In deze zaak heeft de Rechtbank Gelderland op 11 maart 2015 uitspraak gedaan in een geschil tussen [eiser] en [gedaagde] over bestuurdersaansprakelijkheid. [eiser] vorderde betaling van een bedrag van € 50.251,66 van [gedaagde], die als bestuurder van Kantoor [Y] werd aangesproken voor het niet voldoen aan huurverplichtingen. De rechtbank oordeelde dat [gedaagde] niet persoonlijk aansprakelijk was, omdat niet was aangetoond dat hij onrechtmatig had gehandeld. De rechtbank stelde vast dat Kantoor [Y] de huurpenningen niet had betaald, maar dat [gedaagde] niet wist of redelijkerwijs had moeten begrijpen dat de vennootschap niet aan haar verplichtingen kon voldoen. De rechtbank verwees naar eerdere jurisprudentie, waaronder HR 6 oktober 1989 (Beklamel), en concludeerde dat van verhaalsfrustratie of betalingsonwil geen sprake was. De vorderingen van [eiser] werden afgewezen, en hij werd veroordeeld in de proceskosten van [gedaagde].