ECLI:NL:RBGEL:2015:2790

Rechtbank Gelderland

Datum uitspraak
24 april 2015
Publicatiedatum
24 april 2015
Zaaknummer
05/841058-14
Instantie
Rechtbank Gelderland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling van een voetbalhooligan voor openlijk geweld tijdens een voetbalwedstrijd

Op 24 april 2015 heeft de Rechtbank Gelderland in Arnhem uitspraak gedaan in de zaak tegen een verdachte die betrokken was bij openlijk geweld tijdens een voetbalwedstrijd tussen Almere City FC en N.E.C. Nijmegen op 3 oktober 2014. De verdachte, een voetbalhooligan, werd beschuldigd van het plegen van openlijk geweld tegen supporters van Almere City. De rechtbank oordeelde dat de verdachte samen met anderen op de tribune geweld had gepleegd, waarbij hij onder andere met een riem had geslagen. De rechtbank verwierp het verweer van de verdachte dat hij al gestraft was door een stadionverbod van de KNVB, en oordeelde dat dit stadionverbod geen 'criminal charge' was in de zin van het Europees Verdrag voor de Rechten van de Mens. De rechtbank achtte de verdachte wettig en overtuigend schuldig aan openlijke geweldpleging en legde een werkstraf van 180 uur op, zonder de maatregel ex artikel 38v van het Wetboek van Strafrecht op te leggen, omdat er geen relevante recidive was. De rechtbank benadrukte het maatschappelijk belang van de voetbalsport en het voorbeeld dat supporters moeten geven.

Uitspraak

RECHTBANK GELDERLAND
Team strafrecht
Zittingsplaats Arnhem
Parketnummer : 05/841058-14
Datum uitspraak : 24 april 2015
Tegenspraak
vonnis van de meervoudige kamer
in de zaak van
de officier van justitie bij het arrondissementsparket Oost-Nederland
tegen
[verdachte]
geboren op [geboortedatum] te [geboorteplaats], wonende te [adres], [woonplaats].
Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting van 10 april 2015.

1.De inhoud van de tenlastelegging

Aan verdachte is ten laste gelegd dat:
1.
hij op of omstreeks 03 oktober 2014 te Almere met een ander of anderen, op een voor het publiek toegankelijke plaats of in een voor het publiek toegankelijke ruimte, te weten (op de tribune van) een voetbalstadion (gelegen aan de Competitieweg 20) tijdens/gedurende de voetbalwedstrijd Almere City FC - NEC Nijmegen, openlijk in vereniging geweld heeft gepleegd tegen personen, te weten tegen
- één of meer aldaar aanwezige steward(s) (waaronder een persoon genaamd [slachtoffer] en/of
- één of meer aldaar aanwezige toeschouwers,
welk geweld bestond uit het
- ( met versnelde pas) (groepsgewijs) lopen in de richting van die personen, waarbij verdachte en/of één of meer van zijn mededader(s) hun gezicht /gelaat gedeeltelijk met (een) capuchon(s) bedekt had(den) en/of
- ( met kracht) duwen en/of slaan en/of stompen en/of schoppen en/of trappen van één of meer van die personen en/of
- maken van slaande beweging(en) met en/of duidelijk zichtbaar vasthouden van (een) riem(en) en/of (andere) (slag)wapen(s) en/of
- het rukken en/of trekken aan een (in dat stadion geplaatst) hekwerk.
Voor zover er in de tenlastelegging kennelijke taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn die fouten verbeterd. Verdachte is daardoor niet in zijn verdediging geschaad.

