ECLI:NL:RBGEL:2015:2791

Rechtbank Gelderland

Datum uitspraak
24 april 2015
Publicatiedatum
24 april 2015
Zaaknummer
05/841061-14
Instantie
Rechtbank Gelderland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling van een voetbalhooligan voor openlijk geweld tijdens een voetbalwedstrijd

Op 24 april 2015 heeft de Rechtbank Gelderland in Arnhem uitspraak gedaan in de zaak tegen een verdachte die beschuldigd werd van openlijk geweld tijdens een voetbalwedstrijd op 3 oktober 2014. De verdachte, een supporter van N.E.C. Nijmegen, werd ervan beschuldigd samen met anderen geweld te hebben gepleegd tegen stewards en andere toeschouwers in het stadion van Almere City. De rechtbank oordeelde dat de tenlastelegging voldoende feitelijk was en verwierp het verweer van de verdediging dat de tenlastelegging partieel nietig moest worden verklaard. De rechtbank stelde vast dat de verdachte een significante bijdrage had geleverd aan het geweld, ondanks dat hij zelf geen directe geweldshandeling had verricht. De rechtbank oordeelde dat het stadionverbod en de boete opgelegd door de KNVB geen 'criminal charge' vormden in de zin van artikel 6 EVRM, waardoor het openbaar ministerie ontvankelijk was in de vervolging. Uiteindelijk werd de verdachte veroordeeld tot een werkstraf van 60 uur, waarbij de rechtbank rekening hield met de ernst van het feit en de rol van de verdachte in het geweld.

Uitspraak

RECHTBANK GELDERLAND
Team strafrecht
Zittingsplaats Arnhem
Parketnummer : 05/841061-14
Datum uitspraak : 24 april 2015
Tegenspraak
vonnis van de meervoudige kamer
in de zaak van
de officier van justitie bij het arrondissementsparket Oost-Nederland
tegen
[verdachte]
geboren op [geboortedatum] te [geboorteplaats], wonende te [adres], [woonplaats]
raadsman : F.H.J. van Gaal, advocaat te Wijchen.
Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting van 10 april 2015.

1.De inhoud van de tenlastelegging

Aan verdachte is ten laste gelegd dat:
hij op of omstreeks 03 oktober 2014 te Almere met een ander of anderen, op een voor het publiek toegankelijke plaats of in een voor het publiek toegankelijke ruimte, te weten (op de tribune van) een voetbalstadion (gelegen aan de Competitieweg 20) tijdens/gedurende de voetbalwedstrijd Almere City FC - NEC Nijmegen, openlijk in vereniging geweld heeft gepleegd tegen personen, te weten tegen - één of meer aldaar aanwezige steward(s) (waaronder een persoon genaamd [slachtoffer]
en/of - één of meer aldaar aanwezige toeschouwers, welk geweld bestond uit het - (met versnelde pas) (groepsgewijs) lopen in de richting van die personen, waarbij verdachte en/of één of meer van zijn mededader(s) hun gezicht /gelaat gedeeltelijk met (een) capuchon(s) bedekt had(den) en/of - (met kracht) duwen en/of slaan en/of stompen en/of schoppen en/of trappen van één of meer van die personen en/of - maken van slaande beweging(en) met en/of duidelijk zichtbaar vasthouden van (een) riem(en) en/of (andere) (slag)wapen(s) en/of - het rukken en/of trekken aan een (in dat stadion geplaatst) hekwerk.
Voor zover er in de tenlastelegging kennelijke taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn die fouten verbeterd. Verdachte is daardoor niet in zijn verdediging geschaad.

