ECLI:NL:RBGEL:2015:2057

Rechtbank Gelderland

Datum uitspraak
25 maart 2015
Publicatiedatum
25 maart 2015
Zaaknummer
05/841029-14
Instantie
Rechtbank Gelderland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Bedreiging met een mes en slaande bewegingen in Arnhem

In deze zaak heeft de Rechtbank Gelderland op 25 maart 2015 uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die beschuldigd werd van bedreiging en poging tot zware mishandeling. De verdachte werd verweten dat hij op 26 november 2014 in Arnhem een mes had getoond en daarbij slaande en schoppende bewegingen had gemaakt naar twee slachtoffers, [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2]. De officier van justitie stelde dat de feiten wettig en overtuigend bewezen konden worden, onderbouwd door de aangifte van [slachtoffer 2] en getuigenverklaringen van [slachtoffer 1]. De rechtbank oordeelde dat de verklaringen van de slachtoffers betrouwbaar waren en dat de verdachte een zeer bedreigende situatie had gecreëerd. De verdediging pleitte voor vrijspraak, maar de rechtbank oordeelde dat de verdachte wel degelijk slaande bewegingen had gemaakt en met een mes had gedreigd. De rechtbank sprak de verdachte vrij van de poging tot zware mishandeling, maar achtte de bedreiging met een misdrijf tegen het leven bewezen. De rechtbank legde een gevangenisstraf op van zes maanden, waarvan twee maanden voorwaardelijk, met een proeftijd van twee jaren. De rechtbank hield rekening met de omstandigheden waaronder de feiten waren gepleegd en de psychische gesteldheid van de verdachte, die niet had meegewerkt aan een psychologisch onderzoek.

