4.2De rechtbank is van oordeel dat het bevoegd gezag van het voormalige politiekorps IJsselland in redelijkheid niet tot zijn nadere invulling van de term ‘beoordeling boven de norm’ heeft kunnen komen. Daartoe overweegt de rechtbank als volgt. In de circulaire HAP II is vastgelegd dat voor de beoordeling geldt dat deze recent moet zijn vastgesteld in de huidige functie, met een eindscore die tenminste voldoende is, waarbij voor de stap van Generalist GGP naar Senior GGP de eis geldt van een (recente) beoordeling boven de norm. Hieruit leidt de rechtbank af dat het antwoord op de vraag of er sprake is van een beoordeling boven de norm wordt bepaald door de eindscore van de beoordeling.
In het beoordelingssysteem van het voormalige politiekorps IJsselland kon voor het eindoordeel worden gekozen uit de scores ‘onvoldoende’, ‘niet voldoende’, ‘voldoende’, ‘goed’ en ‘uitstekend’. Hieruit volgt naar het oordeel van de rechtbank dat op grond van de circulaire HAP II een eindoordeel ‘voldoende’ moet worden aangemerkt als een beoordeling op de norm. Nu de circulaire HAP II, zij het in het kader van een ander criterium
– werkervaring – ook spreekt van een ‘beoordeling ver boven de norm’ in relatie tot excellent presterende medewerkers, ligt het naar het oordeel van de rechtbank zonder meer in de rede om voor een ‘beoordeling boven de norm’ aan te sluiten bij het beoordelingsniveau tussen ‘voldoende’ en ‘uitstekend’, oftewel bij eindoordeel ‘goed’. Door de term ‘boven de norm’ aldus in te vullen, dat een beoordeling met een eindscore ‘uitstekend’ vereist is, en hiermee een hogere score dan een eindscore ‘goed’ te eisen, heeft verweerder, naar het oordeel van de rechtbank, niet in redelijkheid invulling gegeven aan het beleid. Het standpunt van verweerder dat aansluiting is gezocht bij het beleid voor excellent presterende medewerkers om enkel medewerkers die uitmuntend functioneren te laten doorstromen naar Senior GGP, volgt de rechtbank niet, nu dit niet is wat het HAP II beleid heeft beoogd.
Nu eiser beschikt over een recente beoordeling met een eindscore ’goed’ en daarmee over een recente beoordeling ’boven de norm’, is de aanvraag van eiser ten onrechte afgewezen op de grond dat hij niet over een recente beoordeling ’boven de norm’ beschikt. Het bestreden besluit is derhalve ondeugdelijk gemotiveerd en dient wegens strijd met artikel 7:12, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) te worden vernietigd. Het beroep is dan ook gegrond.
5. De rechtbank zal bezien of de rechtsgevolgen van het te vernietigen bestreden besluit met toepassing van artikel 8:72, derde lid, van de Awb in stand kunnen worden gelaten, nu de aanvraag van eiser tevens is afgewezen op de grond dat hij niet beschikt over een positief advies over verwachte geschiktheid voor de seniorfunctie.
6. Eiser heeft aangevoerd dat hij aan de eis van verwachte geschiktheid voor de seniorfunctie voldoet, omdat hij onder meer studenten coacht en beoordeelt, contactpersoon voor horecazaken is geweest, plannen van aanpak en projectvoorstellen heeft geschreven en werkzaamheden van wijkagenten overneemt.
7. Verweerder heeft aangegeven dat voor het oordeel over de verwachte geschiktheid van een generalist GGP voor de functie van Senior GGP van belang is dat de medewerker gedurende de beoordelingsperiode initiatieven heeft ondernomen en het voortouw heeft genomen door bij de uitvoering van de werkzaamheden collega’s aan te sturen/te coachen. Tussen partijen is niet in geschil dat de invulling van verweerder van het begrip ‘verwachte geschiktheid’ voor senior GGP juist is.
Verweerder heeft zich op het standpunt gesteld dat uit de aanvraag, de beoordeling en het niet positieve advies van de teamchef niet kan worden afgeleid dat eiser in zijn huidige functie een coördinerende of aansturende rol met betrekking tot zijn collega’s heeft vervuld die op seniorwaardig optreden duidt. Verweerder heeft aangegeven dat de door eiser genoemde werkzaamheden bij de functie van Generalist GGP horen, ook het overnemen van werkzaamheden van wijkagenten.
8. De rechtbank kan verweerder hierin volgen. Op grond van de door verweerder gegeven concrete voorbeelden, die eiser onvoldoende heeft betwist, is de rechtbank van oordeel dat niet gezegd kan worden dat verweerder niet in redelijkheid tot zijn oordeel heeft kunnen komen. Nu de afwijzing van eisers verzoek om doorstroming naar Senior GGP in stand kan blijven op de grond dat eiser niet beschikt over een positief advies over verwachte geschiktheid voor de seniorfunctie, zullen de rechtsgevolgen van het te vernietigen bestreden besluit in stand worden gelaten.
9. De rechtbank acht geen grond aanwezig voor vergoeding van de door eiser gemaakte kosten in de bezwaarprocedure. Ingevolge artikel 7:15 van de Awb worden de kosten, die de belanghebbende in verband met de behandeling van het bezwaar redelijkerwijs heeft moeten maken, door het bestuursorgaan uitsluitend vergoed voor zover het bestreden besluit wordt herroepen wegens aan het bestuursorgaan te wijten onrechtmatigheid. Een dergelijke situatie doet zich hier niet voor.
10. De rechtbank acht wel termen aanwezig om toepassing te geven aan artikel 8:75 van de Awb en verweerder te veroordelen in de door eiser in verband met de behandeling van het beroep redelijkerwijs gemaakte proceskosten, welke zijn begroot op € 980 aan kosten van verleende rechtsbijstand (1 punt voor het beroepschrift en 1 punt voor het verschijnen ter zitting, wegingsfactor 1). Van andere kosten in dit verband is de rechtbank niet gebleken.
11. Het hiervoor overwogene leidt de rechtbank, mede gelet op artikel 8:74 van de Awb, tot de volgende beslissing.