2.Partiële nietigheid

Het standpunt van de verdediging
De verdediging heeft betoogd dat de tenlastelegging partieel nietig dient te worden verklaard, nu de schrijver van de tenlastelegging het geweld in verschillende onderdelen heeft uitgeschreven en het onderdeel waarin wordt beschreven dat het geweld, ‘bestond in het met versnelde pas in een richting van personen lopen met gedeeltelijk door een capuchon bedekt gezicht/gelaat’, niet kan worden aangemerkt als het plegen van openlijk geweld. De verdediging gaat er daarbij van uit dat ieder individueel gedachtestreepje een geweldshandeling dient te bevatten. Dit onderdeel van de tenlastelegging dient dan ook nietig te worden verklaard.
Het standpunt van de officier van justitie
Van partiele nietigheid is geen sprake, nu iedere omschrijving per gedachtestreepje eindigt op “en/of” en de omschrijving van het geweld derhalve in het geheel (alle gedachtestreepjes samen) moet worden bezien.
Beoordeling door de rechtbank
De rechtbank volgt de raadsman niet. De rechtbank leest de tenlastelegging anders dan door de verdediging is betoogd en beschouwt het door de raadsman aangevochten deel als een cumulatief onderdeel van het ten laste gelegde openlijk geweld. Van belang is dat een tenlastelegging voldoende feitelijk is. De rechter dient op basis van de tenlastelegging te weten wat hij moet onderzoeken en het dient voor verdachte voldoende duidelijk te zijn waarvan hij wordt beschuldigd. De tenlastelegging moet daarom in voldoende precieze termen worden geformuleerd zodat verdachte daaruit kan begrijpen waarvoor hij zich moet verantwoorden en hij zich op een adequate wijze tegen de aanklacht kan verdedigen. Naar het oordeel van de rechtbank is dit het geval en voldoet de tenlastelegging aan de eisen van artikel 261 van het Wetboek van Strafvordering. Het beroep op de partiële nietigheid van de dagvaarding wordt verworpen.

3.Ontvankelijkheid openbaar ministerie

Het standpunt van de verdediging
Door de verdediging is betoogd dat verdachte reeds een stadionverbod en een boete heeft gekregen van de Koninklijke Nederlandse Voetbalbond (KNVB) en dat dit stadionverbod en deze boete aangemerkt kunnen worden als een ‘criminal charge’ in de zin van artikel 6 van het Europees Verdrag tot bescherming van de rechten van de mens en de fundamentele vrijheden (EVRM). Hoewel de sanctie van de KNVB een privaatrechtelijk karakter heeft, is er sprake van gelijkenis tussen de strafrechtelijke vervolging en de oplegging van een stadionverbod. Beide bestraffingen vinden hun oorsprong in hetzelfde feit, terwijl de te beschermen rechtsgoederen in hoge mate vergelijkbaar zijn, namelijk bescherming van de openbare orde. Het ne bis in idem-beginsel staat daardoor in de weg aan vervolging en het openbaar ministerie dient dan ook niet-ontvankelijk te worden verklaard.
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat het openbaar ministerie ontvankelijk is in haar vervolging, aangezien het stadionverbod en de boete civielrechtelijke maatregelen zijn die de vervolgingsbevoegdheid van het openbaar ministerie niet raken.
Beoordeling door de rechtbank
‘Criminal charge’ in de zin van artikel 6 EVRM
Beoordeeld dient te worden of het opgelegde stadionverbod aangemerkt kan worden als een ‘criminal charge’.
Het Europees Hof voor de Rechten van de Mens heeft in de zaak Deweer vs. Belgium (EHRM 27 februari 1980, nr. 6903/75) de “charge” in r.o. 46 als volgt omschreven:

The "charge" could, for the purposes of Article 6 par. 1 (art. 6-1), be defined as the official notification given to an individual by the competent authority of an allegation that he has committed a criminal offence.

