ECLI:NL:RBGEL:2015:2398

Rechtbank Gelderland

Datum uitspraak
10 april 2015
Publicatiedatum
10 april 2015
Zaaknummer
05/820376-14
Instantie
Rechtbank Gelderland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling van verdachte wegens ontuchtige handelingen met minderjarige in sauna

Op 10 april 2015 heeft de Rechtbank Gelderland uitspraak gedaan in de zaak tegen een 29-jarige verdachte, die werd beschuldigd van ontuchtige handelingen met een toen 13-jarig meisje. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte op 28 januari 2014 in een sauna te Duiven de billen van het meisje heeft betast. De zaak kwam aan het licht na een aangifte van het slachtoffer, die werd ondersteund door getuigenverklaringen van haar vriendin en een medewerkster van de sportschool. De officier van justitie eiste een werkstraf van 100 uur, waarvan 40 uur voorwaardelijk, maar de rechtbank legde uiteindelijk een lagere werkstraf op van 60 uur, met een proeftijd van twee jaar. De rechtbank oordeelde dat de handelingen van de verdachte als ontuchtig moesten worden gekwalificeerd, gezien het leeftijdsverschil en de omstandigheden waaronder de feiten plaatsvonden. De verdachte werd schuldig bevonden aan feitelijke aanranding van de eerbaarheid en ontuchtige handelingen met een persoon beneden de 16 jaar. De rechtbank hield rekening met de persoonlijke omstandigheden van de verdachte, waaronder zijn niet-aangeboren hersenletsel, en de impact van de veroordeling op zijn leven.

Uitspraak

RECHTBANK GELDERLAND
Team strafrecht
Zittingsplaats Arnhem
Parketnummer : 05/820376-14
Datum uitspraak : 10 april 2015
Tegenspraak
vonnis van de meervoudige kamer
in de zaak van
de officier van justitie
tegen
[verdachte]
geboren op [geboortedatum 1] te [geboorteplaats],
wonende te [adres], [woonplaats].
Raadsman : mr. C.H. Molenaar, advocaat te Zevenaar.
Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek ter openbare terechtzitting van 27 maart 2015.

