ECLI:NL:RBGEL:2015:2311

Rechtbank Gelderland

Datum uitspraak
7 april 2015
Publicatiedatum
7 april 2015
Zaaknummer
05/861962-13
Instantie
Rechtbank Gelderland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling van een man voor seksueel misbruik van een minderjarige en onttrekking aan wettig gezag

Op 7 april 2015 heeft de Rechtbank Gelderland in Arnhem uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een 38-jarige man, die werd beschuldigd van seksueel misbruik van een 14-jarig meisje en het onttrekken van dat meisje aan het wettig gezag van haar ouders. De zaak kwam voor de rechtbank na onderzoek op de terechtzittingen van 16 december 2014 en 24 maart 2015. De tenlastelegging omvatte onder andere het geven van tongzoenen aan het slachtoffer, het aanraken van haar en het seksueel binnendringen van haar lichaam. De rechtbank oordeelde dat de verdachte op meerdere tijdstippen ontuchtige handelingen heeft gepleegd met het minderjarige slachtoffer, dat op dat moment de leeftijd van twaalf jaren maar nog niet die van zestien jaren had bereikt.

Daarnaast werd de verdachte verweten dat hij het slachtoffer zonder toestemming van haar ouders had onttrokken aan hun gezag. De rechtbank concludeerde dat de verdachte opzettelijk het slachtoffer had meegenomen naar zijn woning in Rotterdam, waar zij de nacht doorbracht. De verdachte had geweten dat het slachtoffer minderjarig was, wat bleek uit communicatie tussen hen. De rechtbank achtte de verdachte schuldig aan beide feiten en legde een gevangenisstraf van drie jaren op, met aftrek van de tijd die hij in verzekering had doorgebracht.

De benadeelde partij, het slachtoffer, had een schadevergoeding van € 5.000,- gevorderd, maar de rechtbank kende haar € 2.000,- toe als smartengeld, vermeerderd met wettelijke rente vanaf de datum van het delict. De rechtbank benadrukte de ernst van de feiten en de impact op de lichamelijke en geestelijke integriteit van het slachtoffer, en volgde de eis van de officier van justitie voor een forse gevangenisstraf.

Uitspraak

RECHTBANK GELDERLAND
Team strafrecht
Zittingsplaats Arnhem
Parketnummer : 05/861962-13
Datum uitspraak : 7 april 2015
Verstek
vonnis van de meervoudige kamer
in de zaak van
de officier van justitie bij het arrondissementsparket Oost-Nederland
tegen
[verdachte]
geboren op [geboortedatum 1] te [geboorteplaats], wonende [adres], [woonplaats].
Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzittingen
van 16 december 2014 en 24 maart 2015.