Van een ‘criminal charge’, een strafvervolging, is derhalve sprake als een individu van de bevoegde autoriteit officieel bericht ontvangt dat hij/zij ervan wordt verdacht een strafbaar feit te hebben gepleegd. Van een
bevoegde autoriteit, te weten een instantie die op grond van de wet bevoegd is tot handhaving van een bij of krachtens de wet gestelde norm, is naar het oordeel van de rechtbank in het geval van de KNVB geen sprake. De KNVB is een privaatrechtelijke rechtspersoon die haar beslissing tot oplegging van een stadionverbod en boete neemt op basis van een met de supporter in kwestie gesloten overeenkomst. Een dergelijke beslissing kan niet worden aangemerkt als een ‘criminal charge’ en van strijd met het aan artikel 68 van het Wetboek van Strafrecht ten grondslag liggende beginsel dat iemand niet twee maal kan worden vervolgd en bestraft voor hetzelfde feit is geen sprake.
Het verweer van de verdediging wordt dan ook verworpen. De officier van justitie is ontvankelijk in de vervolging .
4. Overwegingen ten aanzien van het bewijs [1]
De feiten
Op grond van de bewijsmiddelen wordt het volgende, dat verder ook niet ter discussie staat, vastgesteld.
Op 3 oktober 2014 is in het stadion van Almere City, gevestigd aan de Competitieweg 20 te Almere, de competitiewedstrijd Almere City - N.E.C. Nijmegen gespeeld. Op de tribune van Almere City bevond zich een groep van 12 N.E.C.-supporters. [2] Verdachte bevond zich op deze tribune. [3]
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gesteld dat wettig en overtuigend bewezen kan worden dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan het ten laste gelegde feit.
Het standpunt van de verdediging
Verdachte dient te worden vrijgesproken van het hem tenlastegelegde, nu hij slechts deel heeft uitgemaakt van het groepje supporters, maar geen geweldshandelingen heeft verricht.
Beoordeling door de rechtbank
De rechtbank ziet zich allereerst geplaatst voor de vraag of sprake is geweest van openlijke geweldpleging tegen personen of goederen. Het gaat om geweldpleging die voor derden zichtbaar had kunnen zijn en die van dien aard is dat daardoor de openbare orde wordt verstoord. Hierover overweegt de rechtbank als volgt.
Tijdens de wedstrijd Almere City - N.E.C. op 3 oktober 2014 bevond verbalisant [verbalisant 1] zich in het voetbalstadion. Hij ziet dat, nadat N.E.C. een doelpunt maakte, de groep van 12 N.E.C.-supporters in de richting van de supporters van Almere City rende en dat er direct sprake was van een door deze groep geïnitieerde aanval. Hij ziet dat enkele supporters van Almere City door slaan en schoppen door de groep van 12 N.E.C.-supporters tegen het lichaam geraakt worden en dat supporters van Almere City vuistslagen tegen het hoofd kregen, dat zij van de tribune afgegooid werden, en dat er broekriemen tevoorschijn werden gehaald waarmee rake klappen werden uitgedeeld. Hij ziet dat een supporter van Almere City met een doek tegen het hoofd gedrukt in de richting van de uitgang loopt en hoort later dat minimaal één supporter zich bij de EHBO in het stadion heeft laten behandelen in verband met een hoofdwond. [4] Een in het stadion aanwezige steward van Almere City ziet dat, nadat N.E.C. een doelpunt maakte, de groep N.E.C.-supporters in beweging kwam en naar de supporters van Almere City rende. Zij ziet dat meerdere supporters van N.E.C. broekriemen om hun handen hadden gewikkeld. Zij probeerde de N.E.C.-supporters tegen te houden, maar werd door hen direct weggeduwd, en voelde vervolgens dat zij meerdere klappen kreeg in haar gezicht en tegen de rest van haar lichaam. Zij ziet dat de groep N.E.C.-supporters direct begint in te slaan op supporters van Almere City. [5] Een in het stadion aanwezige supportersbegeleider van N.E.C. ziet dat meerdere supporters vanuit het uitvak (
met in dat vak supporters van N.E.C.) richting de vechtende supporters renden en dat deze supporters vervolgens een afzethek tussen het uitvak en de tribunes van het thuisvak naar zich toetrokken en laag op de grond legden. [6]
Naar het oordeel van de rechtbank blijkt uit de voormelde bewijsmiddelen dat
door een in homogeen verband opererende groep supporters van N.E.C. openlijk geweld is gepleegd tegen personen (supporters van Almere City) en goederen (een hekwerk).
De rechtbank dient vervolgens te beoordelen of verdachte een significante en wezenlijke bijdrage heeft geleverd aan het door de groep N.E.C.-supporters gepleegde geweld.
Van de wedstrijd zijn samengestelde camerabeelden gemaakt, waarvan de beelden per verdachte zijn uitgefilterd. Verbalisant [verbalisant 1] heeft deze beelden waarop de gedragingen van verdachte alsmede van andere verdachten zijn uitgefilterd, bekeken en deze omschreven. Hij omschrijft dat op de beelden is te zien dat verdachte na het doelpunt opstond en naar de supporters van Almere City ging.
De verdediging heeft zich op het standpunt gesteld dat, anders dan door verbalisant [verbalisant 1] is omschreven, er op de beelden geen enkele geweldshandeling van verdachte is te zien. Daarnaast is er geen enkel contact zichtbaar tussen verdachte [medeverdachte], die door verbalisant [verbalisant 1] als leider van de N.E.C. supporters wordt gezien, en verdachte.
Ter terechtzitting heeft de rechtbank op de beelden waargenomen dat verdachte op de tribune staat en op de stoeltjes stapt en zich verplaatst richting de Almere City-supporters. Verdachte gaat hierbij niet voorop, maar volgt een groepje voor hem. Door personen om hem heen wordt geslagen dan wel worden slaande bewegingen gemaakt. Een groep, waaronder verdachte, gaat terug richting de tribune en gaat over de reclameborden. Een groep op enige afstand voor verdachte loopt aan een hek te trekken. Dit hek gaat om. Als het hek omver is getrokken blijft verdachte zich bewegen in de richting van het hek en van de mensen die het hek hebben omgetrokken.
Bij het bekijken van de beelden met de uitgefilterde gedragingen van verdachte [medeverdachte] heeft de rechtbank niet waargenomen dat er sprake was van contact tussen [medeverdachte] en verdachte dan wel van aansturing van verdachte door [medeverdachte]. [7]
De rechtbank stelt op basis van haar waarnemingen ter terechtzitting vast dat verdachte bij aanvang van het geweld deel heeft uitgemaakt van de groep van supporters van N.E.C. die de confrontatie opzocht met de Almere City-supporters. Er hebben ook geweldshandelingen rondom hem plaatsgevonden. Desondanks is verdachte meegegaan in de bewegingen van deze groep door de groep te (blijven) volgen en derhalve meegegaan met de aanvalsgolf. Verdachte heeft de groep getalsmatig versterkt en heeft zich op geen enkel moment van het door de groep uitgeoefende geweld gedistantieerd. Op grond hiervan is de rechtbank van oordeel dat verdachte een significante en wezenlijke bijdrage heeft geleverd aan het openlijk geweld.
Gelet op het voorgaande acht de rechtbank wettig en overtuigend bewezen dat verdachte zich heeft schuldig gemaakt aan - kort gezegd - openlijke geweldpleging.