1.De inhoud van de tenlastelegging

Aan verdachte is ten laste gelegd dat:
1.
hij op of omstreeks 28 januari 2014 te Duiven, [slachtoffer] door een feitelijkheid heeft gedwongen tot het dulden van een of meer ontuchtige handeling, immers heeft verdachte in een sauna onverhoeds de billen van die [slachtoffer] betast;
2.
hij op of omstreeks 28 januari 2014 te Duiven, met [slachtoffer], geboortedatum [geboortedatum 2], buiten echt, een ontuchtige handeling heeft gepleegd, bestaande uit het betasten van haar billen, terwijl die [slachtoffer] toen de leeftijd van zestien jaren nog niet had bereikt.
Voor zover er in de tenlastelegging kennelijke taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn die fouten verbeterd. Verdachte is daardoor niet in zijn verdediging geschaad.
2. Overwegingen ten aanzien van het bewijs [1]
De feiten
Op grond van de bewijsmiddelen wordt het volgende, dat verder ook niet ter discussie staat, vastgesteld.
Op 28 januari 2014 bevond verdachte zich samen met anderen, onder wie aangeefster [slachtoffer] (geboren op [geboortedatum 2]), in de sauna van [sauna] te Duiven. [2]
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gesteld dat wettig en overtuigend bewezen kan worden verklaard dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan het onder 1 en 2 tenlastegelegde. De officier van justitie baseert zich daarbij op de aangifte die in overwegende mate wordt ondersteund door de verklaring van de vriendin van aangeefster, getuige [getuige 1]. Daarnaast voelt de officier van justitie zich gesterkt in zijn overtuiging door getuige [getuige 2] die aangeefster in de kleedkamer huilend aantrof.
Het standpunt van de verdediging
De raadsman van verdachte heeft integrale vrijspraak bepleit. Hoewel het dossier voldoende wettig bewijs bevat, kan hieruit niet de overtuiging worden gekregen dat verdachte het tenlastegelegde heeft begaan. Immers, tegenover de verklaringen van aangeefster en haar vriendin staan de ontkennende verklaringen van verdachte en zijn vriend, getuige [getuige 3]. Opvallend daarbij is dat ook andere mensen in de sauna aanwezig waren, maar dat is nagelaten die als getuigen te horen.
Beoordeling door de rechtbank
De rechtbank acht bewezen dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan beide ten laste gelegde feiten. Tegenover de verklaring van aangeefster en getuige [getuige 1] staan weliswaar de verklaringen van verdachte en getuige [getuige 3], maar de rechtbank acht de verklaringen van de zijde van de aangeefster en getuige [getuige 1] overtuigender en overweegt daartoe als volgt.
Aangeefster heeft verklaard dat zij een week voor het incident op 28 januari 2014 al was aangesproken door verdachte en [getuige 3]. Met betrekking tot het tenlastegelegde verklaarde zij dat zij, na de activiteiten in de sportschool, met getuige [getuige 1] naar de sauna ging en dat op enig moment ook verdachte en getuige [getuige 3] binnenkwamen. Zij werden vervolgens aangesproken door de twee laatstgenoemden. Zo vroeg verdachte haar of zij wilde gaan liggen op een manier zoals een andere (naakte) vrouw in de sauna lag. Verdachte was op dat moment al tussen aangeefster en [getuige 1] (op de bank [3] ) gaan zitten en duwde daarbij de benen van [getuige 1] aan de kant. Toen aangeefster probeerde weg te lopen, heeft verdachte haar handdoek deels weggetrokken en haar billen betast. Nadat melding is gemaakt van deze handelingen, kwam direct een (zwangere) medewerkster van de sportschool in de kleedkamer. [4]
De vriendin van aangeefster, getuige [getuige 1], heeft zowel in hoofdlijnen als op detailniveau nagenoeg gelijkluidend aan aangeefster verklaard. Ook zij heeft opgemerkt dat beiden een week voor het incident werden aangesproken door verdachte en [getuige 3]. Met betrekking tot het incident heeft zij verklaard dat verdachte op de bank in de sauna tussen haar en aangeefster kwam inzitten en daarbij haar benen aan de kant schoof, dat hij vervolgens vroeg aan aangeefster of zij niet wilde gaan liggen zoals een andere (naakte) vrouw in de sauna en dat zij zag dat – toen aangeefster de sauna verliet – verdachte ter hoogte van haar billen aangeefster betastte. Vervolgens hebben zij hiervan melding gemaakt bij een medewerker van de sportschool, waarna een (zwangere) medewerkster de kleedkamer is binnengekomen en de mannen heeft weggestuurd. [5]
De rechtbank begrijpt uit het dossier dat getuige [getuige 2] de (zwangere) medewerkster is die de kleedkamer is binnengegaan en vervolgens verdachte en [getuige 3] heeft weggestuurd. [getuige 2] hoorde van een collega dat een jong meisje in de sauna was betast en is direct naar de kleedkamers gerend, waar zij aangeefster in tranen aantrof. Daarna is ze naar de sauna gerend, waar ze tegen de mannen die ze daar aantrof en die voldeden aan de beschrijving door aangeefster, heeft gezegd dat ze eruit moesten. Ook getuige [getuige 2] heeft de beide mannen een week eerder ook al gezien, waarbij zij door hen werd aangesproken met woorden als “Hee meisje, waar woon je etc.”. Om die reden had zij de mannen op 28 januari 2014 al gezegd dat zij moesten gedragen. [6]
Tegenover voornoemde verklaringen staan de verklaringen van verdachte en [getuige 3]. Volgens verdachte hebben zij in de sauna met aangeefster en getuige [getuige 1] gepraat en is er verder niets gebeurd. [7] Tijdens zijn tweede verhoor heeft verdachte nader verklaard dat hij naast aangeefster en [getuige 1] zat en dat [getuige 3] (de rechtbank begrijpt: [getuige 3]) daarnaast zat. [8]
Getuige [getuige 3] heeft verklaard dat hij met verdachte de sauna is binnengegaan en dat daar aangeefster en [getuige 1] waren. Verder zou er niets zijn gebeurd. Ook hebben zij op een plek om met elkaar te praten op vier stoelen gezeten, en daar hebben zij met elkaar gepraat. Volgens [getuige 3] zat hij naast verdachte en zaten de twee meisjes tegenover hen. [9]
Naar het oordeel van de rechtbank zijn de verklaringen van aangeefster en getuige [getuige 1] gedetailleerd en in sterke mate eensluidend zijn. Daarbij komt dat getuige [getuige 2] heeft verklaard dat zij aangeefster in geëmotioneerde toestand heeft aangetroffen in de kleedkamer, kort na het vermeende incident. Getuige [getuige 2] heeft bovendien verklaard dat zij de mannen een week eerder ook al had gezien.
Hier tegenover staat de enkele verklaring van verdachte dat er niets is gebeurd, terwijl de ontlastende verklaring van [getuige 3] op detailniveau, zoals ten aanzien van de verdeling van zitplaatsen van de vier betrokkenen, niet past bij hetgeen verdachte heeft verklaard.
De rechtbank overweegt nog dat bij het beantwoorden van de vraag naar het ontuchtige karakter van de bewezenverklaarde handelingen als uitgangspunt heeft te gelden dat onder ontuchtige handelingen moeten worden verstaan handelingen van seksuele aard, die in strijd zijn met de sociaal-ethische norm.
Naar het oordeel van de rechtbank kan het betasten van de ontblote bil als ontuchtige handeling worden beschouwd, nu het een handeling betreft van seksuele aard, in strijd met de sociaal-ethische norm. Bepalend is of het slachtoffer door de handeling in haar seksuele schaamtegevoel wordt gekwetst en of dit ook in de maatschappij in het algemeen zo wordt gevoeld. Naar het oordeel van de rechtbank is hiervan bij het betasten van een ontblote bil van een meisje van dertien jaar sprake. Daarbij zijn ook de omstandigheden waaronder dit is gebeurd relevant, waarbij de rechtbank doelt op het leeftijdsverschil tussen verdachte en aangeefster, het – voorafgaand aan de aanraking – aanspreken van de meisjes in de sauna, het tussen hen in gaan zitten (met wegduwen van de benen van de vriendin), de verwijzing naar een naakte vrouw in de sauna. Het leeftijdsverschil en de beschreven indringende wijze van contact zoeken met aangeefster geven kleuring aan de feitelijke handeling, en dit maakt mede dat deze als ontuchtig moet worden gekwalificeerd.
Op grond van het voorgaande concludeert de rechtbank dat zowel de onder 1 ten laste gelegde feitelijke aanranding van de eerbaarheid als de onder 2 ten laste gelegde ontuchtige handelingen bij een persoon beneden de leeftijd van 16 jaar bewezen is.

