ECLI:NL:RBGEL:2015:2776

Rechtbank Gelderland

Datum uitspraak
29 april 2015
Publicatiedatum
23 april 2015
Zaaknummer
C-05-271085 - HZ ZA 14-410
Instantie
Rechtbank Gelderland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing dekking verzekeringsovereenkomst door beroep op bestemmingswijziging-beding

In deze zaak vorderden eisers, eigenaren van een bedrijfspand, dat Achmea, hun verzekeraar, zou worden veroordeeld tot nakoming van de verzekeringsovereenkomst na een brand in hun pand. De brand vond plaats op 6 november 2013 en werd veroorzaakt door brandstichting, terwijl er eerder een hennepkwekerij in het pand was geweest. Achmea weigerde dekking te bieden op basis van een uitsluiting in de polisvoorwaarden die betrekking had op bestemmingswijzigingen. Eisers stelden dat zij niet op de hoogte waren van deze uitsluiting en dat er geen sprake was van een bestemmingswijziging ten tijde van de brand.

De rechtbank oordeelde dat de verzekeringsvoorwaarden, inclusief de uitsluiting, deel uitmaakten van de overeenkomst. De rechtbank verwierp het verweer van Achmea dat de hennepkwekerij als bestemmingswijziging moest worden beschouwd, omdat deze ten tijde van de brand niet meer aanwezig was. De rechtbank concludeerde dat Achmea gehouden was om dekking te bieden onder de verzekeringsovereenkomst, aangezien er geen sprake was van een relevante bestemmingswijziging die tot afwijzing van de dekking kon leiden.

De rechtbank wees de vorderingen van eisers toe, inclusief de wettelijke rente over het schadebedrag vanaf de datum waarop Achmea had aangegeven niet tot schadevaststelling over te gaan. Achmea werd ook veroordeeld in de proceskosten van eisers. Het vonnis werd uitgesproken door mr. J.A.M. Strens-Meulemeester op 29 april 2015.

Uitspraak

vonnis

RECHTBANK GELDERLAND

Team kanton en handelsrecht
Zittingsplaats Zutphen
zaaknummer / rolnummer: C/05/271085 / HZ ZA 14-410
Vonnis van 29 april 2015
in de zaak van

1.[eiser sub 1],

wonende te [plaats, gemeente],
2.
[eiser sub 2],
wonende te [plaats, gemeente],
eisers,
advocaat mr. K. Roderburg te Amsterdam,
tegen
de naamloze vennootschap
ACHMEA SCHADEVERZEKERINGEN N.V.,
gevestigd te Apeldoorn,
gedaagde,
advocaat mr. B.M. Stroetinga te Eindhoven.
Partijen zullen hierna [eisers] en Achmea genoemd worden.

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
  • het tussenvonnis van 26 november 2014
  • het proces-verbaal van comparitie van 16 maart 2015.
1.2.
Ten slotte is vonnis bepaald.

2.De feiten

2.1.
[eisers] is in privé eigenaar en tevens verhuurder van een bedrijfspand met daarin negen afzonderlijke bedrijfsunits gelegen aan de [adres te plaats].
2.2.
[eisers] heeft met ingang van 21 augustus 2012 een Bedrijven Compact Polis afgesloten bij Interpolis, één van de handelsnamen van Achmea. Als hoofdactiviteit is verhuur van onroerend goed vermeld. De verzekering biedt onder meer dekking tegen brandschade. Op het polisblad is vermeld:
Specificaties en voorwaardenVoor u zijn de ‘Verzekeringsvoorwaarden MKB, versie 5.3’ van toepassing.”
2.3.
Op 6 november 2013 heeft in bedrijfsunit 2H brand gewoed waardoor schade is ontstaan, hetgeen op dezelfde dag aan Achmea is gemeld.
2.4.
Namens Achmea is door R. Kleinsman onderzoek naar de oorzaak van de brand gedaan. Namens [eisers] heeft R. van de Kerkhof van Gorissen & Van der Zande Schadeonderzoek (hierna: Van de Kerkhof) de toedracht van de brand onderzocht.
In het onderzoeksrapport van Van de Kerkhof zijn onder meer de volgende passages opgenomen.

