ECLI:NL:RBGEL:2015:2621

Rechtbank Gelderland

Datum uitspraak
15 april 2015
Publicatiedatum
17 april 2015
Zaaknummer
208814
Instantie
Rechtbank Gelderland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing van incidentele vorderingen in een civiele procedure tussen Tennet TSO B.V. en Alstom c.s.

In deze civiele procedure, die zich afspeelt voor de Rechtbank Gelderland, hebben Tennet TSO B.V. en Alstom c.s. een geschil over een incident dat zich voordeed in een eerder stadium van de rechtszaak. De rechtbank heeft op 15 april 2015 uitspraak gedaan in dit incident, waarbij de vorderingen van Alstom c.s. tot aanhouding van de procedure zijn afgewezen. De rechtbank overweegt dat de vorderingen van Alstom c.s. niet kunnen worden toegewezen, omdat de aangevoerde gronden onvoldoende zijn om de aanhouding te rechtvaardigen. De rechtbank wijst erop dat het hoger beroep van ABB c.s. tegen de afwijzing van hun vordering tot voeging niet automatisch leidt tot schorsing van het geding tussen Tennet c.s. en Alstom c.s. De rechtbank benadrukt dat Tennet c.s. niet gedwongen kan worden om te wachten op een uitspraak van de Hoge Raad in de zaak tegen ABB c.s. en dat er geen rechtsregel is die hen verplicht om hun vorderingen tegen verschillende gedaagden in één procedure te bundelen. De rechtbank concludeert dat de belangenafweging niet leidt tot een andere uitkomst en dat de procedure voortgezet kan worden zonder aanhouding. Alstom c.s. wordt veroordeeld in de proceskosten van het incident, die zijn begroot op € 3.211,00. De zaak zal verder worden behandeld in de hoofdzaak, waarbij de rechtbank de partijen heeft verzocht om partijberaad.

Uitspraak

vonnis

RECHTBANK GELDERLAND

Team kanton en handelsrecht
Zittingsplaats Arnhem
zaaknummer / rolnummer: C/05/208814 / HA ZA 10-2412 / 172
Vonnis in incident van 15 april 2015
in de zaak van
1. de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
TENNET TSO B.V.,
gevestigd te Arnhem,
2. de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
SARANNE B.V.,
gevestigd te Arnhem,
eiseressen in de hoofdzaak,
verweersters in het incident,
advocaten mrs. J.K. de Pree en D.J. Beenders te Amsterdam,
tegen
1. de rechtspersoon naar vreemd recht
ALSTOM,
gevestigd te Levallois-Perret Cedex, Frankrijk,
2. de rechtspersoon naar vreemd recht
ALSTOM GRID S.A.S.,
gevestigd te Paris-La Défense Cedex, Frankrijk,
3. de rechtspersoon naar vreemd recht
COGELEX,
gevestigd te Paris-La Défense Cedex, Frankrijk,
4. de rechtspersoon naar vreemd recht
ALSTOM HOLDINGS,
gevestigd te Levallois-Perret Cedex, Frankrijk,
gedaagden in de hoofdzaak,
eiseressen in het incident,
procesadvocaat mr. F.A.M. Knüppe te Arnhem,
behandelend advocaten mrs. K.A.J. Bisschop en S.H. Bouwers te Amsterdam,
Partijen zullen hierna Tennet c.s. en Alstom c.s. genoemd worden.

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
- het vonnis in (een eerder) incident van 4 februari 2015, waarbij in de hoofdzaak de zaak werd verwezen naar de rol van 4 maart 2015 voor antwoordaktes aan beide zijden tegelijk
- de nadere akte uitlating tussenvonnis (in de hoofdzaak) van Tennet c.s. van 4 maart 2015
- de antwoordakte tevens houdende incidentele vordering tot aanhouding van de procedure met verzoek tot voorafgaande behandeling van het incident ex artikel 209 Rv van Alstom c.s. van 4 maart 2015
- de incidentele conclusie van antwoord van Tennet c.s. van 18 maart 2015.
1.2.
Vervolgens is vonnis bepaald in het nieuwe incident.