3.Bewezenverklaring

Naar het oordeel van de rechtbank is wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het tenlastegelegde heeft begaan, te weten dat:
1.
hij op 28 januari 2014 te Duiven, [slachtoffer] door een feitelijkheid heeft gedwongen tot het dulden van een ontuchtige handeling, immers heeft verdachte in een sauna onverhoeds de billen van die [slachtoffer] betast;
2.
hij op 28 januari 2014 te Duiven, met [slachtoffer], geboortedatum [geboortedatum 2], buiten echt, een ontuchtige handeling heeft gepleegd, bestaande uit het betasten van haar billen, terwijl die [slachtoffer] toen de leeftijd van zestien jaren nog niet had bereikt.
Wat meer of anders is ten laste gelegd dan hiervoor bewezen is verklaard, is niet bewezen.
Verdachte moet daarvan worden vrijgesproken.

4.De kwalificatie van het bewezenverklaarde

Het bewezenverklaarde levert op:
de eendaadse samenloop van:
feit 1:
Feitelijke aanranding van de eerbaarheid.
en
feit 2:
Met iemand beneden de leeftijd van zestien jaren buiten echt ontuchtige handelingen plegen.

5.De strafbaarheid van de feiten

De feiten zijn strafbaar.

6.De strafbaarheid van de verdachte

Verdachte is strafbaar, nu geen omstandigheid is gebleken of aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluit.