Slotopmerkingen
(…) In het onderzoek is het volgende vast komen te staan:

Erwassprake van een hennepkwekerij;

Er is een poging tot inbraak gedaan die op zaterdag 2 november werd ontdekt;

Er is een inbraak in het pand geweest. Dit werd op 6 november door de aangekomen brandweer ontdekt;

De brand op 6 november is ontstaan ten gevolge van brandstichting;

De hennepkwekerij was ten tijde van het uitbreken van de brand niet meer aanwezig. Alle planten waren verwijderd en de gehele installatie van de kwekerij was niet meer aanwezig.
Door de onderzoekers kon tot op heden niet vastgesteld worden wanneer elke van bovenstaande punten heeft plaatsgevonden. Derhalve is naar mijn mening geen sprake van causaal verband tussen de kwekerij en de brandENwas er ten tijde van de brand überhaupt geen sprake meer van een in werking zijnde hennepkwekerij.
(…)”
2.5.
Bij brief van 11 december 2013 heeft [eisers] aanspraak gemaakt op dekking onder de polis. Bij brief van 17 december 2013 schrijft Achmea onder meer:
Bestemmingswijziging:
Wij doen een beroep op de uitsluiting bestemmingswijziging zoals in de polisvoorwaarden is opgenomen. In Hoofdstuk 1 Gebouwen, paragraaf 0, onder uitsluitingen sub 12 van de verzekeringsvoorwaarden is de uitsluiting ‘bestemmingswijziging’ als volgt gedefinieerd:
De verzekering geeft geen dekking in geval van bestemmingswijziging van het gebouw waardoor dit gebouw aan meer gevaar wordt blootgesteld en wij de verzekering niet of niet onder dezelfde voorwaarden zouden hebben afgesloten. Hierbij is niet van belang of u of verzekerde wetenschap had van de bestemmingswijziging.”
Bij brief van 13 maart 2014 heeft Achmea haar afwijzing van de door [eisers] gedane aanspraak op dekking gehandhaafd.

3.Het geschil

3.1.
[eisers] vordert dat de rechtbank bij uitvoerbaar bij voorraad te verklaren vonnis Achmea zal veroordelen
- tot nakoming van de tussen partijen gesloten verzekeringsovereenkomst door de schade aan al hetgeen volgens de verzekeringsovereenkomst is verzekerd te laten vaststellen conform de verzekeringsvoorwaarden,
- tot uitkering van het vast te stellen schadebedrag aan [eisers],
- tot vergoeding aan [eisers] van de wettelijke rente over dit schadebedrag vanaf 17 december 2013, subsidiair vanaf 22 september 2014, en
- in de kosten van de procedure.
3.2.
[eisers] legt tegen de achtergrond van de vaststaande feiten het volgende aan zijn vorderingen ten grondslag
De uitsluiting is opgenomen in de algemene voorwaarden die nimmer zijn overeengekomen. Voorts heeft [eisers] een beroep gedaan op de vernietigbaarheid van de algemene voorwaarden, omdat aan [eiser sub 1] geen redelijke mogelijkheid is geboden tot kennisneming van de algemene voorwaarden en het beding inzake de bestemmingswijziging onredelijk bezwarend is. Tot slot heeft [eisers] aangevoerd dat geen sprake is van een bestemmingswijziging, gelet op de aan het object toegekende bestemming en de (korte) duur van de wijziging. Voor zover sprake is van een bestemmingswijziging is een beroep van Achmea hierop in de gegeven omstandigheden naar maatstaven van redelijkheid en billijkheid onaanvaardbaar.
3.3.
Achmea concludeert tot afwijzing van de vorderingen met uitvoerbaar bij voorraad te verklaren veroordeling van [eisers] in de kosten van de procedure en de nakosten van € 131,00, te verhogen met € 56,00 ingeval van betekening van het vonnis.
Achmea beroept zich op de in de overeengekomen voorwaarden opgenomen uitsluiting van dekking indien bestemmingswijziging van het gebouw leidt tot een groter gevaar dan het gevaar dat bij het aangaan van de overeenkomst bekend was. Dit beding dient te worden beschouwd als kernbeding. In het gebouw is een hennepkwekerij aangetroffen. Dit geldt als een sprekend geval van bestemmingswijziging. Het feit dat de kwekerij was ontmanteld, doet niet af aan toename van de kans op schade, omdat het in het illegale milieu niet ongewoon is om geschillen illegaal te beslechten of te trachten bewijsmateriaal door brandstichting te vernietigen.