5.Bewezenverklaring

Naar het oordeel van de rechtbank is wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het tenlastegelegde heeft begaan, te weten dat:
hij op 03 oktober 2014 te Almere met anderen, op een voor het publiek toegankelijke plaats of in een voor het publiek toegankelijke ruimte, te weten op de tribune van een voetbalstadion (gelegen aan de Competitieweg 20) tijdens de voetbalwedstrijd Almere City FC – N.E.C. Nijmegen, openlijk in vereniging geweld heeft gepleegd tegen personen, te weten tegen
- één aldaar aanwezige steward genaamd [slachtoffer] en/of
- meer aldaar aanwezige toeschouwers,
welk geweld bestond uit het
- met versnelde pas groepsgewijs lopen in de richting van die personen en/of
- ( met kracht) duwen en/of slaan en/of stompen en/of schoppen en/of trappen van één of meer van die personen en/of
- maken van slaande bewegingen met en/of duidelijk zichtbaar vasthouden van (een) riem(en) en/of
- het rukken en/of trekken aan een in dat stadion geplaatst hekwerk.
Wat meer of anders is ten laste gelegd dan hiervoor bewezen is verklaard, is niet bewezen.
Verdachte moet daarvan worden vrijgesproken.

6.De kwalificatie van het bewezenverklaarde

Het bewezenverklaarde levert op het misdrijf:
Het openlijk in vereniging geweld plegen tegen personen en goederen.

7.De strafbaarheid van het feit

Het feit is strafbaar.

8.De strafbaarheid van de verdachte

Verdachte is strafbaar, nu geen omstandigheid is gebleken of aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluit.