1.De inhoud van de tenlastelegging

Aan verdachte is ten laste gelegd dat:
1.
hij op meerdere tijdstippen althans op enig tijdstip in of omstreeks de periode van 26 juli 2013 tot en met 27 juli 2013 te Rotterdam,(telkens) met [slachtoffer], geboren [geboortedatum 2], die de leeftijd van twaalf jaren maar nog niet die van zestien jaren had bereikt, buiten echt, een of meer
ontuchtige handeling(en) heeft gepleegd, die bestond(en) uit of mede bestond(en) uit het seksueel binnendringen van het lichaam van die [slachtoffer], hebbende verdachte
- die [slachtoffer] (een) tongzoen(en) gegeven en/of
- de hand van die [slachtoffer] op/naar zijn verdachtes penis gelegd/gebracht en/of
- zijn, verdachtes, penis en/of een of meer vingers in de vagina van die [slachtoffer] geduwd/gebracht;
2.
hij in of omstreeks de periode van 26 juli 2013 tot en met 27 juli 2013 te Maurik, gemeente Buren en/of Rotterdam, althans in Nederland, opzettelijk een minderjarige, te weten [slachtoffer], geboren [geboortedatum 2] te Tiel, heeft onttrokken aan het wettig over die minderjarige gestelde gezag of aan het opzicht van degene die dag gezag bevoegd over die minderjarige uitoefende, immers heeft verdachte daar toen - die minderjarige zonder toestemming van haar moeder/ouder(s) in zijn auto meegenomen en/of - die minderjarige ondergebracht op een voor haar moeder/ouder(s) onbekend adres;
Voor zover er in de tenlastelegging kennelijke taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn die fouten verbeterd. Verdachte is daardoor niet in zijn verdediging geschaad.
2. Overwegingen ten aanzien van het bewijs [1]
Feit 1
De feiten
Op grond van de bewijsmiddelen wordt het volgende, dat verder ook niet ter discussie staat, vastgesteld.
Tussen 26 en 27 juli 2013 heeft verdachte in Rotterdam seks gehad met aangeefster [slachtoffer], geboren op [geboortedatum 2]. Verdachte heeft daarbij met aangeefster getongzoend, aangeefster heeft verdachte met de hand bevredigd, verdachte is met zijn vingers tussen de schaamlippen van aangeefster geweest en verdachte heeft een vinger in de vagina van aangeefster gebracht. Verdachte en [slachtoffer] zijn niet getrouwd. [2]
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gesteld dat wettig en overtuigend bewezen kan worden geacht dat verdachte het feit heeft gepleegd.
Beoordeling door de rechtbank
Aangeefster heeft verklaard dat verdachte ook zijn penis in haar vagina heeft gebracht. [3] Deze verklaring wordt ondersteund door DNA-onderzoek van het NFI. Bij dit onderzoek zijn bemonsteringen uit de onderzoekset zedendelicten van aangeefster onderzocht op de aanwezigheid van sperma. Bij verdachte is DNA afgenomen. Het onderzoek van de bemonstering “diep vaginaal” leverde een DNA-nevenprofiel op van verdachte. De matchkans (de kans dat het DNA-profiel van een willekeurig gekozen man matcht met dit DNA-profiel) is kleiner dan één op één miljard. [4] Gelet op het vorenstaande acht de rechtbank ook dit onderdeel van de tenlastelegging bewezen.
Aangeefster heeft voorts verklaard dat verdachte haar hand pakte en op zijn penis legde. [5] De rechtbank heeft geen reden om aan die verklaring te twijfelen en zal ook dat gedeelte van de tenlastelegging bewezen verklaren.
Feit 2
De feiten
Op grond van de bewijsmiddelen wordt het volgende, dat verder ook niet ter discussie staat, vastgesteld.
[slachtoffer], geboren [geboortedatum 2], is op 26 juli 2013 vanuit haar woonplaats Tiel met verdachte in zijn auto naar verdachtes woning in Rotterdam gegaan. Zij heeft de nacht van 26 op 27 juli 2013 in de woning van verdachte doorgebracht. [6] Zij was weggelopen van huis. [7] De ouders van [slachtoffer] hebben het wettig gezag over haar. Zij hebben verdachte geen toestemming gegeven om [slachtoffer] mee te nemen en wisten niet waar zij verbleef. [8]
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gesteld dat wettig en overtuigend bewezen kan worden geacht dat verdachte het feit heeft gepleegd.
Beoordeling door de rechtbank
Door met zijn auto [slachtoffer], die was weggelopen van huis, in Tiel op te halen en haar mee te nemen naar Rotterdam waar zij de nacht met hem doorbracht, heeft verdachte een beslissende invloed gehad op de scheiding tussen [slachtoffer] en haar ouders. De rechtbank dient de vraag te beantwoorden of verdachte opzet heeft gehad op het onttrekken van [slachtoffer] aan het wettig gezag. Dit opzet dient gericht te zijn op de omstandigheid dat het om een minderjarige gaat en op de wettigheid van het gezag. De rechtbank beantwoordt die vraag bevestigend.
Verdachte heeft verklaard dat [slachtoffer] hem had gezegd dat zij 17 jaar was. Voorts heeft [slachtoffer] in een whatsapp-bericht op 22 juni 2013 het volgende aan verdachte geappt: “Wa kan k er aan doen want is wel heel erg dat je verlegen word van een 14 jarige”, waarop verdachte terugappt “Haha nix” gevolgd door “Kan toch is normaal”. [9] Hieruit blijkt dat verdachte in ieder geval geweten heeft dat [slachtoffer] minderjarig was. Dit houdt automatisch in dat verdachte wist dat zij onder gezag stond van een of meer ouders of wettige vertegenwoordigers. Daar komt bij dat [slachtoffer] op 26 juli 2013 aan verdachte heeft ge-smst “Nhee voor t bruggetje naar wor gezochy door politie en ouders en zus”. [10]
Gelet op het vorenstaande acht de rechtbank bewezen dat verdachte [slachtoffer] opzettelijk heeft onttrokken aan het wettig over haar gestelde gezag.

3.Bewezenverklaring

Naar het oordeel van de rechtbank is wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het tenlastegelegde heeft begaan, te weten dat:
1.
hij op meerdere tijdstippen in of omstreeks de periode van 26 juli 2013 tot en met 27 juli 2013 te Rotterdam, telkens met [slachtoffer], geboren [geboortedatum 2], die de leeftijd van twaalf jaren maar nog niet die van zestien jaren had bereikt, buiten echt,
ontuchtige handelingen heeft gepleegd, die mede bestonden uit het seksueel binnendringen van het lichaam van die [slachtoffer], hebbende verdachte
- die [slachtoffer] tongzoenen gegeven en
- de hand van die [slachtoffer] naar verdachtes penis gebracht en
- zijn, verdachtes, penis en een of meer vingers in de vagina van die [slachtoffer] geduwd/gebracht;
2.
hij in de periode van 26 juli 2013 tot en met 27 juli 2013 te Maurik, gemeente Buren en Rotterdam, opzettelijk een minderjarige, te weten [slachtoffer], geboren [geboortedatum 2] te Tiel, heeft onttrokken aan het wettig over die minderjarige gestelde gezag immers heeft verdachte daar toen
- die minderjarige zonder toestemming van haar moeder/ouders in zijn auto meegenomen en
- die minderjarige ondergebracht op een voor haar moeder/ouders onbekend adres.
Wat meer of anders is ten laste gelegd dan hiervoor bewezen is verklaard, is niet bewezen.
Verdachte moet daarvan worden vrijgesproken.

