ECLI:NL:RBGEL:2015:279

Rechtbank Gelderland

Datum uitspraak
22 januari 2015
Publicatiedatum
21 januari 2015
Zaaknummer
AWB - 14 _ 4859
Instantie
Rechtbank Gelderland
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beroep tegen omgevingsvergunning voor afwijking van bestemmingsplan in Gelderland

In deze zaak heeft de Rechtbank Gelderland op 22 januari 2015 uitspraak gedaan in een beroep tegen een omgevingsvergunning die was verleend aan een derde-partij voor het uitvoeren van activiteiten die in strijd zouden zijn met het bestemmingsplan. De eiser, eigenaar van een garagebedrijf, betwistte de vergunning die was verleend voor het herstellen en repareren van auto’s en het uitvoeren van APK-keuringen op een perceel dat niet was bestemd voor dergelijke activiteiten. De rechtbank oordeelde dat de aangevraagde activiteiten niet in strijd waren met het bestemmingsplan, omdat deze onder de SBI-categorie 5020.5 vielen, die 'overig onderhoud en slepen van auto’s' omvat. De rechtbank concludeerde dat de gemeente Nijmegen ten onrechte de omgevingsvergunning had verleend, aangezien de activiteiten niet in strijd waren met het bestemmingsplan. De rechtbank vernietigde het bestreden besluit en herroept het primaire besluit, waarbij de gemeente werd opgedragen het griffierecht aan de eiser te vergoeden. De uitspraak benadrukt de noodzaak voor bestuursorganen om zorgvuldig om te gaan met de toepassing van bestemmingsplannen en omgevingsvergunningen.

Uitspraak

RECHTBANK GELDERLAND

Zittingsplaats Arnhem
Bestuursrecht
Zaaknummer: AWB 14/4859

uitspraak in de enkelvoudige kamer van

in de zaak tussen

[eiser], te [woonplaats], eiser,

(gemachtigde ing. H.P.F.E.M. van IJzendoorn),
en
het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Nijmegen,verweerder,
Als derde-partij heeft aan het geding deelgenomen:[derde belanghebbende],
(gemachtigde mr. L.E. van den Akker).

Procesverloop

Bij besluit van 28 mei 2014 (het primaire besluit) heeft verweerder aan de derde-partij een omgevingsvergunning verleend op grond van artikel 2.1, eerste lid, onder c van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht (Wabo) en artikel 2.12, eerste lid, aanhef onder a, en aanhef en onder 1o Wabo voor het afwijken van het bestemmingsplan voor het perceel [adres 1], voor reparatie en onderhoud van personenauto’s alsmede het verrichten van APK-keuringen.
Bij besluit van 9 juli 2014 heeft verweerder het ingediende bezwaar ongegrond verklaard en het primaire besluit gehandhaafd.
Eisers hebben tegen het bestreden besluit beroep ingesteld.
Verweerder heeft een verweerschrift ingediend.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 7 november 2014. Eiser is verschenen, bijgestaan door gemachtigde. Verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door mr. L.C.C.M. Vullings, werkzaam bij de gemeente. Derde-partij is verschenen, bijgestaan door mr. A.A. Alciyan.