Uitspraak

RECHTBANK GELDERLAND
Team strafrecht
Zittingsplaats Arnhem
Parketnummer : 05/841029-14
Datum uitspraak : 25 maart 2015
Tegenspraak
vonnis van de meervoudige kamer
in de zaak van
de officier van justitie bij het arrondissementsparket Oost-Nederland
tegen
[verdachte]
geboren op [geboortedatum] te [geboorteplaats], wonende te [adres], [woonplaats]
thans gedetineerd te [verblijfplaats]
raadsvrouw : J.H. Schaap, advocaat te Arnhem.
Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting
van 11 maart 2015.
1. De inhoud van de tenlastelegging [1]
Verdachte wordt, na een door de rechtbank toegewezen vordering tot wijziging van de tenlastelegging, verweten dat hij op 26 november 2014 in Arnhem een mes heeft laten zien en daarbij slaande en schoppende bewegingen heeft gemaakt naar [slachtoffer 1]. Daarnaast wordt hem verweten dat hij met dat mes stekende bewegingen heeft gemaakt naar het lichaam van [slachtoffer 2].
Dit is in het eerste feit tenlastegelegd als een poging tot zware mishandeling van [slachtoffer 2] en in het tweede feit als het bedreigen met een misdrijf tegen het leven of met zware mishandeling van [slachtoffer 2] en [slachtoffer 1].
2. Overwegingen ten aanzien van het bewijs [2]
Ten aanzien van het onder feit 1 en 2 tenlastegelegde
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gesteld dat wettig en overtuigend bewezen kan worden geacht dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan de feiten.
De aangifte van [slachtoffer 2], de getuigenverklaringen van [slachtoffer 1] en van Dijk zijn helder. Er is die dag een zeer bedreigende situatie geweest. Verdachte was kwaad, want hij wilde geen medicatie gaan gebruiken. Hij heeft slaande en schoppende bewegingen gemaakt in de richting van [slachtoffer 1]. Daarna heeft hij een mes gepakt, dit opengeklapt en dit mes laten zien aan [slachtoffer 1], die dit zeer bedreigend vond. Hoewel [slachtoffer 1] geen aangifte doet, kan er gelet op zijn verklaring, van worden uitgegaan dat hij erg bang is geweest.
Vervolgens heeft verdachte, terwijl hij op korte afstand van [slachtoffer 2] stond, met dat mes stekende bewegingen gemaakt in de richting van de buik of het lichaam van die [slachtoffer 2], waardoor deze zwaar letsel had kunnen oplopen. Getuige [slachtoffer 1] verklaart nog dat hij dacht dat [slachtoffer 2] was gestoken. Dit alles maakt dat deze verklaringen betrouwbaar zijn en de overtuiging geven dat verdachte geprobeerd heeft om [slachtoffer 2] te steken en dus zwaar letsel toe te brengen.
Het standpunt van de verdediging
De verdediging heeft vrijspraak bepleit voor beide feiten.
Verdachte werd op enig moment door [slachtoffer 1] geschopt en heeft misschien toen wel slaande bewegingen gemaakt in de richting van [slachtoffer 1].
Omdat [slachtoffer 2] en [slachtoffer 1] maar bleven doorgaan heeft verdachte toen een mes uit zijn jas gepakt en in zijn handen gehad. Hij heeft dat mes alleen langs zijn lichaam gehouden. Er is geen sprake van stekende bewegingen, waardoor vrijspraak van feit 1 dient te volgen.
De stekende bewegingen met het mes ten opzichte van [slachtoffer 2] zijn naast feit 1, ook tenlastegelegd in feit 2, maar nu als een bedreiging tegen die [slachtoffer 2]. Als die stekende bewegingen al zouden zijn gemaakt, dan had dit als subsidiair moeten worden tenlastegelegd bij feit 1.
De slaande of schoppende bewegingen die verdachte tegen [slachtoffer 1] heeft gemaakt zijn onvoldoende aan te merken als een bedreiging met een misdrijf tegen het leven of met zware mishandeling. Voor een bedreiging tegen [slachtoffer 1] is dus ook onvoldoende bewijs.
Beoordeling door de rechtbank
Ten aanzien van de feiten:
In het proces verbaal zijn onder meer de aangifte van [slachtoffer 2] en de getuigenverklaring van [slachtoffer 1] opgenomen en deze verklaringen sluiten op belangrijke punten op elkaar aan. Verdachte heeft ter zitting verklaard op enig moment een mes uit zijn zak te hebben gehaald, het mes te hebben opengeklapt en te hebben vastgehouden. Op basis van de verklaringen van [slachtoffer 2] en [slachtoffer 1] staat voor de rechtbank vast dat verdachte op enig moment ook stekende bewegingen heeft gemaakt in de richting van [slachtoffer 2]. Verdachte ontkent dat hij [slachtoffer 2] met het mes heeft willen steken.
Uit de verklaringen blijkt ook dat verdachte, [slachtoffer 2], en [slachtoffer 1] zich tijdens het incident allen in de kamer van verdachte bevonden en dat de onderlinge afstand tussen verdachte en de anderen klein was. Deze afstand wordt door aangever [slachtoffer 2] geschat op 30 cm. Deze afstand is dermate klein dat verdachte, als hij dit werkelijk had gewild, hij [slachtoffer 2] gemakkelijk had kunnen raken en had kunnen neersteken. Nu dit niet is gebeurd, kan dit erop wijzen dat verdachte niet de bedoeling had om te steken. De rechtbank acht daarom verdachtes verklaring dat hij de anderen uit zijn kamer wilde hebben en daarom met het mes heeft gedreigd, maar dat hij [slachtoffer 2] geen letsel heeft willen toebrengen, geloofwaardig. Daarom zal de rechtbank verdachte van feit 1 vrijspreken.
Het staat voor de rechtbank vast dat verdachte slaande bewegingen naar [slachtoffer 1] heeft gemaakt, een mes heeft getoond aan [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2] en dat hij met dat mes stekende bewegingen heeft gemaakt naar [slachtoffer 2]. Deze situatie als geheel kan, zeker omdat alles zich in een kleine ruimte heeft afgespeeld, door zowel [slachtoffer 2] als [slachtoffer 1], als zeer bedreigend zijn ervaren. Gelet op deze overweging vindt de rechtbank feit 2 bewezen.

3.Bewezenverklaring

Naar het oordeel van de rechtbank is wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het onder feit 2 ten laste gelegde heeft begaan, te weten dat:
2.
hij op of omstreeks 26 november 2014 te Arnhem [slachtoffer 2] (medewerker van het
RIBW) en/of [slachtoffer 1] (medewerker van Pro Persona) heeft bedreigd met enig misdrijf tegen het leven gericht immers heeft verdachte opzettelijk dreigend
- een of meer slaande bewegingen in de richting van voormelde [slachtoffer 1] gemaakt en
- een mes gepakt en uit geklapt en dit uitgeklapte mes zichtbaar voor [slachtoffer 2] en [slachtoffer 1] heeft vastgehouden en staande op zeer korte afstand van voormelde [slachtoffer 2] stekende bewegingen met een mes in de richting van het lichaam van die [slachtoffer 2] heeft gemaakt;
Voor zover er in de tenlastelegging kennelijke taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn die fouten verbeterd. Verdachte is daardoor niet in zijn verdediging geschaad.

