ECLI:NL:RBGEL:2015:2033

Rechtbank Gelderland

Datum uitspraak
24 maart 2015
Publicatiedatum
24 maart 2015
Zaaknummer
05/172695-13
Instantie
Rechtbank Gelderland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Voorwaardelijke gevangenisstraf en geldboete voor mishandeling van hulpverleners met zwaar lichamelijk letsel als gevolg

In deze zaak heeft de Rechtbank Gelderland op 24 maart 2015 uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die meerdere hulpverleners heeft mishandeld. De verdachte, geboren in Libanon en thans verblijvend in een forensisch psychiatrisch centrum, werd beschuldigd van vijf feiten van mishandeling, waarvan één feit als zware mishandeling werd gekwalificeerd. De mishandelingen vonden plaats tussen september 2013 en september 2014, waarbij de slachtoffers werkzaam waren in de geestelijke gezondheidszorg. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte opzettelijk en met kracht heeft geslagen, wat heeft geleid tot lichamelijk letsel bij de slachtoffers, waaronder een gecompliceerde neusfractuur bij slachtoffer 2. De rechtbank oordeelde dat het letsel van slachtoffer 2 als zwaar lichamelijk letsel moest worden gekwalificeerd, ondanks de argumenten van de officier van justitie en de verdediging. De rechtbank heeft de verdachte veroordeeld tot een voorwaardelijke gevangenisstraf van vier maanden, met een proeftijd van twee jaar, en een geldboete van 400 euro. Daarnaast zijn er schadevergoedingen toegewezen aan de benadeelde partijen, die als gevolg van de mishandelingen schade hebben geleden. De rechtbank heeft de vorderingen van de benadeelde partijen toegewezen en de verdachte verplicht tot betaling van de schadevergoeding, met de mogelijkheid van vervangende hechtenis bij niet-betaling.

Uitspraak

RECHTBANK GELDERLAND
Team strafrecht
Zittingsplaats Arnhem
Parketnummer : 05/172695-13
Datum uitspraak : 24 maart 2015
Tegenspraak
vonnis van de meervoudige kamer
in de zaak van
de officier van justitie bij het arrondissementsparket Oost-Nederland
tegen
[verdachte]
geboren op [geboortedatum] te [geboorteplaats] (Libanon), wonende te [appellant], [woonplaats],
thans verblijvende in [verblijfplaats]
raadsman: mr. H. [slachtoffer 3], advocaat te Arnhem.
Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting van 10 maart 2015.

