ECLI:NL:RBGEL:2015:2358

Rechtbank Gelderland

Datum uitspraak
9 april 2015
Publicatiedatum
8 april 2015
Zaaknummer
AWB - 14 _ 6497
Instantie
Rechtbank Gelderland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Ambtenarenrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beoordeling boven de norm in het ambtenarenrecht en de toepassing van de circulaire HAP II

In deze zaak heeft de Rechtbank Gelderland op 9 april 2015 uitspraak gedaan in een geschil tussen een ambtenaar, eiser, en de korpschef van politie, verweerder. Eiser had een aanvraag ingediend om door te stromen van Generalist Gebieds Gebonden Politie (GGP) naar Senior GGP, welke aanvraag door verweerder was afgewezen. De afwijzing was gebaseerd op het feit dat eiser niet voldeed aan de eis van een beoordeling 'boven de norm', zoals vastgelegd in de circulaire Harmonisatie arbeidsvoorwaarden politie tweede tranche (HAP II). De rechtbank heeft vastgesteld dat de beoordeling van eiser, die met een eindscore 'goed' was vastgesteld, volgens de circulaire HAP II als een beoordeling 'op de norm' moet worden aangemerkt. Verweerder had ten onrechte gesteld dat alleen een beoordeling met de eindscore 'uitstekend' voldeed aan de eis van 'boven de norm'. De rechtbank oordeelde dat de invulling van deze term door verweerder niet in redelijkheid kon worden gegeven, aangezien de circulaire HAP II niet expliciet definieert wat onder 'boven de norm' moet worden verstaan. De rechtbank heeft het bestreden besluit vernietigd, maar heeft de rechtsgevolgen in stand gelaten op basis van een andere grond, namelijk dat eiser niet beschikte over een positief advies over verwachte geschiktheid voor de seniorfunctie. De rechtbank heeft geoordeeld dat verweerder in redelijkheid tot dit oordeel heeft kunnen komen, en heeft de proceskosten van eiser toegewezen.

Uitspraak

RECHTBANK GELDERLAND

Zittingsplaats Arnhem
Bestuursrecht
zaaknummer: 14/6497

uitspraak van de meervoudige kamer van

in de zaak tussen

[eiser], eiser

(gemachtigde: mr. K. Kromhout),
en

de korpschef van politie, verweerder.

Procesverloop

Bij besluit van 28 februari 2013 (het primaire besluit) heeft verweerder eisers aanvraag om door te stromen van Generalist Gebieds Gebonden Politie (GGP) naar Senior GGP afgewezen.
Bij besluit van 31 juli 2014 (het bestreden besluit) heeft verweerder het bezwaar van eiser ongegrond verklaard.
Eiser heeft tegen het bestreden besluit beroep ingesteld.
Verweerder heeft een verweerschrift ingediend.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 4 maart 2015. Eiser is verschenen, bijgestaan door zijn gemachtigde. Verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door mevrouw mr. A.M.A.C. Teunissen en G. Telman.