Overwegingen

1. Eiser is eigenaar van een garagebedrijf aan [adres 2]. De derde-partij (hierna:[derde belanghebbende]) is huurder van het perceel aan [adres 1]en exploiteert daar een automobielbedrijf.
2. [derde belanghebbende] heeft op 27 maart 2014 een aanvraag ingediend om - in afwijking van het bestemmingsplan op het perceel - het herstellen en repareren van auto’s alsmede het uitoefenen van APK-keuringen toe te staan. Op 28 mei 2014 is hiervoor een omgevingsvergunning verleend op grond van het bepaalde in artikel 2.1, eerste lid, onder c, van de Wabo in samenhang met artikel 3.4.1. onder b van het bestemmingsplan.
3. Eiser betoogt dat het, gelet op de historie van strenge controles en het opleggen van een last onder dwangsom voor soortgelijke activiteiten aan hem, onbegrijpelijk is dat verweerder de activiteiten op het perceel toestaat. Daarnaast is het volgens eiser economisch gezien onwenselijk dat ter plaatse detailhandelsactiviteiten worden toegestaan.
4. Ingevolge artikel 2.1, eerste lid, aanhef en onder c, van de Wabo is het verboden zonder omgevingsvergunning een project uit te voeren voor zover dat geheel of gedeeltelijk bestaat uit het gebruiken van gronden of bouwwerken in strijd met een bestemmingsplan.
Ingevolge artikel 2.12, eerste lid, aanhef en onder a, onder 1° van de Wabo, kan de omgevingsvergunning, voor zover de aanvraag betrekking heeft op een activiteit als bedoeld in artikel 2.1, eerste lid, onder c, en de activiteit in strijd is met het bestemmingsplan, slechts worden verleend met toepassing van de in het bestemmingsplan opgenomen regels inzake afwijking.
Ingevolge het bestemmingsplan “Nijmegen Goffert Winkelsteeg” (hierna: het bestemmingsplan) is het perceel bestemd voor “Bedrijfsdoeleinden” met de aanduiding “categorie 2-4”.
Ingevolge artikel 3.1 onder b van het bestemmingsplan zijn ter plaatse van de aanduiding “categorie 2-4” bedrijven toegestaan voor zover deze voorkomen in categorie 2, 3 en 4 van de Staat van bedrijfsactiviteiten, alsmede, ter plaatse van de subbestemming B2-4, gb: een garagebedrijf.
Ingevolge artikel 1.7 wordt onder een ‘bedrijf’ verstaan:
“ Een onderneming waarbij het accent ligt op het vervaardigen, bewerken, installeren en verhandelen van goederen dan wel op het bedrijfsmatig verlenen van diensten (waarbij eventueel detailhandel plaatsvindt uitsluitend als niet zelfstandig en ondergeschikt onderdeel van de onderneming in de vorm van verkoop c.q. levering van ter plaatse vervaardigde, bewerkte of herstelde goederen, dan wel goederen die in rechtstreeks verband staan met de uitgeoefende handelingen).”
In de als bijlage bij de regels opgenomen Staat van bedrijfsactiviteiten is in rubriek 50.
“ Handel in en reparatie van auto’s en motorfietsen; benzineservicestations” opgesomd welke bedrijven als categorie 2 zijn aangeduid, te weten;
  • Auto-onderdelenservicebedrijven (5020.1);
  • Bandenservicebedrijven (5020.2);
  • Reparatie van specifieke auto-onderdelen (5020.3);
  • Carrosserieherstel (5020.4);
  • Overig onderhoud en slepen van auto’s (5020.5);
  • Groothandel en handelsbemiddeling in auto-onderdelen en – accessoires (5030.1)
  • Groothandel en handelsbemiddeling in banden (5030.2);
  • Groothandel en handelsbemiddeling in motorfietsen en onderdelen en accessoires daarvan (5040.1)
Ingevolge artikel 3.4.1. onder b van het bestemmingsplan kunnen burgemeester en wethouders afwijken van het bepaalde in lid 3.1 teneinde bedrijven toe te laten die niet in de Staat van bedrijfsactiviteiten zijn genoemd, voor zover het betrokken bedrijf naar aard en invloed op de omgeving (gelet op de specifieke werkwijze of bijzondere verschijningsvorm) geacht kan worden te behoren tot de ter plaatse toelaatbare categorieën van de Staat van bedrijfsactiviteiten.