1.De inhoud van de tenlastelegging

Aan verdachte is ten laste gelegd dat:
1.
hij op of omstreeks 18 september 2013 te Wolfheze, gemeente Renkum opzettelijk
mishandelend een persoon, te weten [slachtoffer 1] (werkzaam als verpleegkundig
specialist in opleiding bij Iriszorg, locatie Wolfheze) ) - onverhoeds en met
kracht - met gebalde vuist in/tegen haar gezicht heeft geslagen/gestompt,
waardoor deze [slachtoffer 1] letsel heeft bekomen en/of pijn heeft ondervonden;
2.
Primair
hij op of omstreeks 24 oktober 2013 te Assen aan een persoon genaamd [slachtoffer 2]
(werkzaam bij de Forensisch Psychiatrische kliniek aldaar),
opzettelijk zwaar lichamelijk letsel (gecompliceerde meervoudige neusfractuur
met scheefstand en uitstekend botdeel), heeft toegebracht, door deze [slachtoffer 2]
opzettelijk - onverhoeds en met kracht - met gebalde vuist tegen diens neus te
stompen, althans te slaan;
althans, indien het vorenstaande onder 2 niet tot een veroordeling leidt:
Subsidiair
hij op of omstreeks 24 oktober 2013 te Assen opzettelijk mishandelend een
persoon (te weten [slachtoffer 2] (werkzaam bij de Forensisch Psychiatrische
kliniek aldaar), onverhoeds en met kracht - met gebalde vuist tegen diens neus
heeft gestompt, althans geslagen, waardoor deze letsel heeft bekomen en/of
pijn heeft ondervonden;
3.
hij op of omstreeks 5 juli 2014 te Balkbrug, gemeente Hardenberg opzettelijk
mishandelend een persoon, te weten [slachtoffer 3] (werkzaam als sociotherapeut bij
Forensisch Psychiatrisch Centrum Veldzicht), - onverhoeds en met kracht - met
gebalde vuist in/tegen haar gezicht heeft geslagen/gestompt en/of nadat die [slachtoffer 3]
tengevolge van die klap/stomp ten val was gekomen, die [slachtoffer 3]
wederom met gebalde vuist een of meer klappen/stompen in/tegen haar gezicht
heeft gegeven, waardoor deze [slachtoffer 3] letsel heeft bekomen en/of pijn heeft
ondervonden;
4.
hij op of omstreeks 22 augustus 2014 te Balkbrug, gemeente Hardenberg
opzettelijk mishandelend een persoon, te weten [slachtoffer 4] (werkzaam als
coördinerend sociotherapeut bij Forensisch Psychiatrisch Centrum Veldzicht), -
onverhoeds en met kracht - met gebalde vuist in/tegen diens nek heeft
geslagen/gestompt, waardoor deze [slachtoffer 4] letsel heeft bekomen en/of pijn
heeft ondervonden;
5.
hij op of omstreeks 14 september 2014 te Balkbrug, gemeente Hardenberg
[slachtoffer 5] (werkzaam als sociotherapeut bij Forensisch Psychiatrisch
Centrum Veldzicht) heeft mishandeld door deze [slachtoffer 5] - onverhoeds en met
kracht - met gebalde vuist in/tegen haar gezicht heeft geslagen/gestompt;
Voor zover er in de tenlastelegging kennelijke taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn die fouten verbeterd. Verdachte is daardoor niet in zijn verdediging geschaad.
2. Overwegingen ten aanzien van het bewijs [1]
Ten aanzien van de feiten 1 en 5 is er sprake van een bekennende verdachte als bedoeld in artikel 359 derde lid, laatste zin van het Wetboek van Strafvordering en daarom wordt volstaan met een opgave van de bewijsmiddelen.
Bewijsmiddelen:
- ten aanzien van feit 1: het proces-verbaal van aangifte van [slachtoffer 1], p. 4-5;
- ten aanzien van feit 5: het proces-verbaal van verhoor van [slachtoffer 5], p. 6-7;
- ten aanzien van de feiten 1 en 5: de verklaring van verdachte afgelegd ter terechtzitting van 10 maart 2015.
Ten aanzien van feit 2:
De feiten
Op grond van de bewijsmiddelen wordt het volgende, dat verder ook niet ter discussie staat, vastgesteld.
Op 24 oktober 2013 heeft verdachte in Assen [slachtoffer 2], werkzaam bij de Forensisch Psychiatrische kliniek aldaar, onverhoeds met de vuist hard tegen zijn neus geslagen. [2] [slachtoffer 2] liep daardoor de volgende verwondingen op: scheefstand van de uitwendige neus naar rechts en verbreed, bloeduitstorting en lucht onder de huid met uitstekend botdeel neus. Het betrof een gecompliceerde neusfractuur waarvoor een ingreep nodig was om de neus te repositioneren. [3] Aangevers neus was op 3 plaatsen gebroken. [4]
De standpunten van de officier van justitie en de verdediging
De officier van justitie acht het primair tenlastegelegde niet wettig en overtuigend bewezen en verzoekt verdachte van dit feit vrij te spreken. Volgens de officier van justitie kan het letsel van aangever niet worden gekwalificeerd als zwaar lichamelijk letsel. De officier van justitie acht het subsidiair tenlastegelegde wel wettig en overtuigend bewezen.
