In deze zaak heeft de rechtbank Gelderland op 24 maart 2015 uitspraak gedaan in een kort geding tussen de stichting Talis en Almass Bewinvoering B.V. De zaak betreft een huurkwestie waarbij de huurder, onder bewind gesteld, een voorlopige voorziening had aangevraagd na een ontruimingsvonnis dat bij verstek was gewezen. De huurder had in januari 2015 een voorlopige voorziening ex art. 287b Faillissementswet verkregen, die de ontruiming voorlopig verbood. De verhuurder, Talis, stelde dat de huur voor maart 2015 te laat was betaald, en gaf de deurwaarder opdracht om het ontruimingsvonnis uit te voeren. De beschermingsbewindvoerder betwistte dit en stelde dat de betaling op 6 maart 2015 betrekking had op de huur voor april 2015, terwijl de huur voor maart al op 30 januari 2015 was voldaan.
De rechtbank oordeelde dat de betalingen van de huurder correct waren en dat de voorwaarde waaronder het verstekvonnis was geschorst, was nageleefd. De rechtbank concludeerde dat het verstekvonnis niet ten uitvoer kon worden gelegd zolang de voorlopige voorziening ex art. 287b van kracht was. Talis werd als in het ongelijk gestelde partij veroordeeld in de proceskosten. De uitspraak benadrukt het belang van correcte toerekening van huurbetalingen en de bescherming van huurders onder bewind.