2.Ontvankelijkheid Openbaar Ministerie

Het standpunt van de verdachte
Verdachte heeft ter terechtzitting betoogd dat hij naar aanleiding van het incident op
3 oktober 2014 reeds een stadionverbod heeft gekregen van de Koninklijke Nederlandse Voetbalbond (KNVB) en dat het dan niet zo kan zijn dat hij in verband met dat incident nog door de officier van justitie wordt vervolgd. Door het stadionverbod is hij reeds gestraft, zo meent verdachte.
De rechtbank vat het betoog van verdachte op als een verweer met de volgende strekking.
Het opgelegde stadionverbod dient te worden aangemerkt als een ‘criminal charge’ in de zin van artikel 6 van het Europees Verdrag tot bescherming van de rechten van de mens en de fundamentele vrijheden (EVRM) en het ne bis in idem-beginsel staat daarom in de weg aan vervolging door de officier van justitie.
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat het openbaar ministerie ontvankelijk is in de vervolging, aangezien het stadionverbod een civielrechtelijke maatregel is die de vervolgingsbevoegdheid van het openbaar ministerie niet raakt.
Beoordeling door de rechtbank
‘Criminal charge’ in de zin van artikel 6 EVRM
Beoordeeld dient te worden of het opgelegde stadionverbod aangemerkt kan worden als een ‘criminal charge’.
Het Europees Hof voor de Rechten van de Mens heeft in de zaak Deweer vs. Belgium (EHRM 27 februari 1980, nr. 6903/75) de “charge” in r.o. 46 als volgt omschreven:
The "charge" could, for the purposes of Article 6 par. 1 (art. 6-1), be defined as the official notification given to an individual by the competent authority of an allegation that he has committed a criminal offence.
Van een ‘criminal charge’, een strafvervolging, is derhalve sprake als een individu van de bevoegde autoriteit officieel bericht ontvangt dat hij/zij ervan wordt verdacht een strafbaar feit te hebben gepleegd. Van een vervolgende
bevoegde autoriteit, te weten een instantie die op grond van de wet bevoegd is tot handhaving van een bij of krachtens de wet gestelde norm, is naar het oordeel van de rechtbank in het geval van de KNVB geen sprake. De KNVB is een privaatrechtelijke rechtspersoon die haar beslissing tot oplegging van een stadionverbod neemt op basis van een met de supporter in kwestie gesloten overeenkomst. Een dergelijke beslissing kan niet worden aangemerkt als een ‘criminal charge’ en van strijd met het aan artikel 68 van het Wetboek van Strafrecht ten grondslag liggende beginsel dat iemand niet twee maal kan worden vervolgd en bestraft voor hetzelfde feit is geen sprake.
Het verweer van verdachte wordt dan ook verworpen. De officier van justitie is ontvankelijk in de vervolging.
3. Overwegingen ten aanzien van het bewijs [1]
De feiten
Op grond van de bewijsmiddelen wordt het volgende, dat verder ook niet ter discussie staat, vastgesteld.
Op 3 oktober 2014 is in het stadion van Almere City, gevestigd aan de Competitieweg 20 te Almere, de competitiewedstrijd Almere City - N.E.C. Nijmegen gespeeld. Op de tribune van Almere City bevond zich een groep van 12 N.E.C.-supporters. [2] Ook verdachte bevond zich op deze tribune. [3]
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gesteld dat wettig en overtuigend bewezen kan worden dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan het ten laste gelegde feit.
Het standpunt van verdachte
Verdachte heeft verklaard dat hij geen aandeel heeft gehad in de vechtpartij. Hij heeft één keer met zijn vuist van zich afgeslagen om zich te verdedigen.
Beoordeling door de rechtbank
De rechtbank ziet zich allereerst geplaatst voor de vraag of sprake is geweest van openlijke geweldpleging tegen personen of goederen. Het gaat om geweldpleging die voor derden zichtbaar had kunnen zijn en die van dien aard is dat daardoor de openbare orde wordt verstoord. Hierover overweegt de rechtbank als volgt.
Tijdens de wedstrijd Almere City - N.E.C. op 3 oktober 2014 bevond verbalisant [verbalisant 2] zich in het voetbalstadion. Hij ziet dat, nadat N.E.C. een doelpunt maakte, de groep van 12 N.E.C.-supporters in de richting van de supporters van Almere City rende en dat er direct sprake was van een door deze groep geïnitieerde aanval. Hij ziet dat enkele supporters van Almere City door slaan en schoppen door de groep van 12 N.E.C.-supporters tegen het lichaam geraakt worden en dat supporters van Almere City vuistslagen tegen het hoofd kregen, dat zij van de tribune afgegooid werden, en dat er broekriemen tevoorschijn werden gehaald waarmee rake klappen werden uitgedeeld. Hij ziet dat een supporter van Almere City met een doek tegen het hoofd gedrukt in de richting van de uitgang loopt en hoort later dat minimaal één supporter zich bij de EHBO in het stadion heeft laten behandelen in verband met een hoofdwond. [4] Een in het stadion aanwezige steward van Almere City ziet dat, nadat N.E.C. een doelpunt maakte, de groep N.E.C.-supporters in beweging kwam en naar de supporters van Almere City rende. Zij ziet dat meerdere supporters van N.E.C. broekriemen om hun handen hadden gewikkeld. Zij probeerde de N.E.C.-supporters tegen te houden, maar werd door hen direct weggeduwd, en voelde vervolgens dat zij meerdere klappen kreeg in haar gezicht en tegen de rest van haar lichaam. Zij ziet dat de groep N.E.C.-supporters direct begint in te slaan op supporters van Almere City. [5] Een in het stadion aanwezige supportersbegeleider van N.E.C. ziet dat meerdere supporters vanuit het uitvak (
