ECLI:NL:RBGEL:2015:2607

Rechtbank Gelderland

Datum uitspraak
15 april 2015
Publicatiedatum
16 april 2015
Zaaknummer
3303967
Instantie
Rechtbank Gelderland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Aansprakelijkheid van oprichters en bestuurders van een vennootschap wegens onrechtmatige bekrachtiging

In deze zaak, die voor de Rechtbank Gelderland is behandeld, gaat het om de aansprakelijkheid van de oprichters en bestuurders van Budget Tuinen B.V. in verband met onrechtmatige bekrachtiging van rechtshandelingen. De eiser, TUINvisie B.V., heeft een vordering ingesteld tegen Budget Tuinen B.V. en haar oprichters, [gedaagde sub 1] en [gedaagde sub 2], omdat zij van mening is dat deze oprichters aansprakelijk zijn voor de verplichtingen die voortvloeien uit de bestellingen die zijn gedaan voordat de vennootschap officieel was opgericht. De kantonrechter heeft in een tussenvonnis van 11 februari 2015 TUINvisie in de gelegenheid gesteld om in te gaan op het verweer van Budget Tuinen c.s. dat de oprichters niet meer persoonlijk aansprakelijk zijn omdat de vennootschap de rechtshandeling achteraf heeft bekrachtigd.

TUINvisie stelt dat de oprichters wisten dat Budget Tuinen haar verplichtingen niet zou nakomen, wat hen hoofdelijk aansprakelijk maakt voor de schade die TUINvisie heeft geleden. De kantonrechter heeft de relevante artikelen uit het Burgerlijk Wetboek, met name artikel 2:203, besproken, waarin de aansprakelijkheid van oprichters en bestuurders wordt geregeld. De rechter concludeert dat de bekrachtiging door Budget Tuinen op 6 januari 2014 niet leidt tot een onvoorwaardelijk ontslag van aansprakelijkheid voor de oprichters, omdat zij wisten dat de vennootschap haar verplichtingen niet zou kunnen nakomen.

De kantonrechter heeft vervolgens geoordeeld dat de vordering van TUINvisie tegen Budget Tuinen c.s. toewijsbaar is, en heeft hen hoofdelijk veroordeeld tot betaling van een bedrag van € 3.328,46, vermeerderd met wettelijke handelsrente. Daarnaast zijn de kosten van het geding aan de zijde van TUINvisie begroot op € 1.304,34. Dit vonnis is uitgesproken door de kantonrechter R.J.J. van Acht en is uitvoerbaar bij voorraad verklaard.

Uitspraak

vonnis
RECHTBANK GELDERLAND
Team kanton en handelsrecht
Zittingsplaats Arnhem
zaakgegevens 3303967 \ CV EXPL 14-13928 \ 398 \ 522fh
uitspraak van
vonnis
in de zaak van
de besloten vennootschap TUINvisie B.V.
gevestigd te Enter
eisende partij
gemachtigde N. Swigon (Janssen & Janssen c.s. Eindhoven)
tegen

1.[gedaagde sub 1]

wonende te [woonplaats]

2. [gedaagde sub 2]

wonende te [woonplaats]
3.de besloten vennootschap
Budget Tuinen B.V,handelende onder
Low Budgettuinen, Goedkope Tuinen, Goedkope Tuinaanleg, Budget Grondwerken, Budget Bouwbedrijf, Budget Tuin, Budget Badkamerinstallaties & Budget Stucadoorsbedrijf
gevestigd en kantoorhoudende te Terschuur
gedaagde partijen
gemachtigde eerst mr. G.R.M. van Veen, nu mr. F.H. Barwegen
Partijen worden ook hierna weer als TUINvisie respectievelijk Budget Tuinen c.s. aangeduid; waar nodig worden gedaagden afzonderlijk Budget Tuinen, [gedaagde sub 1] en [gedaagde sub 2] genoemd.

1.De procedure

Het verloop van de procedure blijkt uit:
- het tussenvonnis van 11 februari 2015 en de daarin genoemde gedingstukken;
- de akte van TUINvisie.