4.De beoordeling

4.1.
Kern van het geschil tussen partijen betreft de vraag of Achmea op grond van een beroep op de uitsluiting ‘bestemmingswijziging’ aan [eisers] dekking onder de verzekeringsovereenkomst kan weigeren.
4.2.
[eisers] betwist dat de verzekeringsvoorwaarden zijn overeengekomen. Hieraan wordt voorbijgegaan. De overgelegde Bedrijven Compact Polis (zie 2.2) vermeldt duidelijk dat de ‘Verzekeringsvoorwaarden MKB, versie 5.3’ van toepassing zijn. Ingevolge artikel 7:932 lid 1 BW jo. artikel 156 Rv is de polis een onderhandse akte waarin de gesloten verzekeringsovereenkomst is vastgelegd. Op grond van artikel 157 lid 2 Rv levert een onderhandse akte ten aanzien van de verklaring van een partij omtrent hetgeen de akte bestemd is ten behoeve van de wederpartij te bewijzen, tussen partijen dwingend bewijs op van de waarheid van die verklaring. Hiermee staat vast dat deze voorwaarden onderdeel zijn van de afspraken tussen partijen.
4.3.
Het beroep op vernietigbaarheid van de verzekeringsvoorwaarden door [eisers] heeft Achmea gepareerd met het standpunt dat het ‘bestemmingswijziging’ - beding een duidelijk en begrijpelijk geformuleerd kernbeding is. Dit standpunt wordt verworpen.
Vooropgesteld wordt dat het begrip kernbeding restrictief moet worden uitgelegd. Een kernbeding kan worden omschreven als een beding dat
rechtstreeksvan invloed is op de omvang van de dekking. Anders dan Achmea aanvoert, kan uit deze bepaling niet rechtstreeks een bepaalde dekkingsomvang worden afgeleid. Het beding bevat een maatstaf aan de hand waarvan de verzekeraar kan beoordelen of een bestemmingswijziging moet leiden tot afwijzing van de dekking. Hiermee is het beding op indirecte wijze van invloed op de dekkingsomvang en kwalificeert het dus niet als kernbeding.
4.4.
[eisers] beroept zich op de vernietigbaarheid van de verzekeringsvoorwaarden ingevolge artikel 6:233 onder b jo. 6:234 lid 1 BW, omdat hem geen redelijke mogelijkheid is geboden om van deze voorwaarden kennis te nemen. De vernietigbaarheid op deze grond leidt uitzondering als [eisers] bekend was met de inhoud van het ‘bestemmingswijziging’- beding. Achmea heeft in dit verband aangevoerd dat de verzekeringsovereenkomst is gesloten via een voor rekening en risico van [eisers] handelende assurantietussenpersoon. In de precontractuele fase heeft geen direct overleg met Achmea plaatsgevonden. De assurantietussenpersoon heeft - naar mag worden aangenomen - in overleg met [eisers] een aanvraag tot het aangaan van de verzekeringsovereenkomst bij Achmea ingediend en Achmea heeft de aanvraag beoordeeld en aanvaard. De wetenschap van de assurantietussenpersoon dient als vertegenwoordiger van [eisers] aan hem te worden toegerekend, aldus Achmea.
Gelet op de bemiddelende functie van de assurantietussenpersoon die niet zonder meer een vertegenwoordigingsbevoegdheid inhoudt, wordt de enkele stelling van Achmea dat de kennis van de assurantietussenpersoon moet worden toegerekend aan [eisers] wegens het ontbreken van een nadere toelichting gepasseerd. [eisers] heeft betwist via de assurantietussenpersoon op de hoogte te zijn gesteld van de inhoud van de verzekeringsvoorwaarden en ze via deze te hebben ontvangen. Hij heeft enkel een aanvraag ondertekend. Dit lijkt ook wel aannemelijk in verband met het volgende.
4.5.
Ter zitting heeft Achmea verklaard dat zij de verzekeringsvoorwaarden bij de eerste polis rechtstreeks heeft verzonden aan [eisers] Dat deze niet zouden zijn ontvangen door [eisers], wordt betwist door Achmea. Zij heeft aangevoerd dat uit het computersysteem van Achmea blijkt dat aan [eisers] zeven polissen en tweemaal de verzekeringsvoorwaarden zijn verstuurd. [eisers] heeft ter onderbouwing van zijn standpunt correspondentie overgelegd die hij van Achmea in verband met de Bedrijven Compact Polis heeft ontvangen. Uit de aanbiedingsbrieven van 5 februari 2013 en van 11 februari 2015 blijkt dat het verzekeringsbewijs als bijlage is meegestuurd, maar de verzekeringsvoorwaarden staan niet als bijlage vermeld. Er zou een begin van bewijs zijn geweest als Achmea een aanbiedingsbrief met als bijlagen de polis en de verzekeringsvoorwaarden in het geding had gebracht met een datum van vóór de brand. Nu zij dat achterwege heeft gelaten, staat niet vast dat de verzekeringsvoorwaarden aan [eisers] zijn verzonden.