Overwegingen

1.1
De rechtbank gaat uit van de volgende feiten.
1.2
Eiser is werkzaam als medewerker Basispolitiezorg A (Generalist GGP) bij de eenheid Oost-Nederland, voorheen de politieregio IJsselland.
1.3
Op 6 juni 2012 is ten aanzien van het functioneren van eiser in de periode oktober 2009 tot april 2012 een beoordeling met een eindscore ’goed’ vastgesteld.
1.4
Op 1 november 2010 is, als uitwerking van het Akkoord Arbeidsvoorwaarden sector politie 2005-2007, de circulaire Harmonisatie arbeidsvoorwaarden politie tweede tranche of
- kortweg - de circulaire HAP II (Stcrt. 2010, nr. 19782) in werking getreden. In bijlage 6 van de circulaire HAP II is het Loopbaanbeleid van assistent A tot en met senior binnen de GGP opgenomen. In het kader van dit loopbaanbeleid zijn binnen de politie collectieve afspraken gemaakt en eisen gesteld aan de mogelijkheden tot doorstroming van ambtenaren binnen de GGP naar een volgend niveau of volgende functie.
Voor doorstroming van de generalist GGP (schaal 7) naar senior GGP (schaal 8) gelden op grond van de circulaire HAP II de volgende eisen:
• een met goed gevolg afgeronde functiegerichte aangewezen opleiding op niveau 4;
• relevante werkervaring als generalist GGP;
• vakmanschap blijkend uit een recente beoordeling boven de norm met daarin opgenomen verwachte geschiktheid voor senior GGP;
• een eventueel door het korps te stellen geografische stap en/of werkterrein c.q. aandachtsgebied als aanvullende voorwaarde.
1.5
De CGOP-Adviescommissie Loopbaanbeleid GGP, waarin vakorganisaties en werkgever zitting hebben, heeft in maart 2013 nadere uitvoeringsafspraken met betrekking tot het HAP II Loopbaanbeleid GGP gemaakt.
1.6
In het Akkoord Arbeidsvoorwaarden Politie 2012-2014 is afgesproken om het Loopbaanbeleid van schaal 7 naar schaal 8 met ingang van 1 januari 2013 te laten vervallen.
1.7
Het bevoegd gezag van het voormalige politiekorps IJsselland heeft een nadere uitwerking gegeven aan de eisen zoals gesteld in het landelijke HAP II beleid. Met betrekking tot de eis, dat sprake moet zijn van vakmanschap blijkend uit een recente beoordeling boven de norm, is in overleg met de ondernemingsraad bepaald dat ’een beoordeling boven de norm’ betekent dat de medewerker beschikt over een uitstekende beoordeling en een positief advies over verwachte geschiktheid voor de seniorfunctie. Ter zitting heeft verweerder toegelicht dat binnen de eenheid 80% van de medewerkers een beoordeling met een eindscore ‘goed’ krijgt, zodat een dergelijke beoordeling een beoordeling ‘op de norm’ is en een beoordeling met een eindscore ‘voldoende’ een beoordeling ‘onder de norm’. Verweerder heeft bij de nadere uitwerking van de term ‘beoordeling boven de norm’ aansluiting gezocht bij het beleid voor excellent presterende medewerkers om enkel medewerkers die uitmuntend functioneren te laten doorstromen naar Senior GGP.
1.8
Eiser heeft op 26 november 2012 verzocht in aanmerking te worden gebracht voor doorstroming naar senior GGP.
2. Verweerder heeft aan de afwijzing ten grondslag gelegd dat eiser niet voldoet aan de aan doorstroming gestelde eis van ‘beoordeling boven de norm’, omdat hij geen uitstekende beoordeling heeft of een goede beoordeling die tegen het niveau uitstekend aanzit en bovendien niet beschikt over een positief advies over verwachte geschiktheid voor de seniorfunctie.
3. Eiser kan zich hiermee niet verenigen en heeft aangevoerd dat een goede beoordeling toereikend is om te voldoen aan de eis van ’beoordeling boven de norm’.
4.1
De rechtbank stelt voorop dat de circulaire HAP II invulling geeft aan verweerders beleidsvrijheid bij de uitoefening van zijn discretionaire bevoegdheid om tot bevordering over te gaan, met als doel om het loopbaanbeleid van de politie landelijk te harmoniseren. Daarbij is uitdrukkelijk onderkend dat er regionaal uiteenlopende beoordelingsnormeringen bestaan waarop het oordeel moet worden gebaseerd of de betrokken politieambtenaar ‘boven de norm’ functioneert. Dit brengt naar het oordeel van de rechtbank mee dat verweerder op dit aspect beoordelingsruimte toekomt en dat die per (voormalige) politieregio anders kan worden ingevuld. Daarbij betrekt de rechtbank dat noch in de circulaire HAP II noch in de nadere afspraken is toegelicht wat onder ’boven de norm’ moet worden verstaan. Dit betekent dat de toetsing door de rechter terughoudend is.
4.2
De rechtbank is van oordeel dat het bevoegd gezag van het voormalige politiekorps IJsselland in redelijkheid niet tot zijn nadere invulling van de term ‘beoordeling boven de norm’ heeft kunnen komen. Daartoe overweegt de rechtbank als volgt. In de circulaire HAP II is vastgelegd dat voor de beoordeling geldt dat deze recent moet zijn vastgesteld in de huidige functie, met een eindscore die tenminste voldoende is, waarbij voor de stap van Generalist GGP naar Senior GGP de eis geldt van een (recente) beoordeling boven de norm. Hieruit leidt de rechtbank af dat het antwoord op de vraag of er sprake is van een beoordeling boven de norm wordt bepaald door de eindscore van de beoordeling.
In het beoordelingssysteem van het voormalige politiekorps IJsselland kon voor het eindoordeel worden gekozen uit de scores ‘onvoldoende’, ‘niet voldoende’, ‘voldoende’, ‘goed’ en ‘uitstekend’. Hieruit volgt naar het oordeel van de rechtbank dat op grond van de circulaire HAP II een eindoordeel ‘voldoende’ moet worden aangemerkt als een beoordeling op de norm. Nu de circulaire HAP II, zij het in het kader van een ander criterium
