Overwegingen
1. Eiser is gebruiker van de onroerende zaak, plaatselijk bekend als [A-straat 1] te [Z] (hierna: het perceel). Het perceel is een stuk grasland van 3.350 m² met een schuur voor schapen.
2. In geschil is of de door verweerder aan eiser opgelegde aanslagen rioolheffing voor de belastingjaren 2012 en 2013 terecht zijn opgelegd.
Beoordeling van het geschil
3. De rechtbank stelt vast dat de aanslagen rioolheffingen zijn gebaseerd op de door de raad van de gemeente Scherpenzeel vastgestelde verordeningen rioolheffing 2012 en 2013. De bevoegdheid tot vaststelling van deze verordeningen ontleent de raad aan artikel 228a, in verbinding met artikel 216 van de Gemeentewet.
4. Op 22 december 2011 heeft de raad van de gemeente Scherpenzeel de Verordening op de heffing en invordering van rioolheffing 2012 (hierna: de Verordening) vastgesteld.
In de Verordening is onder meer het volgende opgenomen:
“
Artikel 1 Begripsomschrijvingen
Deze verordening verstaat onder:
a. perceel: een roerende of onroerende zaak of een zelfstandig gedeelte daarvan;
b. gemeentelijke riolering: een voorziening of een combinatie van voorzieningen voor inzameling, verwerking, zuivering of transport van afvalwater, hemelwater of grondwater, in eigendom, in beheer of in onderhoud bij de gemeente;
c. verbruiksperiode: de periode waarop de afrekening van het waterbedrijf betrekking heeft;
d. water: huishoudelijk afvalwater, bedrijfsafvalwater hemelwater of grondwater.
(…)
Artikel 3 Belastbaar feit en belastingplicht
1. de belasting wordt geheven:
b. van de gebruiker van een perceel van waaruit water direct of indirect op de gemeentelijke riolering wordt afgevoerd en welke niet tot bewoning dient, zoals een bedrijf, een instelling en een onderneming.
5. De tekst van de onder 4. vermelde artikelen is voor het belastingjaar 2013 identiek.
6. Blijkens de Verordening kan verweerder op grond van de Verordening rioolheffing heffen bij de gebruiker van het perceel van waaruit water direct of indirect wordt afgevoerd op de gemeentelijke riolering. Dit kan behalve afvalwater, ook hemelwater of grondwater zijn.
7. Eiser heeft aangevoerd dat geen sprake is van directe of indirecte afvoer op het gemeentelijk riool. Verweerder heeft aangevoerd dat met ingang van 1 januari 2012 door middel van de rioolheffing de kosten worden verhaald om collectieve maatregelen te treffen die de gemeente noodzakelijk acht voor een doelmatig werkende riolering en overige maatregelen ten aanzien van grond- of hemelwater. Gelet hierop stelt verweerder dat een aansluiting op het riool niet noodzakelijk is voor het opleggen van een aanslag rioolheffing; de ligging in een gebied waar de gemeente haar zorgplicht uitvoert is volgens verweerder daarvoor voldoende. Dit was namelijk de bedoeling van de Vereniging van Nederlandse Gemeenten (hierna: VNG) bij de modelverordening die door de gemeente is gebruikt.
8. Het hiervoor weergegeven standpunt van verweerder staat haaks op het bepaalde in artikel 3 van de Verordening. Ten aanzien van de vraag of sprake is van een belastbaar feit in de zin van de Verordening, is doorslaggevend of water direct of indirect op de gemeentelijke riolering wordt afgevoerd. De bedoeling van de VNG om alle percelen in het zorgplicht gebied van de gemeente te belasten, is niet terug te vinden in het belastbaar feit in de Verordening.
9. Eiser heeft bij brief van 21 februari 2015 aan de hand van een foto en kaveltekening toegelicht dat het perceel (ruim) 30 centimeter lager ligt dan de omliggende percelen en dat naast het perceel een sloot is gelegen die niet is aangesloten op het gemeentelijk riool, doch uitmondt in de [A]. De sloten zijn van het waterschap en moeten door eiser zelf uitgebaggerd worden.
10. Verweerder heeft de bewijslast dat het belastbare feit zoals omschreven in de Verordening, zich heeft voorgedaan. Eiser heeft gemotiveerd gesteld en toegelicht dat geen water van zijn perceel direct of indirect wordt afgevoerd op het gemeentelijk riool. Verweerder heeft dit niet, althans niet gemotiveerd, weersproken. De niet onderbouwde stelling van verweerder dat het hemelwater van het perceel wegstroomt in de afvoerputten in de weg die is gelegen voor het perceel, is door eiser weersproken met de argumenten dat het perceel lager ligt dan de weg en dat in de weg geen afvoerputten zitten. Verweerder heeft deze argumenten van eiser niet betwist.
11. Uit het voorgaande volgt dat verweerder het belastbare feit ten aanzien waarvan de aanslagen rioolheffing zijn opgelegd, niet aannemelijk heeft gemaakt. De aanslagen rioolheffing zijn derhalve ten onrechte aan eiser opgelegd. De uitspraken op bezwaar alsmede de aanslagen rioolheffing 2012 en 2013 kunnen niet in stand blijven.
12. De overige beroepsgronden van eiser behoeven geen bespreking meer.
13. Gelet op het voorgaande dienen de beroepen gegrond te worden verklaard.
14. De rechtbank vindt aanleiding verweerder te veroordelen in de kosten die eiser in verband met de behandeling van de beroepen redelijkerwijs heeft moeten maken. Daarbij past de rechtbank het Besluit proceskosten bestuursrecht toe. Eiser heeft € 160 gevraagd als verletkosten voor zijn zoon, die namens hem het woord heeft gevoerd. Dit bedrag behelst 4 uur, zodat het gevraagde uurtarief € 40 bedraagt. Dit uurtarief komt de rechtbank erg hoog voor en is niet onderbouwd met een loonstrookje of anderszins. Verweerder heeft opgemerkt dat hij het bedrag erg hoog vindt. Mede omdat de verletkosten vergoeding belastingvrij is, is de rechtbank van oordeel dat € 25 per uur voldoende is. De verletkostenvergoeding zal daarom worden toegewezen tot een bedrag van (4x25) € 100. Voorts zullen de reiskosten van eiser en zijn zoon van totaal € 31,76 op basis van openbaar vervoer 2e klas dienen te worden vergoed. Het totaal toewijsbare bedrag komt dus uit op € 131,76. Van overige voor vergoeding in aanmerking komende kosten is de rechtbank niet gebleken.