met in dat vak supporters van N.E.C.) richting de vechtende supporters renden en dat deze supporters vervolgens een afzethek tussen het uitvak en de tribunes van het thuisvak naar zich toetrokken en laag op de grond legden. [6]
Naar het oordeel van de rechtbank blijkt uit de voormelde bewijsmiddelen dat
door een in homogeen verband opererende groep supporters van N.E.C. openlijk geweld is gepleegd tegen personen (supporters van Almere City) en goederen (een hekwerk). Dat er sprake was van een aanval van de N.E.C.-supporters in de richting van de Almere City-supporters komt overeen met hetgeen de rechtbank heeft waargenomen bij het bekijken van de van de wedstrijd opgenomen beelden. Ter terechtzitting heeft de rechtbank op de beelden waargenomen dat door de N.E.C.-supporters een beweging wordt ingezet richting de Almere City-supporters.
De rechtbank dient vervolgens te beoordelen of verdachte een significante en wezenlijke bijdrage heeft geleverd aan het door de groep N.E.C.-supporters gepleegde geweld.
Van de wedstrijd zijn beelden opgenomen die zijn samengesteld en per verdachte zijn uitgefilterd. Verbalisant [verbalisant 2] heeft de op verdachte betrekking hebbende beelden bekeken. Hij zag op die beelden dat verdachte na het doelpunt opstond en naar de supporters van Almere City rende. Hij begon supporters daar met kracht te slaan. Samen met de groep “N.E.C. hooligans” begon hij te vechten tegen de Almere City-supporters die op dat moment helemaal niets deden. Verdachte sloeg met zijn broekriem in op de Almere City-supporters en dreef, samen met de groep N.E.C.-supporters, al vechtend de supporters van Almere City voor zich uit. Nadat de groep door stewards en supportersbegeleiders was teruggedreven richting het uitvak, sprong verdachte over het hek tussen het veld en de tribune en zette samen met de groep een tweede aanval in. Hij stond vooraan tegenover de Almere City-supporters en trok samen met anderen uit zijn groep een hek omver. Hij heeft zich op geen enkel moment onttrokken aan de acties van de groep. [7]
Ter terechtzitting heeft verdachte zich op het standpunt gesteld dat op de beelden niet is te zien dat hij een riem of een ander voorwerp in zijn handen heeft. Hij heeft naar zijn zeggen niet met een riem geslagen, wel één keer met zijn vuist van zich afgeslagen. Volgens verdachte is op die beelden evenmin te zien dat sprake is van een tweede aanval. Uit instinct is hij met de anderen meegelopen. Tegenover de politie heeft hij verklaard dat hij heeft geprobeerd mensen uit de vechtende menigte te halen en om de supporters van Almere City te bedaren. Hij heeft naar zijn zeggen supporters van Almere City, die zijn richting kwamen oplopen, van zich afgeduwd.
Ter terechtzitting heeft de rechtbank op de beelden waargenomen dat door de N.E.C.-supporters een aanval wordt ingezet richting de Almere City-supporters. Verdachte maakt deel uit van die groep aanvallende N.E.C.-supporters. De supporters van Almere City blijven op hun plek staan en wijken bij de aanval terug. Op de beelden heeft de rechtbank verder waargenomen dat verdachte slaande bewegingen maakt met een riem in zijn hand. Ook maakt hij deel uit van de groep als het hek wordt omgetrokken. [8]
De rechtbank stelt op basis van de beschrijving van de gedragingen van verdachte en haar eigen waarneming vast dat verdachte deel uitmaakte van de groep N.E.C.-supporters die in gevecht was met de supporters van Almere City en dat hij met een riem in zijn hand slaande bewegingen heeft gemaakt en aldus doende heeft meegevochten. Ook was hij aanwezig bij het omtrekken van het hek. Door zich op die wijze te gedragen, en zich op geen enkel moment van het door de groep uitgeoefende geweld te distantiëren, heeft verdachte naar het oordeel van de rechtbank aan dat geweld een significante en wezenlijke bijdrage geleverd.
De stelling van verdachte dat hij zich moest verdedigen tegen geweld van de supporters van Almere City is, gelet op het vorenstaande, niet aannemelijk geworden.
Gelet op het voorgaande acht de rechtbank wettig en overtuigend bewezen dat verdachte zich heeft schuldig gemaakt aan - kort gezegd - openlijke geweldpleging.