2.De verdere beoordeling

2.1.
De kantonrechter blijft bij wat in het tussenvonnis van 11 februari 2015 (verder te noemen: het tussenvonnis) is overwogen en beslist.
2.2.
Bij het tussenvonnis heeft de kantonrechter TUINvisie in de gelegenheid gesteld in te gaan op het verweer van Budget Tuinen c.s. dat, omdat de overeenkomst weliswaar door [gedaagde sub 1] en [gedaagde sub 2] gesloten is vóór de juridische oprichting van Budget Tuinen maar - anders dan door TUINvisie bij de dagvaarding is gesteld - achteraf door deze is bekrachtigd, [gedaagde sub 1] en [gedaagde sub 2] als oprichters niet meer persoonlijk aansprakelijk zijn voor de rechtshandelingen die zij namens de vennootschap in oprichting hebben verricht.
2.3.
TUINvisie stelt het volgende. Na 9 oktober 2013, de datum van verzending van de laatste factuur aan Budget Tuinen c.s, is niet meer aan Budget Tuinen geleverd omdat al meer dan één factuur onbetaald gebleven was. Budget Tuinen is opgericht bij akte van 6 januari en ingeschreven in het handelsregister op 9 januari 2014. Budget Tuinen heeft in de periode van 20 juli tot 9 oktober 2013 producten besteld en geleverd gekregen. Alle facturen dateren uit de periode dat zij nog in oprichting was.
2.4.
TUINvisie staat op het standpunt dat, anders dan [gedaagde sub 1] en [gedaagde sub 2] van mening zijn, een daad van bekrachtiging als bedoeld in artikel 2:203 lid 2 BW niet resulteert in een onvoorwaardelijk ontslag van aansprakelijkheid van de oprichters. Beiden wisten, aldus TUINvisie, dat Budget Tuinen haar verplichtingen niet zou nakomen. Zij leidt dit af uit de passage “BT heeft medio oktober aan Tuinvisie laten weten dat zij kampte met betalingsproblemen.” Haar incassogemachtigde Euler heeft Budget Tuinen aangemaand op 24 en 30 oktober en 1 en 26 november 2013. [gedaagde sub 1] en [gedaagde sub 2] zijn aangemaand door haar incassogemachtigde Janssen & Janssen op 17 december 2013 en 17 januari 2014. De bekrachtiging door Budget Tuinen op 6 januari 2014 kan dan ook geen ander doel hebben gediend, zo stelt TUINvisie, de aansprakelijkheid van [gedaagde sub 1] en [gedaagde sub 2] jegens haar uit te sluiten.
2.5.
In artikel 2:203 BW is bepaald, voor zover hier van belang:
“2. Degenen die een rechtshandeling verrichten namens een op te richten vennootschap zijn, tenzij met betrekking tot die rechtshandeling uitdrukkelijk anders is bedongen, daardoor hoofdelijk verbonden, totdat de vennootschap na haar oprichting de rechtshandeling heeft bekrachtigd.
3. Indien de vennootschap haar verplichtingen uit de bekrachtigde rechtshandeling niet nakomt, zijn degenen die namens de op te richten vennootschap handelden hoofdelijk aansprakelijk voor de schade die de derde dientengevolge lijdt, indien zij wisten of redelijkerwijs konden weten dat de vennootschap haar verplichtingen niet zou kunnen nakomen, onverminderd de aansprakelijkheid terzake van de bestuurders wegens de bekrachtiging.”
2.6.
Het bepaalde in lid 2 brengt in beginsel mee dat de aansprakelijkheid van [gedaagde sub 1] en [gedaagde sub 2] als oprichters van Budget Tuinen voor de nakoming van de overeenkomsten met TUINvisie is vervallen door de bekrachtiging van deze handelingen door Budget Tuinen op 6 januari 2014.
2.7.