2.De beoordeling in het incident

2.1.
Het vorige incident betrof de vordering van ABB B.V. en ABB Ltd. (verder te noemen ABB c.s.) tot voeging ex artikel 217 Rv aan de zijde van Alstom c.s. Deze vordering is afgewezen bij het vonnis in incident van 4 februari 2015. ABB c.s. is tegen dat vonnis in hoger beroep gegaan.
2.2.
Tussen Tennet c.s. en ABB c.s. zelf loopt ook een procedure. Het betreft een aansprakelijkheidsprocedure, waarin de rechtbank op 16 januari 2013 een eindvonnis heeft uitgesproken en het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden (het Hof) een eindarrest op 2 september 2014. Tegen dit arrest loopt beroep in cassatie. Intussen heeft Tennet c.s. in die zaak bij deze rechtbank tegen ABB c.s. een schadestaatprocedure aanhangig gemaakt. Deze schadestaatprocedure is naar de parkeerrol verwezen in verband met dat beroep in cassatie.
2.3.
Alstom c.s. vordert thans in dit nieuwe incident om de onderhavige procedure tussen Tennet c.s. en Alstom c.s. aan te houden hangende:
a. a) primair: de cassatieprocedure tussen Tennet c.s. en ABB c.s. over het doorberekeningsverweer van Tennet c.s.;
b) subsidiair: de appelprocedure tussen ABB c.s. en Alstom c.s. en Tennet c.s. over de afwijzing van het verzoek tot voeging zoals geïnitieerd door ABB c.s.;
c) meer subsidiair: een door Alstom c.s. aangekondigde procedure tegen ABB c.s. op grond van artikel 843a Rv, dan wel
d) nog meer subsidiair: de schadestaatprocedure tussen Tennet c.s. en ABB c.s.
2.4.
Voorts verzoekt Alstom c.s., voor het geval de procedure niet wordt aangehouden of de aanhouding niet leidt tot het door haar gewenste resultaat, haar toestemming te verlenen om ABB c.s. met toepassing van artikel 118 Rv in het geding op te roepen.
2.5.
Tennet c.s. verzet zich tegen aanhouding van de zaak en/of oproeping van ABB c.s. in het geding.
2.6.
De rechtbank is van oordeel dat de incidentele vorderingen moeten worden afgewezen, omdat de aangevoerde gronden die vorderingen niet kunnen dragen. De rechtbank motiveert dit nader als volgt.
2.7.
In de eerste plaats geldt dat het hoger beroep van ABB c.s. tegen de afwijzing van haar vordering tot voeging ex artikel 217 Rv, anders dan Alstom c.s. betoogt, niet van rechtswege leidt tot schorsing van het geding tussen Tennet c.s. en Alstom c.s. Omdat die afwijzing in het vonnis van 4 februari 2015 ten opzichte van ABB c.s. een eindvonnis was, gold voor haar het appelverbod van artikel 337 lid 2 Rv niet, maar dit verbod geldt wel voor Tennet c.s. en Alstom c.s. De rechtbank heeft geen tussentijds hoger beroep opengesteld van dat vonnis, welk vonnis kwalificeert als een tussenvonnis ten opzichte van Tennet c.s. en Alstom c.s. Op grond van het tweede lid van artikel 350 Rv heeft een hoger beroep dan ook geen schorsende werking ten aanzien van Tennet c.s. en Alstom c.s. Zij dienden en dienen voort te procederen en na afronding van hun debat komt de zaak bij deze rechtbank in staat van wijzen.
2.8.
Een belangenafweging leidt niet tot een andere uitkomst. De rechtbank verwijst naar rechtsoverweging 2.15 van het vonnis van 4 februari 2015, welke overweging als hier herhaald kan worden beschouwd. Tennet c.s. hoeft zich niet te laten welgevallen dat deze reeds meer dan vier jaren slepende rechtszaak nog verder wordt vertraagd. De grenzen van een behoorlijke procesorde zijn bereikt.
2.9.
Voorts overweegt de rechtbank dat Tennet c.s. ervoor heeft gekozen en ervoor heeft mogen kiezen om haar gelijksoortige vorderingen tegen Alstom c.s. en tegen ABB c.s. in twee afzonderlijke procedures aanhangig te maken. Er is geen rechtsregel die haar verplicht om haar vorderingen tegen deze verschillende gedaagden in één enkele procedure te bundelen. Dit geldt te meer nu buiten de subject-verschillen er ook andere procedurele- en tevens inhoudelijke verschillen zijn. Alstom c.s. en ABB c.s. worden vertegenwoordigd door verschillende advocatenkantoren, de rechterlijke bevoegdheid is gebaseerd op verschillende gronden, in de zaak tegen ABB c.s. is gekozen voor een getrapte procedure terwijl in de zaak tegen Alstom c.s. meteen de concrete schadeclaim ter beoordeling ligt, Alstom c.s. heeft haar deelname aan het kartel betwist die ABB c.s. als zelfmelder moeilijk kon ontkennen en ook op enkele andere onderdelen lopen de feiten en de juridische standpunten in meer of mindere mate uiteen.