– werkervaring – ook spreekt van een ‘beoordeling ver boven de norm’ in relatie tot excellent presterende medewerkers, ligt het naar het oordeel van de rechtbank zonder meer in de rede om voor een ‘beoordeling boven de norm’ aan te sluiten bij het beoordelingsniveau tussen ‘voldoende’ en ‘uitstekend’, oftewel bij eindoordeel ‘goed’. Door de term ‘boven de norm’ aldus in te vullen, dat een beoordeling met een eindscore ‘uitstekend’ vereist is, en hiermee een hogere score dan een eindscore ‘goed’ te eisen, heeft verweerder, naar het oordeel van de rechtbank, niet in redelijkheid invulling gegeven aan het beleid. Het standpunt van verweerder dat aansluiting is gezocht bij het beleid voor excellent presterende medewerkers om enkel medewerkers die uitmuntend functioneren te laten doorstromen naar Senior GGP, volgt de rechtbank niet, nu dit niet is wat het HAP II beleid heeft beoogd.
Nu eiser beschikt over een recente beoordeling met een eindscore ’goed’ en daarmee over een recente beoordeling ’boven de norm’, is de aanvraag van eiser ten onrechte afgewezen op de grond dat hij niet over een recente beoordeling ’boven de norm’ beschikt. Het bestreden besluit is derhalve ondeugdelijk gemotiveerd en dient wegens strijd met artikel 7:12, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) te worden vernietigd. Het beroep is dan ook gegrond.
5. De rechtbank zal bezien of de rechtsgevolgen van het te vernietigen bestreden besluit met toepassing van artikel 8:72, derde lid, van de Awb in stand kunnen worden gelaten, nu de aanvraag van eiser tevens is afgewezen op de grond dat hij niet beschikt over een positief advies over verwachte geschiktheid voor de seniorfunctie.
6. Eiser heeft aangevoerd dat hij aan de eis van verwachte geschiktheid voor de seniorfunctie voldoet, omdat hij onder meer studenten coacht en beoordeelt, contactpersoon voor horecazaken is geweest, plannen van aanpak en projectvoorstellen heeft geschreven en werkzaamheden van wijkagenten overneemt.
7. Verweerder heeft aangegeven dat voor het oordeel over de verwachte geschiktheid van een generalist GGP voor de functie van Senior GGP van belang is dat de medewerker gedurende de beoordelingsperiode initiatieven heeft ondernomen en het voortouw heeft genomen door bij de uitvoering van de werkzaamheden collega’s aan te sturen/te coachen. Tussen partijen is niet in geschil dat de invulling van verweerder van het begrip ‘verwachte geschiktheid’ voor senior GGP juist is.
Verweerder heeft zich op het standpunt gesteld dat uit de aanvraag, de beoordeling en het niet positieve advies van de teamchef niet kan worden afgeleid dat eiser in zijn huidige functie een coördinerende of aansturende rol met betrekking tot zijn collega’s heeft vervuld die op seniorwaardig optreden duidt. Verweerder heeft aangegeven dat de door eiser genoemde werkzaamheden bij de functie van Generalist GGP horen, ook het overnemen van werkzaamheden van wijkagenten.
8. De rechtbank kan verweerder hierin volgen. Op grond van de door verweerder gegeven concrete voorbeelden, die eiser onvoldoende heeft betwist, is de rechtbank van oordeel dat niet gezegd kan worden dat verweerder niet in redelijkheid tot zijn oordeel heeft kunnen komen. Nu de afwijzing van eisers verzoek om doorstroming naar Senior GGP in stand kan blijven op de grond dat eiser niet beschikt over een positief advies over verwachte geschiktheid voor de seniorfunctie, zullen de rechtsgevolgen van het te vernietigen bestreden besluit in stand worden gelaten.
9. De rechtbank acht geen grond aanwezig voor vergoeding van de door eiser gemaakte kosten in de bezwaarprocedure. Ingevolge artikel 7:15 van de Awb worden de kosten, die de belanghebbende in verband met de behandeling van het bezwaar redelijkerwijs heeft moeten maken, door het bestuursorgaan uitsluitend vergoed voor zover het bestreden besluit wordt herroepen wegens aan het bestuursorgaan te wijten onrechtmatigheid. Een dergelijke situatie doet zich hier niet voor.
10. De rechtbank acht wel termen aanwezig om toepassing te geven aan artikel 8:75 van de Awb en verweerder te veroordelen in de door eiser in verband met de behandeling van het beroep redelijkerwijs gemaakte proceskosten, welke zijn begroot op € 980 aan kosten van verleende rechtsbijstand (1 punt voor het beroepschrift en 1 punt voor het verschijnen ter zitting, wegingsfactor 1). Van andere kosten in dit verband is de rechtbank niet gebleken.
11. Het hiervoor overwogene leidt de rechtbank, mede gelet op artikel 8:74 van de Awb, tot de volgende beslissing.

Beslissing

De rechtbank:
  • verklaart het beroep gegrond;
  • vernietigt het bestreden besluit en bepaalt dat de rechtsgevolgen van het vernietigde besluit geheel in stand blijven;
  • veroordeelt verweerder in de door eiser gemaakte proceskosten ten bedrage van € 980;
  • bepaalt dat verweerder het door eiser betaalde griffierecht ten bedrage van € 165 aan hem vergoedt.
Deze uitspraak is gedaan door mr. Y. van Wezel, voorzitter, mr. H.C. Naves en
mr. E.M. Vermeulen, rechters, in tegenwoordigheid van mr. G.A. Kajim-Panjer, griffier. De beslissing is in het openbaar uitgesproken op:
griffier
voorzitter
Afschrift verzonden aan partijen op:
Rechtsmiddel
Tegen deze uitspraak kan binnen zes weken na de dag van verzending daarvan hoger beroep worden ingesteld bij de Centrale Raad van Beroep. Als hoger beroep is ingesteld, kan bij de voorzieningenrechter van de hogerberoepsrechter worden verzocht om het treffen van een voorlopige voorziening of om het opheffen of wijzigen van een bij deze uitspraak getroffen voorlopige voorziening.