiair heeft de raadsvrouw aangevoerd dat verdachte met haar handelen niet de aanmerkelijke kans heeft aanvaard dat er zwaar lichamelijk letsel toegebracht zou kunnen worden. Er zou in dat geval slechts een bewezenverklaring kunnen volgen voor de subsidiair ten laste gelegde eenvoudige mishandeling.
Beoordeling door de rechtbank
[slachtoffer] heeft aangifte gedaan. Zij heeft – zakelijk weergegeven – verklaard dat zij op 10 januari 2015 in een woning aan de [adres 2] in Hattem verbleef. Er was een aantal personen in de woning aanwezig, waaronder de heer [medeverdachte], die zij kende onder de naam [alias] en een vrouw (verdachte) die met hem was meegekomen en bij hem hoorde. Later vernam [slachtoffer] dat de vrouw [verdachte] was. Verdachte zat op een gegeven moment aan een koffer. [slachtoffer] zei dat zij dat niet wilde en pakte de koffer af. Zij voelde en zag ineens dat zij van verdachte met een bierflesje een klap kreeg tegen haar gezicht, ter hoogte van het jukbeen. Zij had op dat moment pijn. Zij heeft verdachte een duw gegeven. Ineens kwam [medeverdachte] te voorschijn. [slachtoffer] zag en voelde dat [medeverdachte] haar twee keer een klap in het gezicht gaf met zijn vuist. Als gevolg daarvan had zij aan de binnenkant van de lip een scheur welke bloedde. [2]
[getuige 1] heeft verklaard dat [slachtoffer] en verdachte ruzie kregen om een koffertje. Verdachte gooide dan wel sloeg [slachtoffer] met een bierflesje tegen het gezicht. Verdachte ging naar achteren. Een man, die hij kent als [alias], kwam naar voren en sloeg [slachtoffer] vervolgens met gebalde vuist twee keer in haar gezicht. [3]
[getuige 2] heeft tegenover de politie een verklaring afgelegd. Hij heeft – zakelijk weergegeven – verklaard dat hij op 10 januari 2015 in de woning aan de [adres 2] in Hattem was, waar ook [slachtoffer] was. Daar waren ook een man met zijn vriendin. Zij hadden een dreigende houding of uitstraling naar anderen in de woonkamer. Verdachte pakte op enig moment een koffer. Harkema zag dat [slachtoffer] dat probeerde te voorkomen. Verdachte hield in haar linkerhand een bierflesje vast. Harkema zag dat verdachte met het bierflesje op de linkerwang van [slachtoffer] sloeg en zag vervolgens dat de man, waarmee verdachte binnen was gekomen, op stond en direct een volle vuistslag in het gezicht van [slachtoffer] gaf. [4]
Verbalisanten constateren op 10 januari 2015 dat aangeefster een blauwe plek heeft op haar gezicht ter hoogte van haar jukbeen en dat in die blauwe plek een wondje zit waaruit bloed komt. [5]
Verdachte heeft zich tijdens het verhoor bij de politie beroepen op haar zwijgrecht.
De rechtbank acht op grond van voormelde bewijsmiddelen bewezen dat verdachte met een bierflesje in de hand aangeefster in het gezicht heeft geslagen.
De rechtbank is van oordeel dat uit de bewijsmiddelen niet volgt dat er sprake is geweest van een bewuste en nauwe samenwerking tussen verdachte en [medeverdachte] om aangeefster te mishandelen. De rechtbank zal verdachte daarom vrijspreken van het bestanddeel medeplegen.
Verder is de rechtbank van oordeel dat verdachte met haar handelen niet bewust de aanmerkelijke kans heeft aanvaard dat aangeefster zwaar lichamelijk letsel zou kunnen oplopen. Verdachte dient derhalve te worden vrijgesproken van het primair ten laste gelegde feit. De rechtbank acht het subsidiair ten laste gelegde wettig en overtuigend bewezen.

3.Bewezenverklaring

Naar het oordeel van de rechtbank is wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het subsidiair tenlastegelegde heeft begaan, te weten dat:
zij op 10 januari 2015 in de gemeente Hattem [slachtoffer] heeft mishandeld door die [slachtoffer] (met kracht) met een (bier)flesje tegen het gezicht te slaan waardoor die [slachtoffer] letsel heeft bekomen en pijn heeft ondervonden.

4.De kwalificatie van het bewezenverklaarde

Het bewezenverklaarde levert op:
Subsidiair: mishandeling

5.De strafbaarheid van het feit

Het feit is strafbaar.