2.10.
Er bestaat voorts ook geen rechtsregel op grond waarvan Tennet c.s. als eiseres in de zaak tegen Alstom c.s. gedwongen zou moeten worden om, tegen haar wil, te wachten op een uitspraak van de Hoge Raad (en/of hogere instantie) in de zaak tegen ABB c.s., waarin beroep in cassatie is ingesteld. In het bijzonder dwingt artikel 392 lid 6 Rv niet tot aanhouding. Deze bepaling noopt wel tot een belangenafweging, indien één van de partijen wel aanhouding wil en de andere partij niet.
2.11.
In het kader van deze belangenafweging merkt de rechtbank op dat zij in het vonnis van 4 februari 2015, rechtsoverweging 2.14, partijen heeft voorgehouden dat de rechtbank zich in beginsel dient te voegen naar de rechtsoordelen van hogere instanties. Dit betekent dat de rechtbank in beginsel, dit wil zeggen indien en voor zover geen andere feiten en/of argumenten worden aangevoerd, zich ook in de zaak tussen Tennet c.s. en Alstom c.s. zal moeten voegen naar het rechtsoordeel van het Hof in de zaak tussen Tennet c.s. en ABB c.s. inzake het in beide zaken gevoerde doorberekeningsverweer, zulks zolang dat oordeel van het Hof niet is gecasseerd door de Hoge Raad. Dat rechtsoordeel van het Hof was onwelgevallig voor Tennet c.s. en het is ook Tennet c.s. die daartegen beroep in cassatie heeft ingesteld. Het is dus meer in het belang van Tennet c.s. dan in dat van Alstom c.s. dat gewacht wordt op een uitspraak in cassatie over dat verweer, maar Tennet c.s. wil daar niet op wachten en de rechtbank wil haar daartoe niet ambtshalve dwingen.
2.12.
Ten aanzien van haar eigen bevoegdheid om ambtshalve tot aanhouding te beslissen overweegt de rechtbank dat het Hof het doorberekeningsverweer in de aansprakelijkheidsprocedure tussen Tennet c.s. en ABB c.s. nog niet uitputtend heeft behandeld. In het bijzonder heeft het Hof nog niet beslist op de bewijslastverdeling. Dit heeft het Hof overgelaten aan de schadestaatrechter, maar de schadestaatprocedure tussen Tennet c.s. en ABB c.s. staat hier op de parkeerrol in afwachting van het arrest van de Hoge Raad en de schadestaatrechter komt in die zaak voorlopig niet aan het woord. Het komt de rechtbank juist dienstig voor dat zij in de zaak tussen Tennet c.s. en Alstom c.s. nadere invulling geeft aan hetgeen het Hof nog heeft opengelaten en (onder meer) inzake de stelplicht- en bewijslastverdeling zo spoedig mogelijk beslist.
2.13.
Op grond van het vorenstaande moet de rechtbank de onder a (primair), b (subsidiair) en d (nog meer subsidiair) aangevoerde redenen voor aanhouding van de zaak van de hand wijzen.
2.14.
Verder ziet de rechtbank geen aanleiding om de zaak aan te houden in afwachting van het resultaat van een eventueel nog door Alstom c.s. tegen ABB c.s. in te stellen rechtsvordering ex artikel 843a Rv. Het gaat Alstom c.s. daarbij om een tweetal rapporten, die ABB c.s. in bezit zou hebben en waarnaar ABB c.s. verwees tijdens het pleidooi in het vorige incident op 20 januari 2015. Alstom c.s. wil deze rapporten gebruiken om het door Tennet c.s. overgelegde rapport van Lexonomics te kunnen bestrijden.
2.15.