Het bepaalde in lid 3 brengt mee dat [gedaagde sub 1] en [gedaagde sub 2] niettemin aansprakelijk kunnen zijn als zij de bestellingen bij TUINvisie hebben gedaan terwijl zij wisten dat Budget Tuinen de daaruit voortgevloeide verplichtingen niet zou kunnen nakomen. Indien TUINvisie dit bedoeld heeft te stellen als grondslag voor haar vordering tegen [gedaagde sub 1] en [gedaagde sub 2] in privé, moet de vordering worden afgewezen. Tussen partijen staat immers vast dat Budget Tuinen medio oktober 2013, eerst nádat de bestellingen van Budget Tuinen en de facturering daarvan door TUINvisie op 9 oktober 2013 een einde hadden genomen, aan TUINvisie heeft meegedeeld te kampen met betalingsproblemen.
2.8.
Wel is het slot van genoemd artikellid 3 relevant. De bestuurders zijn en blijven hoofdelijk aansprakelijk voor niet nagekomen verbintenissen van de vennootschap indien de bekrachtiging onrechtmatig is jegens de wederpartij. Dat zal in het algemeen het geval zijn als de bestuurders op het moment van de bekrachtiging weten dat de vennootschap haar verbintenissen niet zal nakomen. Uit het dossier blijkt van herhaalde aanmaning van Budget Tuinen door TUINvisie in de periode tussen de mededeling van eerstgenoemde dat zij met betalingsproblemen kampte en de bekrachtiging. Daaruit volgt genoegzaam dat [gedaagde sub 1] en [gedaagde sub 2] als bestuurders op het moment van de bekrachtiging wisten dan wel behoorden te weten dat Budget Tuinen niet, althans niet volledig aan haar betalingsverplichting zou voldoen. De bekrachtiging is dan ook onrechtmatig jegens TUINvisie en ontslaat [gedaagde sub 1] en [gedaagde sub 2] niet van hun aansprakelijkheid. Dat zij zich hebben ingespannen tot nakoming door een deel van het verschuldigde te betalen doet hier niet aan af en staat dan ook niet aan hoofdelijke toewijzing van de vordering in de weg.
2.9.
De buitengerechtelijke incassokosten komen voor vergoeding in aanmerking overeenkomstig het bepaalde in het Besluit vergoeding voor buitengerechtelijke incassokosten. Dat brengt mee dat de vordering zal worden toegewezen op de voet van de subsidiaire berekening van TUINvisie, met dien verstande dat TUINvisie onvoldoende inzichtelijk gemaakt heeft hoe het gevorderde rentebedrag berekend is; de wettelijke handelsrente zal daarom worden toegewezen vanaf de dag van de dagvaarding. Het toe te wijzen bedrag is dus (€ 3.602,11 − € 273,65 =) € 3.328,46, te vermeerderen met de wettelijke handelsrente over (€ 4.503,15 − € 1.750,- =) € 2.753,15 vanaf de dag van de dagvaarding. Over de vergoeding van de buitengerechtelijke incassokosten is geen rente toewijsbaar, omdat niet gesteld of gebleken is dat die kosten reeds zijn voldaan aan de incassogemachtigde.
2.10.
Budget Tuinen c.s. zal als de in het ongelijk gestelde partij worden veroordeeld in de kosten van het geding. De aan de zijde van TUINvisie gevallen kosten worden begroot op 3 x € 80,78 = € 242,34 voor de betekening van de dagvaardingsexploten, € 462,- voor griffierecht en drie punten à € 200,- volgens het liquidatietarief voor salaris advocaat, in totaal € 1.304,34.

3.Beslissing

De kantonrechter
3.1.
veroordeelt Budget Tuinen c.s. hoofdelijk om tegen behoorlijk bewijs van kwijting aan TUINvisie te betalen € 3.328,46, vermeerderd te vermeerderen met de wettelijke handelsrente over € 2.753,15 vanaf de dag van de dagvaarding tot aan die van de algehele voldoening;
3.2.
veroordeelt Budget Tuinen in de kosten van het geding, tot op deze uitspraak aan de zijde van TUINvisie begroot op € 1.304,34.
3.3.
verklaart dit vonnis tot zover uitvoerbaar bij voorraad;
3.4.
wijst het meer of anders gevorderde af.
Dit vonnis is gewezen door de kantonrechter mr. R.J.J. van Acht en in het openbaar uitgesproken op