6.De strafbaarheid van de verdachte

Verdachte is strafbaar, nu geen omstandigheid is gebleken of aannemelijk is geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluit.

7.Overwegingen ten aanzien van straf en/of maatregel

Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft geëist dat verdachte ter zake van het primair tenlastegelegde zal worden veroordeeld tot een gevangenisstraf van 4 maanden.
Ter toelichting op de eis heeft de officier van justitie aangevoerd dat verdachte en haar mededader zich schuldig hebben gemaakt aan een geweldsdelict, waarbij verdachte voor lief heeft genomen dat het slachtoffer daarmee zwaar lichamelijk letsel toegebracht zou kunnen worden.
Het standpunt van de verdediging
De raadsvrouw heeft naast de bepleite vrijspraak aangevoerd dat bij een eventuele bewezenverklaring van het subsidiair ten laste gelegde feit kan worden volstaan met oplegging van een werkstraf van 20 uur.
Beoordeling door de rechtbank
De rechtbank heeft bij de bepaling van de op te leggen straf gelet op de aard en de ernst van hetgeen bewezen is verklaard, de omstandigheden waaronder dit is begaan, mede gelet op de persoon en de omstandigheden van de verdachte zoals van een en ander bij het onderzoek ter terechtzitting is gebleken.
De rechtbank heeft bij de straftoemeting in het bijzonder in aanmerking genomen - en vindt daarin de redenen die tot de keuze van een vrijheidsstraf van na te melden duur leiden - dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan een mishandeling. Verdachte was bij een wildvreemde in de woning en wilde bij het verlaten van de woning een koffer meenemen. Toen aangeefster zich daartegen verzette heeft verdachte haar met een bierfles in de hand een klap in het gezicht gegeven. De rechtbank laat daarbij in het bijzonder nog meewegen dat verdachte het strafbare feit heeft gepleegd tijdens haar detentieverlof en reeds eerder is veroordeeld voor een geweldsdelict.
Alles overwegende zal de rechtbank een onvoorwaardelijke gevangenisstraf aan verdachte opleggen. Zij acht de oplegging van een werkstraf als door de raadsvrouw is voorgesteld niet passend. De officier van justitie heeft zijn eis mede gebaseerd op bewezenverklaring van het primair ten laste gelegde. Nu de rechtbank dit niet bewezen acht, komt zij tot oplegging van een kortere gevangenisstraf dan door de officier van justitie is gevorderd.

8.De toegepaste wettelijke bepalingen

De beslissing is gegrond op de artikelen 10 en 300 van het Wetboek van Strafrecht.

9.De beslissing

De rechtbank:
 verklaart niet bewezen dat verdachte het primair tenlastegelegde heeft begaan en spreekt verdachte daarvan vrij;
 verklaart bewezen dat verdachte het subsidiair tenlastegelegde, zoals vermeld onder punt 3, heeft begaan;
 verklaart niet bewezen hetgeen verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven bewezen is verklaard en spreekt verdachte daarvan vrij;
 verstaat dat het aldus bewezenverklaarde oplevert het strafbare zoals vermeld onder punt 4;
 verklaart verdachte hiervoor strafbaar;
 veroordeelt verdachte wegens het bewezenverklaarde tot een gevangenisstraf voor de duur van
3 (drie) weken.
Dit vonnis is gegeven door mr. Schaap (voorzitter), mrs. Van Apeldoorn en Pieterse, rechters, in tegenwoordigheid van Jansen, griffier, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van deze rechtbank op 28 april 2015.
Mr. Pieterse is buiten staat mede te ondertekenen.

Voetnoten

1.Het bewijs is terug te vinden in het in de wettelijke vorm door de verbalisanten [verbalisant 1] en [verbalisant 2] van de politie Oost Nederland, district Noordwest Veluwe, team Epe, opgemaakte proces-verbaal, dossiernummer PL0600-2015069882, gesloten op 19 februari 2015 en in de bijbehorende in wettelijke vorm opgemaakte processen-verbaal en overige schriftelijke bescheiden, tenzij anders vermeld. De vindplaatsvermeldingen verwijzen naar de pagina’s van het doorgenummerde dossier, tenzij anders vermeld.
2.Proces-verbaal van aangifte door [slachtoffer], pag. 19-20
3.Proces-verbaal van verhoor van getuige [getuige 1], pag. 28
4.Proces-verbaal van verhoor van [getuige 2], pag. 30-31
5.Proces-verbaal van bevindingen, pag. 16-18