4.De kwalificatie van het bewezenverklaarde

Het bewezenverklaarde levert op:
Ten aanzien van feit 1:
Met iemand die de leeftijd van twaalf jaren, maar nog niet die van zestien jaren heeft bereikt, buiten echt, ontuchtige handelingen plegen die bestaan uit het seksueel binnendringen van het lichaam, meermalen gepleegd
Ten aanzien van feit 2:
Onttrekking van een minderjarige aan het wettig gezag

5.De strafbaarheid van het feit

De feiten zijn strafbaar.

6.De strafbaarheid van de verdachte

Verdachte is strafbaar, nu geen omstandigheid is gebleken of aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluit.

7.Overwegingen ten aanzien van straf en/of maatregel

Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft geëist dat verdachte ter zake van het tenlastegelegde zal worden veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van 3 jaren met aftrek van de tijd in verzekering doorgebracht.
Beoordeling door de rechtbank
De rechtbank heeft bij de bepaling van de op te leggen straf gelet op de aard en de ernst van hetgeen bewezen is verklaard, de omstandigheden waaronder dit is begaan, mede gelet op de persoon en de omstandigheden van de verdachte zoals van een en ander bij het onderzoek ter terechtzitting is gebleken, waarbij onder meer is gelet op het uittreksel uit het algemeen documentatieregister, gedateerd 17 februari 2015, en het rapport van 26 september 2014 dat Reclassering Nederland over verdachte heeft opgesteld.
De rechtbank overweegt in het bijzonder het navolgende.
Verdachte heeft een 14-jarig meisje via de chatfunctie in Wordfeud (een spel op haar gsm) benaderd en haar vervolgens onder druk gezet door te dreigen zichzelf wat aan te doen als ze hem niet wilde ontmoeten. Hierna heeft hij haar aan het wettig gezag van haar ouders onttrokken door haar mee te nemen naar zijn woning, waarna hij seks met haar heeft gehad. Het slachtoffer was weggelopen van huis, iets wat ze hem via een sms-bericht had verteld.
Het aanzienlijke leeftijdsverschil (verdachte was ten tijde van het delict 37 jaar) heeft hem er niet van weerhouden misbruik te maken van de kwetsbare en afhankelijke positie waarin het slachtoffer zich op dat moment bevond. De rechtbank rekent dit verdachte zwaar aan. Door de wetgever is de geestelijke en lichamelijke integriteit van minderjarigen uitdrukkelijk beschermd, onder meer omdat zij op seksueel gebied nog niet volgroeid zijn en zij niet geacht kunnen worden zelfstandig de emotionele gevolgen van seksueel contact voldoende te kunnen inschatten. Handelingen zoals de verdachte die heeft gepleegd, vormen een ernstige inbreuk op de lichamelijke integriteit van het slachtoffer en kunnen, naar de ervaring leert, leiden tot blijvende psychische schade. Gelet op de ernst van de zaak is een forse gevangenisstraf op zijn plaats. Wat betreft de hoogte van die straf acht de rechtbank de eis van de officier van justitie een juiste en zal zij deze volgen.
7a. De beoordeling van de civiele vordering(en), alsmede de gevorderde oplegging van de schadevergoedingsmaatregel
De benadeelde [slachtoffer] heeft zich in het strafproces gevoegd ter verkrijging van schadevergoeding ter zake van het onder 1 bewezenverklaarde feit. Gevorderd wordt een bedrag van € 5.000,- bij wijze van ‘voorschot’ op de immateriële schadevergoeding, vermeerderd met de wettelijke rente over dat bedrag.
De officier van justitie acht de vordering toewijsbaar.
Naar het oordeel van de rechtbank is, op grond van de gebezigde bewijsmiddelen en hetgeen verder ter terechtzitting met betrekking tot de vordering is gebleken, komen vast te staan dat de benadeelde partij als gevolg van het onder 1 bewezen verklaarde handelen op andere wijze in haar persoon is aangetast, zoals bedoeld in art. 6:106 eerste lid, aanhef en onder b van het Burgerlijk Wetboek. Gelet op de aard van het seksuele contact dat verdachte met de benadeelde partij heeft gehad, is op ernstige wijze inbreuk gemaakt op de lichamelijke integriteit en de persoonlijke levenssfeer van de benadeelde partij. Daarnaast is het een feit van algemene bekendheid dat een dergelijke ervaring voor slachtoffers, zeker indien zij – zoals de benadeelde partij – in de pubertijd zijn, langdurig nadelige psychische en lichamelijke gevolgen met zich kunnen brengen. Voor de immateriële schade van de benadeelde partij is de verdachte naar burgerlijk recht aansprakelijk. Rekening houdend met de aard van het schadeveroorzakend handelen, de thans bekende gevolgen daarvan voor de benadeelde partij, de omstandigheden waaronder het feit is gepleegd en de bedragen die Nederlandse rechters in vergelijkbare gevallen plegen toe te kennen, acht de rechtbank op dit moment toewijzing van een bedrag aan smartengeld van € 2.000,00 billijk. De wettelijke rente is toewijsbaar vanaf 26 juli 2013. De benadeelde partij zal niet-ontvankelijk worden verklaard in het meer gevorderde.