4.Bewezenverklaring

Naar het oordeel van de rechtbank is wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het tenlastegelegde heeft begaan, te weten dat:
1.
hij op 03 oktober 2014 te Almere met anderen, op een voor het publiek toegankelijke plaats of in een voor het publiek toegankelijke ruimte, te weten op de tribune van een voetbalstadion (gelegen aan de Competitieweg 20) tijdens de voetbalwedstrijd Almere City FC – N.E.C. Nijmegen, openlijk in vereniging geweld heeft gepleegd tegen personen, te weten tegen
- één aldaar aanwezige steward genaamd [slachtoffer] en/of
- meer aldaar aanwezige toeschouwers,
welk geweld bestond uit het
- met versnelde pas groepsgewijs lopen in de richting van die personen en/of
- ( met kracht) duwen en/of slaan en/of stompen en/of schoppen en/of trappen van één of meer van die personen en/of
- maken van slaande bewegingen met en/of duidelijk zichtbaar vasthouden van (een) riem(en) en/of
- het rukken en/of trekken aan een in dat stadion geplaatst hekwerk.
Wat meer of anders is ten laste gelegd dan hiervoor bewezen is verklaard, is niet bewezen.
Verdachte moet daarvan worden vrijgesproken.

5.De kwalificatie van het bewezenverklaarde

Het bewezenverklaarde levert op het misdrijf:
Het openlijk in vereniging geweld plegen tegen personen en goederen.

6.De strafbaarheid van het feit

Het feit is strafbaar.
7. De strafbaarheid van de verdachte
Verdachte is strafbaar, nu geen omstandigheid is gebleken of aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluit.

8.Overwegingen ten aanzien van straf en/of maatregel

Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft geëist dat verdachte ter zake van het tenlastegelegde zal worden veroordeeld tot het verrichten van 240 uren werkstraf, te vervangen door 120 dagen hechtenis. Daarnaast heeft de officier van justitie geëist dat aan verdachte een maatregel wordt opgelegd ex artikel 38v van het Wetboek van Strafrecht voor de duur van twee jaar, inhoudend een landelijk stadionverbod, een stadion omgevingsverbod betreffende het Goffertstadion en een gebiedsverbod voor plaatsen waar N.E.C. Nijmegen uitwedstrijden speelt.
Beoordeling door de rechtbank
De rechtbank heeft bij de bepaling van de op te leggen straf gelet op de aard en de ernst van hetgeen bewezen is verklaard en de omstandigheden waaronder dit is begaan, alsmede op de persoon en de omstandigheden van de verdachte zoals van een en ander bij het onderzoek ter terechtzitting is gebleken, waarbij onder meer is gelet op:
- het uittreksel uit het algemeen documentatieregister, gedateerd 20 februari 2015;
- een voorlichtingsrapportage van de Reclassering Nederland, gedateerd 25 februari 2015.
De rechtbank heeft bij de straftoemeting in het bijzonder in aanmerking genomen - en vindt daarin de redenen die tot de keuze voor een onvoorwaardelijke werkstraf van na te melden duur leiden - dat verdachte en zijn mededaders zich hebben schuldig gemaakt aan openlijke geweldpleging in het stadion tijdens een voetbalwedstrijd. Verdachte heeft bewust de confrontatie opgezocht met de op de tribune aanwezige supporters van Almere City en zich tegenover hen uitermate agressief gedragen. De voetbalsport heeft een groot maatschappelijk belang. Niet alleen voetballers maar ook supporters hebben een voorbeeldfunctie. Het is een kwalijke zaak dat een kleine groep mensen - zoals verdachte en zijn mededaders - het plezier van vele andere mensen, waaronder ouders met vaak jongere kinderen, verpest. Niet alleen de voetbalsport als zodanig, maar ook de eigen voetbalclub wordt daarmee in diskrediet gebracht. Dit gedrag wordt door de maatschappij niet geduld. De rechtbank rekent het verdachte en zijn mededaders daarnaast zwaar aan dat zij de aanwijzingen van de stewards hebben genegeerd, waardoor ten minste één steward klappen heeft opgelopen. Verdachtes verklaring dat Almere City had moeten zorgen voor andere plaatsen voor hem en de andere 11 N.E.C.-supporters en dat in dat geval niets zou zijn gebeurd, wijst de rechtbank van de hand. Hij poogt aldus ten onrechte de schuld bij een ander te leggen en neemt geen enkele verantwoordelijkheid voor zijn kwalijke en afkeurenswaardige gedrag.
De rechtbank zal de omvang van de door de officier van justitie gevorderde werkstraf enigszins matigen nu het toegepaste geweld in die zin meevalt dat het nauwelijks heeft geleid tot letsel bij de slachtoffers en er bij verdachte geen sprake is van relevante recidive.
Anders dan de officier van justitie ziet de rechtbank geen aanleiding voor het opleggen van een maatregel ex artikel 38v van het Wetboek van Strafrecht. In de justitiële documentatie van verdachte komen over de afgelopen vijf jaren voorafgaand aan het onderhavige feit geen geweldsdelicten voor. Voorts dienen eventuele andere incidenten, zoals ter terechtzitting door de officier van justitie benoemd, bij de beoordeling van de op te leggen straf buiten beschouwing te blijven, nu van (onherroepelijke) veroordelingen ter zake van deze incidenten geen sprake is.
De rechtbank overweegt in dit verband tot slot dat verdachte ter terechtzitting heeft verklaard dat de KNVB reeds maatregelen heeft genomen, onder meer in de vorm van een stadionverbod.

