ECLI:NL:RBGEL:2015:2278

Rechtbank Gelderland

Datum uitspraak
7 april 2015
Publicatiedatum
3 april 2015
Zaaknummer
AWB - 14 _ 6831
Instantie
Rechtbank Gelderland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Belastingrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Onterecht opgelegde aanslagen rioolheffing voor een perceel zonder aansluiting op gemeentelijk riool

In deze zaak heeft de Rechtbank Gelderland op 7 april 2015 uitspraak gedaan over de aanslagen rioolheffing die aan eiser zijn opgelegd voor de belastingjaren 2012 en 2013. Eiser, gebruiker van een perceel dat bestaat uit grasland met een schuur voor schapen, heeft betoogd dat er geen water wordt afgevoerd op het gemeentelijke riool, omdat het perceel lager ligt dan de weg en er geen afvoerputten zijn die op het riool uitkomen. De rechtbank heeft vastgesteld dat de aanslagen zijn gebaseerd op de verordeningen van de gemeente Scherpenzeel, maar dat verweerder niet aannemelijk heeft gemaakt dat het belastbare feit zich heeft voorgedaan. De rechtbank oordeelt dat de bedoeling van de Vereniging van Nederlandse Gemeenten om alle percelen in het zorgplichtgebied te belasten, niet terug te vinden is in de verordening. De rechtbank heeft de beroepen van eiser gegrond verklaard, de aanslagen vernietigd en verweerder veroordeeld in de proceskosten van eiser. De uitspraak is openbaar uitgesproken en partijen zijn geïnformeerd over de mogelijkheid tot hoger beroep.

Uitspraak

RECHTBANK GELDERLAND

Zittingsplaats Arnhem
Belastingrecht
zaaknummers: AWB 14/6831 en AWB 14/6832

uitspraak van de enkelvoudige belastingkamer van 7 april 2015

in de zaken tussen

[X], te [Z], eiser,

en

de heffingsambtenaar van de gemeente Scherpenzeel, verweerder.

Procesverloop

Verweerder heeft aan eiser voor de jaren 2012 en 2013 op 30 juni 2014 aanslagen (aanslagnummers [000] en [001]) rioolheffing opgelegd van € 381,65 en
€ 389,95.
Verweerder heeft bij uitspraken op bezwaar van 18 augustus 2014 de aanslagen gehandhaafd.
Eiser heeft daartegen bij faxberichten van 24 september 2014 beroep ingesteld in beide zaken.
Verweerder heeft de op de zaken betrekking hebbende stukken overgelegd en een verweerschrift ingediend.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 9 maart 2015. Eiser is verschenen, bijgestaan door zijn zoon [Y]. Namens verweerder is verschenen [gemachtigde]. Eiser heeft ter zitting het formulier proceskosten overgelegd.

Overwegingen

Feiten
1. Eiser is gebruiker van de onroerende zaak, plaatselijk bekend als [A-straat 1] te [Z] (hierna: het perceel). Het perceel is een stuk grasland van 3.350 m² met een schuur voor schapen.
Geschil
2. In geschil is of de door verweerder aan eiser opgelegde aanslagen rioolheffing voor de belastingjaren 2012 en 2013 terecht zijn opgelegd.

Beoordeling van het geschil

3. De rechtbank stelt vast dat de aanslagen rioolheffingen zijn gebaseerd op de door de raad van de gemeente Scherpenzeel vastgestelde verordeningen rioolheffing 2012 en 2013. De bevoegdheid tot vaststelling van deze verordeningen ontleent de raad aan artikel 228a, in verbinding met artikel 216 van de Gemeentewet.
4. Op 22 december 2011 heeft de raad van de gemeente Scherpenzeel de Verordening op de heffing en invordering van rioolheffing 2012 (hierna: de Verordening) vastgesteld.
In de Verordening is onder meer het volgende opgenomen:

Artikel 1 Begripsomschrijvingen
Deze verordening verstaat onder:
a. perceel: een roerende of onroerende zaak of een zelfstandig gedeelte daarvan;
b. gemeentelijke riolering: een voorziening of een combinatie van voorzieningen voor inzameling, verwerking, zuivering of transport van afvalwater, hemelwater of grondwater, in eigendom, in beheer of in onderhoud bij de gemeente;
c. verbruiksperiode: de periode waarop de afrekening van het waterbedrijf betrekking heeft;
d. water: huishoudelijk afvalwater, bedrijfsafvalwater hemelwater of grondwater.
(…)
Artikel 3 Belastbaar feit en belastingplicht
1. de belasting wordt geheven:
a. (…);
b. van de gebruiker van een perceel van waaruit water direct of indirect op de gemeentelijke riolering wordt afgevoerd en welke niet tot bewoning dient, zoals een bedrijf, een instelling en een onderneming.
2. (...)”
5. De tekst van de onder 4. vermelde artikelen is voor het belastingjaar 2013 identiek.
6. Blijkens de Verordening kan verweerder op grond van de Verordening rioolheffing heffen bij de gebruiker van het perceel van waaruit water direct of indirect wordt afgevoerd op de gemeentelijke riolering. Dit kan behalve afvalwater, ook hemelwater of grondwater zijn.
7. Eiser heeft aangevoerd dat geen sprake is van directe of indirecte afvoer op het gemeentelijk riool. Verweerder heeft aangevoerd dat met ingang van 1 januari 2012 door middel van de rioolheffing de kosten worden verhaald om collectieve maatregelen te treffen die de gemeente noodzakelijk acht voor een doelmatig werkende riolering en overige maatregelen ten aanzien van grond- of hemelwater. Gelet hierop stelt verweerder dat een aansluiting op het riool niet noodzakelijk is voor het opleggen van een aanslag rioolheffing; de ligging in een gebied waar de gemeente haar zorgplicht uitvoert is volgens verweerder daarvoor voldoende. Dit was namelijk de bedoeling van de Vereniging van Nederlandse Gemeenten (hierna: VNG) bij de modelverordening die door de gemeente is gebruikt.
8. Het hiervoor weergegeven standpunt van verweerder staat haaks op het bepaalde in artikel 3 van de Verordening. Ten aanzien van de vraag of sprake is van een belastbaar feit in de zin van de Verordening, is doorslaggevend of water direct of indirect op de gemeentelijke riolering wordt afgevoerd. De bedoeling van de VNG om alle percelen in het zorgplicht gebied van de gemeente te belasten, is niet terug te vinden in het belastbaar feit in de Verordening.
9. Eiser heeft bij brief van 21 februari 2015 aan de hand van een foto en kaveltekening toegelicht dat het perceel (ruim) 30 centimeter lager ligt dan de omliggende percelen en dat naast het perceel een sloot is gelegen die niet is aangesloten op het gemeentelijk riool, doch uitmondt in de [A]. De sloten zijn van het waterschap en moeten door eiser zelf uitgebaggerd worden.
10. Verweerder heeft de bewijslast dat het belastbare feit zoals omschreven in de Verordening, zich heeft voorgedaan. Eiser heeft gemotiveerd gesteld en toegelicht dat geen water van zijn perceel direct of indirect wordt afgevoerd op het gemeentelijk riool. Verweerder heeft dit niet, althans niet gemotiveerd, weersproken. De niet onderbouwde stelling van verweerder dat het hemelwater van het perceel wegstroomt in de afvoerputten in de weg die is gelegen voor het perceel, is door eiser weersproken met de argumenten dat het perceel lager ligt dan de weg en dat in de weg geen afvoerputten zitten. Verweerder heeft deze argumenten van eiser niet betwist.
11. Uit het voorgaande volgt dat verweerder het belastbare feit ten aanzien waarvan de aanslagen rioolheffing zijn opgelegd, niet aannemelijk heeft gemaakt. De aanslagen rioolheffing zijn derhalve ten onrechte aan eiser opgelegd. De uitspraken op bezwaar alsmede de aanslagen rioolheffing 2012 en 2013 kunnen niet in stand blijven.
12. De overige beroepsgronden van eiser behoeven geen bespreking meer.
13. Gelet op het voorgaande dienen de beroepen gegrond te worden verklaard.
14. De rechtbank vindt aanleiding verweerder te veroordelen in de kosten die eiser in verband met de behandeling van de beroepen redelijkerwijs heeft moeten maken. Daarbij past de rechtbank het Besluit proceskosten bestuursrecht toe. Eiser heeft € 160 gevraagd als verletkosten voor zijn zoon, die namens hem het woord heeft gevoerd. Dit bedrag behelst 4 uur, zodat het gevraagde uurtarief € 40 bedraagt. Dit uurtarief komt de rechtbank erg hoog voor en is niet onderbouwd met een loonstrookje of anderszins. Verweerder heeft opgemerkt dat hij het bedrag erg hoog vindt. Mede omdat de verletkosten vergoeding belastingvrij is, is de rechtbank van oordeel dat € 25 per uur voldoende is. De verletkostenvergoeding zal daarom worden toegewezen tot een bedrag van (4x25) € 100. Voorts zullen de reiskosten van eiser en zijn zoon van totaal € 31,76 op basis van openbaar vervoer 2e klas dienen te worden vergoed. Het totaal toewijsbare bedrag komt dus uit op € 131,76. Van overige voor vergoeding in aanmerking komende kosten is de rechtbank niet gebleken.

Beslissing

De rechtbank:
- verklaart de beroepen gegrond;
- vernietigt de uitspraken op bezwaar
- vernietigt de aanslagen rioolheffing 2012 en 2013;
- bepaalt dat deze uitspraak in de plaats treedt van de vernietigde uitspraken op bezwaar;
- veroordeelt verweerder in de proceskosten van eiser ten bedrage van € 131,76;
- gelast dat verweerder het door eiser betaalde griffierecht van € 90 vergoedt.
Deze uitspraak is gedaan door mr. F.M. Smit, rechter, in tegenwoordigheid van mr. S. Kranenbarg, griffier. De beslissing is in het openbaar uitgesproken op: 7 april 2015
griffier
rechter
Afschrift verzonden aan partijen op:
Rechtsmiddel
Tegen deze uitspraak kunnen partijen binnen zes weken na de verzenddatum hoger beroep instellen bij het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden (belastingkamer), Postbus 9030, 6800 EM Arnhem.
Bij het instellen van hoger beroep dient het volgende in acht te worden genomen:
1 - bij het beroepschrift wordt een afschrift van deze uitspraak overgelegd;
2 - het beroepschrift moet ondertekend zijn en ten minste het volgende vermelden:
a. de naam en het adres van de indiener;
b. een dagtekening;
c. een omschrijving van de uitspraak waartegen het hoger beroep is ingesteld;
d. de gronden van het hoger beroep.