De verdediging stelt zich op hetzelfde standpunt als de officier van justitie en bepleit derhalve vrijspraak voor het primair tenlastegelegde.
Beoordeling door de rechtbank
Artikel 82 van het Wetboek van Strafrecht (Sr) bevat een opsomming van de gevallen die als zwaar lichamelijk letsel moeten worden aangemerkt. Die opsomming is niet uitputtend. De bepaling laat de rechter de vrijheid om ook buiten de genoemde gevallen het lichamelijk letsel als zwaar te beschouwen, wanneer dat letsel voldoende ernstig is, om naar gewoon spraakgebruik als zodanig te worden aangeduid. Daarbij dient de aard van het letsel, de eventuele noodzaak en aard van het medisch ingrijpen en het uitzicht op (volledig) herstel te worden betrokken.
Een gebroken neus kan niet zonder meer worden gekwalificeerd als zwaar lichamelijk letsel in de zin van artikel 82 Sr. In casu is er echter sprake van een gecompliceerde drievoudige neusfractuur met scheefstand en een uitstekend botdeel. Naar het oordeel van de rechtbank is dit dusdanig ernstig neusletsel dat dit letsel naar gewoon spraakgebruik kan worden aangeduid als zwaar lichamelijk letsel. Anders dan de officier van justitie en de verdediging acht de rechtbank dan ook het primair tenlastegelegde wettig en overtuigend bewezen.
Ten aanzien van feit 3
De feiten
Op grond van de bewijsmiddelen wordt het volgende, dat verder ook niet ter discussie staat, vastgesteld.
Op 5 juli 2014 heeft verdachte in Balkbrug [slachtoffer 3], sociotherapeut bij Forensisch Psychiatrisch Centrum Veldzicht, meerdere malen met de vuist in het gezicht gestompt. [5]
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie acht het feit wettig en overtuigend bewezen.
Het standpunt van de verdediging:
De verdediging heeft geen verweer gevoerd op dit feit. Verdachte heeft ter terechtzitting verklaard dat hij [slachtoffer 3] twee keer heeft geslagen en niet meer heeft geslagen nadat ze op de grond was gevallen.
Beoordeling door de rechtbank
Slachtoffer [slachtoffer 3] heeft verklaard dat verdachte haar, nadat zij door de eerste klap van verdachte op de grond was gevallen, nog twee maal met de vuist tegen haar linkeroog sloeg. [6]
Dat [slachtoffer 3] drie keer is geslagen wordt bevestigd door getuige [getuige 1], die heeft verklaard dat zij zag dat verdachte [slachtoffer 3] drie keer met de vuist in het gezicht sloeg. [7] De rechtbank heeft dan ook geen reden om aan de verklaring van [slachtoffer 3] te twijfelen en acht ook dat gedeelte van de tenlastelegging wettig en overtuigend bewezen.
Ten aanzien van feit 4
De feiten
Op grond van de bewijsmiddelen wordt het volgende, dat verder ook niet ter discussie staat, vastgesteld.
Op 22 augustus 2014 heeft verdachte in Balkbrug [slachtoffer 4], coördinerend sociotherapeut bij Forensisch Psychiatrisch Centrum Veldzicht, onverhoeds hard met de vuist tegen zijn nek geslagen. [8]
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie acht het feit wettig en overtuigend bewezen.
Het standpunt van de verdediging:
De verdediging bepleit vrijspraak en voert daartoe aan dat uit het dossier niet blijkt dat aangever pijn en letsel heeft ondervonden van de klap.
Beoordeling door de rechtbank
Het slachtoffer [slachtoffer 4] heeft verklaard dat verdachte hem vanuit het niets een harde slag in de nek heeft gegeven. [9] Voorts heeft getuige [getuige 2] verklaard dat slachtoffer [slachtoffer 4] hem te kennen gaf dat het ernstig was. [10] Mede in samenhang met de andere bewezen feiten en in dat kader genoemde bewijsmiddelen, waaruit blijkt dat verdachte steeds erg hard heeft geslagen, kan het naar het oordeel van de rechtbank niet anders dan dat slachtoffer [slachtoffer 4] op het moment dat de slag van verdachte hem raakte pijn moet hebben ondervonden.
Dat aangever [naam 1] (hoofd van FPC Veldzicht) heeft verklaard dat [slachtoffer 4] geen pijnklachten had doet daar niet aan af. De rechtbank leidt uit de context van die zin, namelijk na de mededeling dat [slachtoffer 4] het weekend na het voorval slecht had geslapen, prikkelbaar was en niet in zijn normale doen, af dat hier niet het moment van de klap wordt bedoeld maar de nasleep ervan.

