ECLI:NL:RBGEL:2015:2186

Rechtbank Gelderland

Datum uitspraak
30 maart 2015
Publicatiedatum
1 april 2015
Zaaknummer
279611 KZ RK 15-86
Instantie
Rechtbank Gelderland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Wraking
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing verzoek tot wraking van rechter in civiele procedure

Op 30 maart 2015 heeft de meervoudige wrakingskamer van de Rechtbank Gelderland in Zutphen het verzoek tot wraking van rechter M.C.J. Heessels afgewezen. Verzoeker, die gedaagde was in een aanhangige civiele zaak, had op 2 maart 2015 een wrakingsverzoek ingediend, omdat hij het oneens was met enkele rechtsoverwegingen in een eerder vonnis van 23 september 2010. Verzoeker stelde dat de rechter onvolledig had geciteerd uit een akte en dat dit ernstige gevolgen voor hem had. De rechter heeft in zijn verweerschrift aangegeven dat het wrakingsverzoek niet kan worden gebaseerd op een vermeende onjuistheid in een citaat en dat er geen sprake is van vooringenomenheid. Tijdens de zitting op 23 maart 2015 heeft verzoeker zijn standpunt toegelicht, maar de rechter is niet verschenen.

De rechtbank heeft in haar beoordeling vastgesteld dat volgens artikel 36 van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering een rechter gewraakt kan worden op basis van feiten die de onpartijdigheid in gevaar kunnen brengen. De rechtbank oordeelde dat de door verzoeker aangevoerde argumenten vooral betrekking hadden op de inhoud van het eerdere vonnis en geen zwaarwegende aanwijzingen opleverden voor een vooringenomenheid van de rechter. Verzoeker had ook verklaard geen vertrouwen te hebben in de rechter, maar dit werd niet als een uitzonderlijke omstandigheid beschouwd. De rechtbank concludeerde dat verzoeker geen feiten of omstandigheden had aangevoerd die de onpartijdigheid van de rechter in gevaar konden brengen, en wees het verzoek tot wraking af.

Uitspraak

RECHTBANK GELDERLAND

Zittingsplaats Zutphen
Meervoudige wrakingskamer
Zaaknummer: 279611 KZ RK 15-86
Beslissing van 30 maart 2015 van de meervoudige wrakingskamer van de rechtbank op het verzoek van:
[verzoeker],
wonende te [plaats],
hierna te noemen: verzoeker,
strekkende tot wraking van:
mr. M.C.J. HEESSELS,
kantonrechter in deze rechtbank,
hierna te noemen: de rechter.

1.Het verloop van de procedure

1.1.
Verzoeker is gedaagde in een bij deze rechtbank aanhangige zaak met zaaknummer 3308072 CV EXPL 14-5848.
1.2.
Bij brief van 2 maart 2015, ingekomen per fax op 3 maart 2015 om 17:56 uur, heeft verzoeker een verzoek tot wraking van de rechter ingediend.
1.2.
Bij verweerschrift van 10 maart 2015, ingekomen op 10 maart 2015, heeft de rechter gereageerd op het wrakingsverzoek.
1.3.
Het wrakingsverzoek is ter zitting behandeld op 23 maart 2015. Van deze zitting is een proces-verbaal opgemaakt. Verzoeker is verschenen en heeft zijn verzoek nader toegelicht. De rechter is met kennisgeving niet verschenen.

2.Het wrakingsverzoek

2.1.
Samengevat weergegeven heeft verzoeker aan zijn verzoek ten grondslag gelegd dat hij het oneens is met een aantal rechtsoverwegingen in het vonnis van 23 september 2010 met zaaknummer 393683 CV 10-237, welk vonnis door de rechter is gewezen.
2.2.
In eigen woorden heeft verzoeker gesteld dat de rechter er volstrekt naast zit en dat de rechter zeer onvolledig heeft geciteerd uit de akte van 26 maart 1993. Verzoeker kan niet anders dan concluderen dat (1) de rechter artikel 7aB van de koopakte niet heeft gelezen of (2) niet heeft willen lezen. Het eerste is zeer ernstig en zeer nadelig voor verzoeker en het tweede is uiterst kwalijk te noemen.