7.Overwegingen ten aanzien van straf en/of maatregel

Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft geëist dat verdachte ter zake van het onder 1 en 2 tenlastegelegde zal worden veroordeeld tot een werkstraf voor de duur van 100 uur waarvan 40 uur voorwaardelijk en met een proeftijd van twee jaar.
Het standpunt van de verdediging
Mocht de rechtbank tot een bewezenverklaring komen, verzoekt de raadsman rekening te houden met het feit dat verdachte te maken heeft met niet-aangeboren hersenletsel, hetgeen hem dagelijks bezighoudt. Daarnaast achtervolgt deze strafzaak hem al langere tijd en heeft een veroordeling ook gevolgen voor de aanvraag van een verklaring omtrent gedrag.
Beoordeling door de rechtbank
De rechtbank acht eendaadse samenloop aanwezig, zodat de strafbepaling zal worden toegepast waarop de zwaarste hoofdstraf is gesteld, te weten artikel 246 van het Wetboek van Strafrecht.
De rechtbank heeft bij de bepaling van de op te leggen straf gelet op de aard en de ernst van hetgeen bewezen is verklaard, de omstandigheden waaronder dit is begaan, mede gelet op de persoon en de omstandigheden van de verdachte zoals bij het onderzoek ter terechtzitting is gebleken, waarbij onder meer is gelet op:
- het Uittreksel Justitiële Documentatie, gedateerd 5 maart 2015;
- een voorlichtingsrapportage van Reclassering Nederland, gedateerd 20 januari 2015.
Hierbij wordt in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen.
Verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan het plegen van een ontuchtige handeling met een meisje dat de leeftijd van zestien jaren nog niet had bereikt, door haar handdoek gedeeltelijk weg te trekken en haar ontblote bil te betasten. Bij haar aangifte heeft het slachtoffer verklaard dat zij het vies vond wat verdachte heeft gedaan. Zij is door verdachte in haar lichamelijke integriteit aangetast. Waar de sportschool voor haar een fijne en veilige omgeving moet zijn, is door toedoen van verdachte een nare ervaring ontstaan en is haar gevoel van veiligheid verminderd.
Uit het Uittreksel Justitiële Documentatie van 5 maart 2015 volgt dat verdachte weliswaar eerder is veroordeeld voor een strafbaar feit, doch niet recentelijk en niet voor een vergelijkbaar feit.
Uit het reclasseringsrapport van 20 januari 2015 volgt dat verdachte beperkt is door zijn niet-aangeboren hersenletsel, maar dat hij zich mede door de begeleiding van “ZoZijn” goed ontwikkelt. Hij heeft een duurzame relatie en is vader geworden. Volgens Reclassering Nederland is nadere reclasseringshulp niet aan de orde.
Alles overziend is de rechtbank van oordeel dat een deels voorwaardelijke werkstraf van na te noemen duur passend en geboden is. De rechtbank legt een lagere straf op dan de officier van justitie heeft geëist, rekening houdend met straffen die in vergelijkbare gevallen worden opgelegd. De rechtbank merkt in het bijzonder op dat verdachte weliswaar inbreuk heeft gemaakt op de integriteit van het slachtoffer maar dat het aanraken zelf een handeling van heel korte duur is geweest. Het gaat bovendien om een feit van inmiddels meer dan een jaar oud.
Het voorwaardelijke deel dient als stok achter de deur om verdachte ervan te weerhouden opnieuw een strafbaar feit te plegen.

8.De toegepaste wettelijke bepalingen

De beslissing is gegrond op de artikelen 14a, 14b, 14c, 22c, 22d, 55, 246 en 247 van het Wetboek van Strafrecht.

9.De beslissing

De rechtbank:
 verklaart bewezen dat verdachte het onder 1 en 2 tenlastegelegde, zoals vermeld onder punt 3, heeft begaan;
 verklaart niet bewezen hetgeen verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven bewezen is verklaard en spreekt verdachte daarvan vrij;
 verstaat dat het aldus bewezenverklaarde oplevert de strafbare feiten zoals vermeld onder punt 4;
 verklaart verdachte hiervoor strafbaar;
 veroordeelt verdachte wegens het bewezenverklaarde tot een
werkstraf voor de duur van 60 (zestig) uren, met bevel dat indien deze straf niet naar behoren wordt verricht vervangende hechtenis zal worden toegepast voor de duur van 30 (dertig) dagen;
 bepaalt dat een gedeelte van de werkstraf groot
30 (dertig) uren niet ten uitvoer zal worden gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten, wegens niet nakoming van na te melden voorwaarde voor het einde van
de proeftijd die op twee jaren wordt bepaald, te weten:
- dat de veroordeelde zich niet zal schuldig maken aan een strafbaar feit.
Dit vonnis is gewezen door mr. B.F.M. Klappe (voorzitter), mr. P.C. Quak en mr. E. de Boer, rechters, in tegenwoordigheid van mr. A.J.W. Lambregts, griffier, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van deze rechtbank op 10 april 2015.

Voetnoten

1.Het bewijs is terug te vinden in het in de wettelijke vorm door verbalisanten van de politie Gelderland-Midden opgemaakte proces-verbaal, registratienummer PL07AH-2014011100, gesloten op 17 maart 2014 en in de bijbehorende in wettelijke vorm opgemaakte processen-verbaal en overige schriftelijke bescheiden, tenzij anders vermeld. De vindplaatsvermeldingen verwijzen naar de pagina’s van het doorgenummerde dossier, tenzij anders vermeld.
2.Het proces-verbaal van aangifte van [slachtoffer], p. 14 e.v.; het proces-verbaal verhoor verdachte, p. 43.
3.Bijlage (tekening) bij proces-verbaal van aangifte van [slachtoffer], p. 18a
4.Het proces-verbaal van aangifte van [slachtoffer], p. 15 en 16.
5.Het proces-verbaal verhoor getuige [getuige 1], p. 20 en 21
6.Het proces-verbaal verhoor getuige [getuige 2], p. 26.
7.Het proces-verbaal verhoor verdachte, p. 43.
8.Het proces-verbaal verhoor verdachte, p. 49.
9.Het proces-verbaal verhoor getuige [getuige 3], p. 30 en 31.