9.De toegepaste wettelijke bepalingen

De beslissing is gegrond op de artikelen 22c, 22d en 141 van het Wetboek van Strafrecht.

10.De beslissing

De rechtbank:
 verklaart bewezen dat verdachte het tenlastegelegde, zoals vermeld onder punt 4, heeft begaan;
 verklaart niet bewezen hetgeen verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven bewezen is verklaard en spreekt verdachte daarvan vrij;
 verstaat dat het aldus bewezenverklaarde oplevert het strafbare feit zoals vermeld onder punt 5;
 verklaart verdachte hiervoor strafbaar;
 veroordeelt verdachte wegens het bewezenverklaarde tot een
werkstrafgedurende
180 (honderdtachtig) uren, met bevel dat indien deze straf niet naar behoren wordt verricht vervangende hechtenis zal worden toegepast voor de duur van 90 (negentig) dagen.
Dit vonnis is gewezen door mr. K.A.M. van Hoof (voorzitter), mr. A.M. van Gorp en
mr. M.C. Gerritsen, rechters, in tegenwoordigheid van mr. C.C.M. Althoff, griffier, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van deze rechtbank op 24 april 2015.
De griffier is buiten staat dit vonnis mede te ondertekenen.

Voetnoten

1.Het bewijs is terug te vinden in het in de wettelijke vorm door [verbalisant 1] van de politie Gelderland-Zuid, district Stad Nijmegen, opgemaakte proces-verbaal, dossiernummer PL0800-2014057932, gesloten op 12 december 2014 en in de bijbehorende in wettelijke vorm opgemaakte processen-verbaal en overige schriftelijke bescheiden, tenzij anders vermeld. De vindplaatsvermeldingen verwijzen naar de pagina’s van het doorgenummerde dossier, tenzij anders vermeld.
2.Proces-verbaal van bevindingen, opgemaakte door [verbalisant 2], p. 29, zesde alinea.
3.Verklaring van verdachte ter terechtzitting van 10 april 2015.
4.Proces-verbaal van bevindingen, opgemaakt door [verbalisant 2], p. 30, derde, vierde en vijfde alinea, en p. 31, tweede alinea.
5.Proces-verbaal van aangifte door [slachtoffer], p. 21.
6.Proces-verbaal van bevindingen, opgemaakt door [verbalisant 3], p. 38, vijfde alinea.
7.Proces-verbaal van bevindingen, opgemaakt door [verbalisant 2], p. 48.
8.Proces-verbaal van de terechtzitting van 10 april 2015.