4.De kwalificatie van het bewezenverklaarde

Het bewezenverklaarde levert op:
Ten aanzien van feit 2:
Bedreiging met enig misdrijf tegen het leven gericht, meermalen gepleegd.

5.De strafbaarheid van het feit

Het feit is strafbaar.

6.De strafbaarheid van de verdachte

Verdachte is strafbaar, nu geen omstandigheid is gebleken of aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluit.

7.Overwegingen ten aanzien van straf en/of maatregel

Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft geëist dat verdachte ter zake van het onder feit 1 en 2 tenlastegelegde zal worden veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van 6 maanden, waarvan 2 maanden voorwaardelijk met een proeftijd van 2 jaren, met aftrek van de tijd in verzekering en voorlopige hechtenis doorgebracht.
Het standpunt van de verdediging
De verdediging heeft vrijspraak bepleit.
In geval van bewezenverklaring is van belang rekening te houden met het feit dat verdachte al 4 maanden in voorarrest heeft doorgebracht. Voor andere feiten heeft hij eerder nog niet vastgezeten en het valt hem zwaar. Als de feiten worden bewezen, dan is een straf van 4 maanden al ruim voldoende.
Beoordeling door de rechtbank
De rechtbank heeft bij de bepaling van de op te leggen straf gelet op de aard en de ernst van hetgeen bewezen is verklaard, de omstandigheden waaronder dit is begaan, mede gelet op de persoon en de omstandigheden van de verdachte zoals van een en ander bij het onderzoek ter terechtzitting is gebleken, waarbij onder meer is gelet op:
- het uittreksel uit het algemeen documentatieregister, gedateerd 7 februari 2015;
- een voorlichtingsrapportage ten behoeve van de voorgeleiding bij de rechter-commissaris van Reclassering Nederland, gedateerd 27 november 2014;
De rechtbank heeft bij de straftoemeting in het bijzonder in aanmerking genomen dat verdachte door zijn handelen een zeer bedreigende situatie heeft gecreëerd voor zowel [slachtoffer 2] als [slachtoffer 1] waardoor zij zich angstig en onveilig moeten hebben gevoeld.
[slachtoffer 2] en [slachtoffer 1] waren als hulpverleners van verdachte bezig met hun werk. Zij vonden dat verdachte weer medicatie moest gebruiken. De reactie van verdachte hierop lijkt erop te wijzen dat verdachte inderdaad medicatie nodig heeft. Daarom betreurt de rechtbank het dat verdachte niet heeft meegewerkt aan een onderzoek door een psycholoog en psychiater en hij verder ook niet heeft meegewerkt aan een nader reclasseringsrapport. Hierdoor is de rechtbank onvoldoende over de psychische gesteldheid van verdachte voorgelicht. Een voorwaardelijk strafdeel is om die reden wel op zijn plaats, zodat verdachte er in de toekomst van weerhouden wordt opnieuw een dergelijk feit te plegen.
Het openbaar ministerie heeft de gebeurtenissen op 27 november 2014 tenlastegelegd als een poging tot zware mishandeling en een bedreiging. Ondanks dat verdachte zal worden vrijgesproken van het eerste feit, vindt de rechtbank dat het feitencomplex als geheel ernstig is en dat de eis van de officier van justitie daaraan recht doet. Een gevangenisstraf voor de duur van 6 maanden waarvan 2 voorwaardelijk met een proeftijd van 2 jaren vindt de rechtbank daarom passend en geboden.

8.De toegepaste wettelijke bepalingen

De beslissing is gegrond op de artikelen 10, 14a, 14b, 14c, 27, 57, 285 van het Wetboek van Strafrecht.