4.6.
Voor het geval dat Achmea in staat zou zijn de onder 4.5 bedoelde brief alsnog over te leggen, wordt het volgende overwogen met betrekking tot de afwijzing van dekking door Achmea in verband met de bestemmingswijzing.
[eisers] heeft onweersproken gesteld dat de huurder van bedrijfsunit 2H zo’n 90 dagen de beschikking had over het gehuurde tot het moment van de brand. Op het moment van de brand was de hennepkwekerij op de eerste verdieping volledig ontmanteld. Dit betekent dat, voor zover al sprake is geweest van een bestemmingswijziging (en een hennepkwekerij valt daar op zich onder), op het moment van de brand geen sprake meer was van een bestemmingswijziging. Het was dus een wijziging met een kort incidenteel karakter. Bovendien blijkt uit het rapport van het onderzoek van de brand van Van de Kerkhof dat hetgeen tot verhoging van het brandgevaar zou kunnen leiden, namelijk een ondeugdelijke elektrische installatie, in zijn geheel was weggenomen. Onder deze omstandigheden is geen sprake van een bestemmingswijziging in de zin van de verzekeringsvoorwaarden die tot afwijzing van dekking kan leiden.
4.7.
Voorts heeft Achmea gesteld dat zich in deze zaak de meest waarschijnlijke oorzaak voor de brand heeft gerealiseerd, namelijk dat van het morele risico verband houdend met een activiteit als een hennepkwekerij. Daargelaten dat deze algemene stelling zonder enige onderbouwing wordt geponeerd, wordt deze stelling verworpen. Uit de brief van 13 maart 2014 blijkt dat Achmea op het moment van de brand wist dat unit 2H leeg stond. [eisers] had al wel aan de tussenpersoon doorgegeven dat een bedrijf voor landschapsverzorging en/of stratenmaken de betreffende unit had gehuurd, maar dit was bij Achmea nog niet bekend. Als Achmea akkoord is met (tijdelijke) leegstand van een unit en er ontstaat brand op de begane grond, heeft zich een onder de dekking vallend risico gerealiseerd.
4.8.
Het voorgaande leidt tot de conclusie dat Achmea gehouden is over te gaan tot dekking onder de Bedrijven Compact Polis. De vorderingen van [eisers] zullen worden toegewezen.
4.9.
Het verweer van Achmea dat de wettelijke rente niet toewijsbaar is, omdat daarvoor is vereist dat de schade-uitkering eerst wordt vastgesteld en pas daarna sprake kan zijn van verzuim van Achmea, wordt gepasseerd. Bij brief van 13 maart 2014 was het voor [eisers] kenbaar dat Achmea niet tot vaststelling van de schade zou overgaan, zodat deze datum in aanmerking wordt genomen.
4.10.
Achmea zal als de in het ongelijk gestelde partij in de proceskosten worden veroordeeld. De kosten aan de zijde van [eisers] worden begroot op:
- dagvaarding € 93,80
- griffierecht 282,00
- salaris advocaat
904,00(2,0 punten × tarief € 452,00)
Totaal € 1.279,80

5.De beslissing

5.1.
veroordeelt Achmea
- tot nakoming van de tussen partijen gesloten verzekeringsovereenkomst door de schade aan al hetgeen volgens de verzekeringsovereenkomst is verzekerd, te laten vaststellen conform de verzekeringsvoorwaarden,
- tot uitkering van het vast te stellen schadebedrag aan [eisers],
- tot vergoeding aan [eisers] van de wettelijke rente over dit schadebedrag vanaf 13 maart 2014,
5.2.
veroordeelt Achmea in de proceskosten, aan de zijde van [eisers] tot op heden begroot op € 1.279,80,
5.3.
verklaart dit vonnis uitvoerbaar bij voorraad.
Dit vonnis is gewezen door mr. J.A.M. Strens-Meulemeester en in het openbaar uitgesproken op 29 april 2015.
St/Le