5. De rechtbank is van oordeel dat, gelet op de aanvraag van derde-partij, verweerder ten onrechte heeft geoordeeld dat de aangevraagde activiteiten in strijd zijn met het bestemmingsplan. Hiertoe overweegt de rechtbank dat de aangevraagde activiteiten, te weten reparatie en onderhoud van personenauto’s en het verrichten van APK-keuringen, geschaard kunnen worden onder SBI-categorie 5020.5 van de Staat van bedrijfsactiviteiten, zijnde “overig onderhoud en slepen van auto’s” gelet op onderbrenging van deze activiteiten in de rubriek “Handel en reparatie van auto’s en motorfietsen”. Dat het plan ook voorziet in een subbestemming garagebedrijf (gb) doet daar niet aan af, nu een garagebedrijf zich onderscheidt van de in rubriek 50. opgesomde bedrijven, door de verkoop van auto’s en deze activiteiten niet zijn opgesomd in deze rubriek. Uit het gegeven dat aan het perceel van [derde belanghebbende]deze subbestemming is onthouden, is dan ook slechts de conclusie te verbinden dat aldaar geen verkoop van auto’s is toegestaan.
6. Dat door verweerder ter zitting is aangegeven dat voor de uitleg van de Staat van bedrijfsactiviteiten gebruik wordt gemaakt van een CBS-lijst, waarin is opgenomen dat onder SBI-categorie 5020.5 uitsluitend de inbouw van alarminstallaties en autogasinstallaties, bergingsdiensten en autowasserijen moet worden verstaan, maakt het oordeel van de rechtbank ook niet anders. In de regels van het bestemmingsplan is, zoals desgevraagd ter zitting door verweerder is toegegeven, geen verwijzing opgenomen naar de genoemde CBS-lijst, zodat aan deze lijst geen bindende werking toekomt. De rechtszekerheid verzet zich ertegen dat verweerder verwijst naar bepalingen waarvan niet uitdrukkelijk blijkt dat de planmaker de toepassing daarvan heeft beoogd.
7. De rechtbank is van oordeel dat verweerder niet bevoegd was de omgevingsvergunning te verlenen aangezien de aangevraagde activiteiten niet in strijd zijn met het bestemmingsplan. Verweerder had de aanvraag moeten weigeren op grond van de overweging dat de aangevraagde activiteiten niet in strijd zijn met het bestemmingsplan. Verweerder heeft dit niet onderkend.
8. Aangezien er gelet op het voorgaande geen sprake is van een gebruik dat in strijd is met het bestemmingsplan, hoeven de overige beroepsgronden van eiser geen bespreking meer. De grond dat[derde belanghebbende]geen detailhandel mag verrichten faalt omdat eiser deze activiteiten niet heeft aangevraagd. Mocht [derde belanghebbende]niet toegestane detailhandel gaan verrichten, dan kan daartegen handhavend worden opgetreden.
9. Het beroep is gegrond en de rechtbank vernietigt het bestreden besluit. De rechtbank ziet aanleiding zelf in de zaak te voorzien door het primaire besluit te herroepen.
10. Omdat de rechtbank het beroep gegrond verklaart, bepaalt de rechtbank dat verweerder aan eiser het door hem betaalde griffierecht vergoedt.
11. Er zijn geen voor vergoeding in aanmerking komende proceskosten.

Beslissing

De rechtbank:
- verklaart het beroep gegrond;
- vernietigt het bestreden besluit;
- herroept het primaire besluit en bepaalt dat deze uitspraak in de plaats treedt van het vernietigde bestreden besluit;
- draagt verweerder op het betaalde griffierecht van € 165 aan eiser te vergoeden;
Deze uitspraak is gedaan door mr. B.J. Zippelius, rechter, in tegenwoordigheid van mr. E. Mengerink, griffier. De beslissing is in het openbaar uitgesproken op:
griffier
rechter
Afschrift verzonden aan partijen op:
Rechtsmiddel
Tegen deze uitspraak kan binnen zes weken na de dag van verzending daarvan hoger beroep worden ingesteld bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State. Als hoger beroep is ingesteld, kan bij de voorzieningenrechter van de hogerberoepsrechter worden verzocht om het treffen van een voorlopige voorziening of om het opheffen of wijzigen van een bij deze uitspraak getroffen voorlopige voorziening.