3.Het standpunt van de rechter

3.1.
De rechter heeft niet in de wraking berust.
3.2.
De rechter heeft in zijn verweerschrift gesteld dat het middel van wraking niet kan worden gebaseerd op een gestelde onjuistheid in een weergegeven citaat in een vonnis. Tegen een vonnis staat het rechtsmiddel van hoger beroep open. In de huidige procedure is verzoeker in de gelegenheid (geweest) zijn standpunt uiteen te zetten en het geschil zal in hoger beroep opnieuw zorgvuldig worden beoordeeld. Er is geen sprake van een (schijn van) vooringenomenheid jegens verzoeker die een wraking zou kunnen rechtvaardigen. Andere gronden die zich richten jegens de rechter of zijn optreden als rechter zijn niet aangevoerd. De rechter heeft geconcludeerd dat door verzoeker onvoldoende (specifieke) gronden zijn aangevoerd die zouden kunnen leiden tot de conclusie dat met betrekking tot zijn optreden als kantonrechter de rechterlijke onpartijdigheid schade zou kunnen lijden.

4.De beoordeling door de rechtbank

4.1.
Volgens artikel 36 van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering (Rv) kan op verzoek van een partij een rechter die een zaak behandelt, worden gewraakt op grond van feiten of omstandigheden waardoor de rechterlijke onpartijdigheid schade zou kunnen lijden.
4.2.
Op grond van vaste jurisprudentie van de Hoge Raad dient bij de beoordeling van een beroep op het ontbreken van onpartijdigheid van de rechter voorop te staan dat een rechter uit hoofde van zijn aanstelling moet worden vermoed onpartijdig te zijn, tenzij zich uitzonderlijke omstandigheden voordoen die een zwaarwegende aanwijzing opleveren voor het oordeel dat een rechter jegens een rechtzoekende een vooringenomenheid koestert, althans dat de bij een rechtzoekende dienaangaande bestaande vrees objectief gerechtvaardigd is.
4.3.
De rechtbank is van oordeel dat van een dergelijke uitzonderlijke omstandigheid in dit geval geen sprake is. De door verzoeker aangevoerde argumenten (zie 2.1 en 2.2) hebben vooral betrekking op - naar de mening van verzoeker - onjuiste citaten/conclusies in het vonnis dat de rechter heeft gewezen op 23 september 2010. Deze argumenten zien dus enkel op de inhoud van dat vonnis en leveren op zichzelf geen zwaarwegende aanwijzing op voor het oordeel dat de rechter in de onderhavige procedure vooringenomen is/zal zijn jegens verzoeker, althans dat de bij verzoeker bestaande vrees daarvoor objectief gerechtvaardigd is.
4.4.
Ter zitting heeft verzoeker desgevraagd verklaard dat hij geen vertrouwen heeft in de rechter en dat hij met zijn wrakingsverzoek beoogt dat een andere rechter dan de gewraakte rechter de thans aanhangige zaak (en mogelijke zaken in de toekomst) zal behandelen. De rechtbank overweegt dat ook dit argument geen uitzonderlijke omstandigheid is als hiervoor onder 4.2. overwogen. De wrakingsprocedure is niet bedoeld om vervanging van de behandelend rechter te bewerkstelligen, wanneer men het niet met hem/haar eens is of zal zijn.
4.5.
De conclusie is dan ook dat verzoeker geen feiten of omstandigheden heeft aangevoerd waaruit opgemaakt kan worden dat de rechterlijke onpartijdigheid schade zou kunnen lijden in de zin van artikel 36 Rv. Het verzoek tot wraking wordt dan ook afgewezen.

5.De beslissing

De rechtbank:
  • wijst het verzoek tot wraking van de rechter af;
  • bepaalt dat de procedure, bij de rechtbank bekend onder zaaknummer
Deze beslissing is gegeven door mr. S.A.M. Vrendenbarg-Elsbeek, voorzitter, jhr. mr. W.L.F. Prisse en mr. P.F.A. Bierbooms, rechters, en in het openbaar uitgesproken door mr. Vrendenbarg-Elsbeek voornoemd op 30 maart 2015 in aanwezigheid van mr. C.J. van der Sloot, griffier.
de griffier de voorzitter
Tegen deze beslissing staat geen rechtsmiddel open.