In deze zaak heeft de Rechtbank Gelderland op 16 april 2015 uitspraak gedaan in een geschil over de hoogte van de kostenvergoeding in bezwaar, gerelateerd aan de Wet waardering onroerende zaken (Wet WOZ). Eiseres, een belastingplichtige, had bezwaar gemaakt tegen de vastgestelde WOZ-waarde van haar woning aan de [A-straat 1] te [Z], die door de heffingsambtenaar van de gemeente Arnhem was vastgesteld op € 537.000 voor het kalenderjaar 2014. Na bezwaar werd deze waarde verlaagd tot € 472.000. Eiseres stelde beroep in tegen de uitspraak op bezwaar, specifiek gericht op de hoogte van de kostenvergoeding die haar was toegekend voor de hoorzitting waarin 178 objecten werden besproken.
De rechtbank heeft vastgesteld dat de hoorzitting op 28 april 2014 90 minuten duurde en dat er bijzondere omstandigheden waren die de kostenvergoeding beïnvloedden. De gemachtigde van eiseres was ook betrokken bij andere zaken, wat de complexiteit van de hoorzitting vergrootte. De rechtbank oordeelde dat de heffingsambtenaar de kostenvergoeding voor de hoorzitting niet correct had vastgesteld, omdat de forfaitaire regeling in dit geval onrechtvaardig uitpakte. De rechtbank heeft de kostenvergoeding voor de bezwaarprocedure vastgesteld op € 730 en voor de beroepsprocedure op € 490, wat resulteerde in een totale kostenvergoeding van € 1.220. De rechtbank heeft de uitspraak op bezwaar vernietigd voor wat betreft de kostenvergoeding en gelast dat het door eiser betaalde griffierecht van € 45 wordt vergoed.