Te dien aanzien stelt de rechtbank voorop dat het in de eerste plaats aan Alstom c.s. zelf was en is om inzicht te geven in haar eigen prijsberekening en kostprijsontwikkeling c.q. die van haar groepsleden. De rechtbank verwijst naar haar tussenvonnis van 24 september 2014, rechtsoverwegingen 4.31 en 4.37, waarin de rechtbank ter zake een stel- en onderbouwingsplicht op Alstom c.s. heeft gelegd. Alstom c.s. heeft niet uitgelegd waarom zij voor het verschaffen van inzicht in haar eigen (kost)prijzen bescheiden nodig heeft van ABB c.s. Voorts bevreemdt het de rechtbank dat Alstom c.s. de rapporten van ABB c.s., die zij meent te kunnen gebruiken, niet op vrijwillige basis heeft kunnen krijgen. ABB c.s. heeft zich in dit geding nota bene als partij aan haar zijde willen voegen. Tevens moet in ogenschouw blijven dat Alstom c.s. en ABB c.s. deelgenoot waren in het kartel en zich daarmee onderling hadden verbonden tot informatie-uitwisseling.
2.16.
Wat daarvan verder zij, uit de door Alstom c.s. overgelegde correspondentie volgt dat Alstom c.s. reeds voordat zij in de hoofdzaak haar antwoordakte moest indienen wist dat ABB c.s. niet (zonder meer) bereid was om haar die rapporten ter inzage te geven. Alstom c.s. heeft daarin blijkbaar geen aanleiding gevonden om meteen een kort geding tegen ABB c.s. te entameren en de rechtbank acht het in strijd met de beginselen van een goede procesorde, waarvan de grenzen zijn bereikt (zie hierboven), dat de zaak tussen Tennet c.s. en Alstom c.s. nu wordt aangehouden om Alstom c.s. daartoe alsnog in de gelegenheid te stellen. Indien de rechtbank in de hoofdzaak op het desbetreffende onderdeel toekomt aan een bewijsopdracht, hetgeen geen gegeven is, dan heeft Alstom c.s. nog geruime tijd om te proberen om de door haar opgevraagde stukken in handen te krijgen en vervolgens in het kader van haar (tegen)bewijslevering in het geding te brengen. Daarvoor hoeft de zaak niet te worden aangehouden.
2.17.
Ook de aanhoudingsgrond sub c (meer subsidiair) faalt derhalve.
2.18.
Het subsidiaire verzoek van Alstom c.s. om haar toestemming te verlenen om ABB c.s. met toepassing van artikel 118 Rv in het geding te mogen oproepen, moet worden afgewezen omdat dit indruist tegen de partijautonomie van Tennet c.s., die zelf mag bepalen tegen wie zij haar vorderingen aanhangig maakt.
2.19.
Voor zover Alstom c.s. heeft bedoeld verlof te vragen om ABB c.s. in vrijwaring op te roepen krachtens artikel 210 Rv, moet haar dit verlof worden ontzegd reeds omdat zij op grond van dat en het volgende wetsartikel een dergelijk verzoek op straffe van verval had moeten indienen op de roldatum die was bepaald voor de conclusie van antwoord. Dat was vele jaren geleden (12 januari 2011). Reeds in haar dagvaarding van 29 september 2010 heeft Tennet c.s. haar schade begroot door vergelijking van de prijzen die kartelgenoot ABB c.s. tijdens en ná het kartel berekende. Alstom c.s. heeft niet uitgelegd waarom zij nu pas op het idee komt dat ABB c.s. haar wellicht processuele bijstand kan of moet verlenen.
2.20.
Op grond van het vorenstaande wordt de vordering c.q. het verzoek van Alstom c.s. afgewezen. Alstom c.s. zal als de in het ongelijk gestelde partij in de proceskosten van het incident worden veroordeeld. De kosten aan de zijde van Tennet c.s. worden begroot op één punt tegen het voor de hoofdzaak geldende liquidatietarief.
in de hoofdzaak
2.21.
Na de antwoordaktewisseling op 4 maart 2015 is het toegelaten schriftelijk debat voltooid. De rechtbank zal de zaak naar de rol verwijzen voor partijberaad als bedoeld in artikel 2.11 van het Landelijk procesreglement civiele dagvaardingszaken bij rechtbanken.

3.De beslissing

De rechtbank
in het incident
3.1.
wijst het gevorderde af,
3.2.
veroordeelt Alstom c.s. in de kosten van het incident, aan de zijde van Tennet c.s. tot op heden begroot op € 3.211,00,
3.3.
verklaart deze proceskostenveroordeling uitvoerbaar bij voorraad,
in de hoofdzaak
3.4.
bepaalt dat de zaak weer op de rol zal komen van
29 april 2015voor partijberaad.
Dit vonnis is gewezen door mrs. N.W. Huijgen, S.H. Bokx-Boom en G.J. Meijer en in het openbaar uitgesproken op 15 april 2015.