9.De beslissing

De rechtbank:
 Spreekt verdachte vrij van het onder 1 feit tenlastegelegde
 verklaart bewezen dat verdachte de overige tenlastegelegde feiten, zoals vermeld onder punt 3, heeft begaan;
 verklaart niet bewezen hetgeen verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven bewezen is verklaard en spreekt verdachte daarvan vrij;
 verstaat dat het aldus bewezenverklaarde oplevert het strafbare feit zoals vermeld onder punt 4;
 verklaart verdachte hiervoor strafbaar;
 veroordeelt verdachte wegens het bewezenverklaarde tot een
gevangenisstrafvoor de duur van
6 (zes) maanden;
 bepaalt, dat een gedeelte van de gevangenisstraf groot
2(
twee)
maanden,
niet ten uitvoer zal worden gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten, wegens niet nakoming van na te melden voorwaarde;
 stelt de proeftijd vast op
2 (twee)jaren onder de voorwaarde dat de veroordeelde zich voor het einde daarvan niet zal schuldig maken aan een strafbaar feit;
 beveelt dat de tijd, door veroordeelde vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en voorlopige hechtenis doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf in mindering zal worden gebracht;
 Heft op het bevel voorlopige hechtenis met ingang van het tijdstip waarop de duur van de voorlopige hechtenis gelijk wordt aan die van de opgelegde straf.
Dit vonnis is gegeven door mr. J.J.H. van Laethem (voorzitter), mr. H.P.M. Kester-Bik en mr. M.G.J. Post rechters in tegenwoordigheid van mr. M.G. Enderink, griffier en uitgesproken ter openbare terechtzitting van deze rechtbank op 25 maart 2015.
Bijlage I
Aan verdachte is ten laste gelegd dat:
1.
hij op of omstreeks 26 november 2014 te Arnhem, ter uitvoering van het door
verdachte voorgenomen misdrijf om aan [slachtoffer 2] (persoonlijk begeleider van
verdachte) opzettelijk zwaar lichamelijk letsel toe te brengen (staande op
zeer korte afstand van die [slachtoffer 2]) één of meer stekende en/of (wild) zwaaiende
bewegingen met een mes, althans met een scherp en/of puntig voorwerp in de
richting van de buik, althans in de richting van het lichaam van die [slachtoffer 2]
heeft gemaakt, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
2.
hij op of omstreeks 26 november 2014 te Arnhem [slachtoffer 2] (medewerker van het
RIBW) en/of [slachtoffer 1] (medewerker van Pro Persona) heeft bedreigd met enig misdrijf tegen het leven gericht, althans met zware mishandeling, immers heeft verdachte opzettelijk dreigend
  • een of meer slaande en/of stompende en/of schoppende en/of trappende bewegingen in de richting van voormelde [slachtoffer 1] gemaakt en/of
  • een mes gepakt en/of uit geklapt en/of dit (uitgeklapte) mes aan die [slachtoffer 2] en/of [slachtoffer 1] heeft getoond, althans duidelijk zichtbaar voor de [slachtoffer 2] en/of [slachtoffer 1] heeft vastgehouden
  • (staande op zeer korte afstand van voormelde [slachtoffer 2]) één of meer stekende en/of (wild) zwaaiende bewegingen met een mes, althans met een scherp en/of puntig voorwerp in de richting van de buik, althans in de richting van het lichaam van die [slachtoffer 2] heeft gemaakt;
Bijlage II
Het bewijs is terug te vinden in het in de wettelijke vorm door verbalisanten van de regiopolitie Gelderland-Midden, district AVZ, opgemaakte proces-verbaal, dossiernummer PL0600-2014187280, gesloten op 27 november 2014 en in de bijbehorende in wettelijke vorm opgemaakte processen-verbaal en overige schriftelijke bescheiden, tenzij anders vermeld. De vindplaatsvermeldingen verwijzen naar de pagina’s van het doorgenummerde dossier, tenzij anders vermeld.
Proces verbaal van aangifte [slachtoffer 2] op pag. 15-17
Ik zag dat hij (Rechtbank: [verdachte]) slaande bewegingen maakte naar [slachtoffer 1] (Rechtbank: [slachtoffer 1]) toe (…) Ik zag dat [verdachte] een mes in zijn hand had (...) Ik zag dat [verdachte] op mij af kwam lopen met het mes, dat inmiddels uitgeklapt was. Ik zag dat [verdachte] meerdere malen op mij begon in te steken. Ik zag dat [verdachte] ongeveer 30 centimeter van mij vandaan stond. Ik voelde me erg bang op dat moment.
Proces verbaal van verhoor van getuige [slachtoffer 1] op pag. 23-24
Ik zag dat [verdachte] vervolgens enkele keren met kracht in mijn richting begon te slaan (…) Ik vond het een erg onveilige situatie (…) Ik zag dat [verdachte] plotseling een geopend mes in zijn handen had en richting Hans (Rechtbank: [slachtoffer 2]) stekende bewegingen begon te maken.

Voetnoten

1.Een vordering wijziging tenlastelegging van de officier van justitie is door de rechtbank toegestaan. De gewijzigde tenlastelegging is als bijlage I aan het vonnis gehecht.
2.De bewijsmiddelen zijn in Bijlage II achter dit vonnis gehecht.