8.De toegepaste wettelijke bepalingen

De beslissing is gegrond op de artikelen 10, 27, 36f, 57, 245 en 279 van het Wetboek van Strafrecht.

9.De beslissing

De rechtbank:
 verklaart bewezen dat verdachte het tenlastegelegde, zoals vermeld onder punt 3, heeft begaan;
 verklaart niet bewezen hetgeen verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven bewezen is verklaard en spreekt verdachte daarvan vrij;
 verstaat dat het aldus bewezenverklaarde oplevert de strafbare feiten zoals vermeld onder punt 4;
 verklaart verdachte hiervoor strafbaar;
 veroordeelt verdachte wegens het bewezenverklaarde tot
 een
gevangenisstrafvoor de duur van
3 (drie) jaren.
Beveeltovereenkomstig het bepaalde in artikel 27 van het Wetboek van Strafrecht dat de tijd, door de veroordeelde voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en voorlopige hechtenis doorgebracht, geheel in mindering zal worden gebracht.
De beslissing op de vordering van de benadeelde partij [slachtoffer]
 Wijst de vordering ten dele toe. Veroordeelt verdachte ten aanzien van feit 1 tot betaling van
schadevergoedingaan de
benadeelde partij [slachtoffer], van een bedrag van
€ 2.000,- (tweeduizend euro), vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 26 juli 2013 tot aan de dag der algehele voldoening en met betaling van de kosten van het geding en de tenuitvoerlegging door de benadeelde partij gemaakt, tot op heden begroot op nihil;
 legt aan veroordeelde de
verplichtingop
om aan de Staat, ten behoeve van de benadeelde partij [slachtoffer] een bedrag
te betalen van € 2.000,- (tweeduizend euro), vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 26 juli 2013 tot aan de dag der algehele voldoening, met bepaling dat bij gebreke van betaling en verhaal van de hoofdsom 30 dagen hechtenis zal kunnen worden toegepast zonder dat de betalingsverplichting vervalt;
 bepaalt dat, indien veroordeelde heeft voldaan aan de verplichting tot betaling aan de Staat daarmee de verplichting tot betaling aan de benadeelde partij in zoverre komt te vervallen en andersom dat, indien veroordeelde heeft voldaan aan de verplichting tot betaling aan de benadeelde partij daarmee de verplichting tot betaling aan de Staat in zoverre komt te vervallen;
 verklaart de benadeelde partij
voor het overige niet-ontvankelijkin haar vordering.
Dit vonnis is gegeven door mr. C. van Linschoten (voorzitter), mr. F.J.H. Hovens en mr. C.M.E. Lagarde, rechters, in tegenwoordigheid van mr. C.T.P.M. van Aarssen, griffier, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van deze rechtbank op 7 april 2015.

Voetnoten

1.Het bewijs is terug te vinden in het in de wettelijke vorm door verbalisant [verbalisant] van de politie Oost Nederland, district Gelderland-Zuid
2.Proces-verbaal van verhoor verdachte, p. 63-66; proces-verbaal van aangifte, p. 120-122.
3.Proces-verbaal van aangifte, p. 122.
4.Rapport Nederlands Forensisch Instituut, p. 179-180; proces-verbaal afname DNA celmateriaal, p. 171.
5.Proces-verbaal van aangifte, p. 122.
6.Proces-verbaal van verhoor verdachte, p. 46, 52.
7.Proces-verbaal verhoor aangeefster, p. 79-81.
8.Proces-verbaal aangifte, p. 86-87
9.Proces-verbaal onderzoek telecom en internet, p. 130.
10.Bijlage uitdraai Whatsapp/SMS/Wordfeud-berichten, p. 158.