9.Overwegingen ten aanzien van straf en/of maatregel

Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft geëist dat verdachte ter zake van het tenlastegelegde zal worden veroordeeld tot het verrichten van 240 uren werkstraf, te vervangen door 120 dagen hechtenis. Daarnaast heeft de officier van justitie geëist dat aan verdachte een maatregel wordt opgelegd ex artikel 38v van het Wetboek van Strafrecht voor de duur van twee jaar, inhoudend een landelijk stadionverbod, een stadion omgevingsverbod betreffende het Goffertstadion en een gebiedsverbod voor plaatsen waar N.E.C. Nijmegen uitwedstrijden speelt.
Het standpunt van de verdediging
Het kleine aandeel van verdachte dient te worden verdisconteerd in de eis van de officier van justitie. Gelet op uitspraken in vergelijkbare zaken dient een lagere eis te worden opgelegd dan door de officier van justitie geeist.
Beoordeling door de rechtbank
De rechtbank heeft bij de bepaling van de op te leggen straf gelet op de aard en de ernst van hetgeen bewezen is verklaard ende omstandigheden waaronder dit is begaan, alsmede op de persoon en de omstandigheden van de verdachte zoals van een en ander bij het onderzoek ter terechtzitting is gebleken, waarbij onder meer is gelet op:
- het uittreksel uit het algemeen documentatieregister, gedateerd 20 februari 2015.
De rechtbank heeft bij de straftoemeting in het bijzonder in aanmerking genomen - en vindt daarin de redenen die tot de keuze voor een onvoorwaardelijke werkstraf van na te melden duur leiden - dat verdachte en zijn mededaders zich hebben schuldig gemaakt aan openlijke geweldpleging in het stadion tijdens een voetbalwedstrijd. De voetbalsport heeft een groot maatschappelijk belang. Niet alleen voetballers maar ook supporters hebben een voorbeeldfunctie. Het is een kwalijke zaak dat een kleine groep mensen - zoals verdachte en zijn mededaders - het plezier van vele andere mensen, waaronder ouders met vaak jongere kinderen, verpest. Niet alleen de voetbalsport als zodanig, maar ook de eigen voetbalclub wordt daarmee in diskrediet gebracht. Dit gedrag wordt door de maatschappij niet getolereerd. De rechtbank rekent het verdachte en zijn mededaders daarnaast zwaar aan dat zij de aanwijzingen van de stewards hebben genegeerd, waardoor ten minste één steward klappen heeft opgelopen.
De rechtbank zal de omvang van de door de officier van justitie gevorderde werkstraf fors matigen nu het toegepaste geweld in die zin meevalt dat het nauwelijks heeft geleid tot letsel bij de slachtoffers, er bij verdachte geen sprake is van relevante recidive en verdachte slechts een geringe rol heeft gespeeld bij het plegen van het openlijk geweld.
Anders dan de officier van justitie ziet de rechtbank geen aanleiding voor het opleggen van een maatregel ex artikel 38v van het Wetboek van Strafrecht. In de justitiële documentatie van verdachte komen over de vijf jaren voorafgaande aan het onderhavige feit geen geweldsdelicten voor. Voorts dienen eventuele andere incidenten, zoals ter terechtzitting door de officier van justitie benoemd, bij de beoordeling van de op te leggen straf buiten beschouwing te blijven, nu van (onherroepelijke) veroordelingen ter zake van deze incidenten geen sprake is. De rechtbank overweegt in dit verband tot slot dat verdachte ter terechtzitting heeft verklaard dat de KNVB reeds maatregelen heeft genomen, onder meer in de vorm van een stadionverbod.

10.De toegepaste wettelijke bepalingen

De beslissing is gegrond op de artikelen 22c, 22d en 141 van het Wetboek van Strafrecht.

11.De beslissing

De rechtbank:
 verklaart bewezen dat verdachte het tenlastegelegde, zoals vermeld onder punt 5, heeft begaan;
 verklaart niet bewezen hetgeen verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven bewezen is verklaard en spreekt verdachte daarvan vrij;
 verstaat dat het aldus bewezenverklaarde oplevert het strafbare feit zoals vermeld onder punt 6;
 verklaart verdachte hiervoor strafbaar;
 veroordeelt verdachte wegens het bewezenverklaarde tot een
werkstrafgedurende
60 (zestig) uren, met bevel dat indien deze straf niet naar behoren wordt verricht vervangende hechtenis zal worden toegepast voor de duur van
30 (dertig)dagen.
Dit vonnis is gewezen door mr. M.C. Gerritsen (voorzitter), mr. A.M. van Gorp en
mr. K.A.M. van Hoof , rechters, in tegenwoordigheid van mr. G. Croes, griffier, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van deze rechtbank op 24 april 2015.

Voetnoten

1.Het bewijs is terug te vinden in het in de wettelijke vorm door [verbalisant 2] van de politie Gelderland-Zuid, district Stad Nijmegen, opgemaakte proces-verbaal, dossiernummer PL0800-2014057932, gesloten op 12 december 2014 en in de bijbehorende in wettelijke vorm opgemaakte processen-verbaal en overige schriftelijke bescheiden, tenzij anders vermeld. De vindplaatsvermeldingen verwijzen naar de pagina’s van het doorgenummerde dossier, tenzij anders vermeld.
2.Proces-verbaal van bevindingen, opgemaakte door [verbalisant 1], p. 29, zesde alinea.
3.Verklaring van verdachte ter terechtzitting van 10 april 2015.
4.Proces-verbaal van bevindingen, opgemaakt door [verbalisant 1], p. 30, derde, vierde en vijfde alinea, en p. 31, tweede alinea.
5.Proces-verbaal van aangifte door [slachtoffer], p. 21.
6.Proces-verbaal van bevindingen, opgemaakt door [verbalisant 3], p. 38, vijfde alinea.
7.Proces-verbaal van de terechtzitting van 10 april 2015.