In deze verstekzaak vordert de verhuurder een boete van 50% van alle huurtermijnen die bij normale uitvoering van de huurovereenkomst zouden zijn verschenen. De kantonrechter oordeelt dat de Richtlijn 93/13/EEG betreffende oneerlijke bedingen in consumentenovereenkomsten van toepassing is op de huurovereenkomst tussen de verhuurder en de huurder, die als particulier wordt aangemerkt. De kantonrechter vernietigt ambtshalve het beding dat een boete van 50% oplegt bij niet-nakoming van de huurovereenkomst, omdat dit beding onredelijk bezwarend is voor de huurder. De vordering tot betaling van huurachterstand van € 560,00 wordt toegewezen, evenals de wettelijke rente over dit bedrag. De verhuurder heeft ook aanspraak gemaakt op buitengerechtelijke incassokosten, maar deze worden slechts toegewezen tot het bedrag dat in de aanmaning is genoemd, namelijk € 48,40. De gedaagde partij wordt in het ongelijk gesteld en moet de proceskosten dragen. De kantonrechter veroordeelt de gedaagde partij tot betaling van in totaal € 608,40 aan de eisende partij, vermeerderd met wettelijke rente, en verklaart de veroordelingen uitvoerbaar bij voorraad.