3.Bewezenverklaring

Naar het oordeel van de rechtbank is wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het onder 1, 2 primair, 3, 4 en 5 tenlastegelegde heeft begaan, te weten dat:
1.
hij op 18 september 2013 te Wolfheze, gemeente Renkum opzettelijk
mishandelend een persoon, te weten [slachtoffer 1] (werkzaam als verpleegkundig
specialist in opleiding bij Iriszorg, locatie Wolfheze) - onverhoeds en met
kracht - met gebalde vuist in/tegen haar gezicht heeft estompt,
waardoor deze [slachtoffer 1] letsel heeft bekomen en pijn heeft ondervonden;
2.
Primair
hij op 24 oktober 2013 te Assen aan een persoon genaamd [slachtoffer 2]
(werkzaam bij de Forensisch Psychiatrische kliniek aldaar),
opzettelijk zwaar lichamelijk letsel (gecompliceerde meervoudige neusfractuur
met scheefstand en uitstekend botdeel), heeft toegebracht, door deze [slachtoffer 2]
opzettelijk - onverhoeds en met kracht - met gebalde vuist tegen diens neus te
stompen;
3.
hij op 5 juli 2014 te Balkbrug, gemeente Hardenberg opzettelijk
mishandelend een persoon, te weten [slachtoffer 3] (werkzaam als sociotherapeut bij
Forensisch Psychiatrisch Centrum Veldzicht), - onverhoeds en met kracht - met
gebalde vuist in/tegen haar gezicht heeft gestompt en nadat die [slachtoffer 3]
tengevolge van die stomp ten val was gekomen, die [slachtoffer 3]
wederom met gebalde vuist stompen in/tegen haar gezicht
heeft gegeven, waardoor deze [slachtoffer 3] letsel heeft bekomen en pijn heeft
ondervonden;
4.
hij op 22 augustus 2014 te Balkbrug, gemeente Hardenberg
opzettelijk mishandelend een persoon, te weten [slachtoffer 4] (werkzaam als
coördinerend sociotherapeut bij Forensisch Psychiatrisch Centrum Veldzicht), -
onverhoeds en met kracht - met gebalde vuist tegen diens nek heeft
geslagen/gestompt, waardoor deze [slachtoffer 4] pijn heeft ondervonden;
5.
hij op 14 september 2014 te Balkbrug, gemeente Hardenberg [slachtoffer 5] (werkzaam als sociotherapeut bij Forensisch Psychiatrisch Centrum Veldzicht) heeft mishandeld door deze [slachtoffer 5] - onverhoeds en met kracht - met gebalde vuist in/tegen haar gezicht te stompen;
Wat meer of anders is ten laste gelegd dan hiervoor bewezen is verklaard, is niet bewezen.
Verdachte moet daarvan worden vrijgesproken.

4.De kwalificatie van het bewezenverklaarde

Het bewezenverklaarde levert op:
Ten aanzien van feit 1, 3, 4, en 5 telkens:
Mishandeling
Ten aanzien feit 2 primair:
Zware mishandeling

5.De strafbaarheid van het feit

De feiten zijn strafbaar.

6.De strafbaarheid van de verdachte

Verdachte is strafbaar, nu geen omstandigheid is gebleken of aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluit.

7.Overwegingen ten aanzien van straf en/of maatregel

De officier van justitie heeft geëist dat verdachte ter zake van het onder 2 primair tenlastegelegde feit zal worden vrijgesproken en ter zake van de onder 1, 2 susidiair, 3, 4 en 5 ten laste gelegde feiten zal worden veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van 4 maanden voorwaardelijk met een proeftijd van 2 jaren, met aftrek van de tijd in verzekering en voorlopige hechtenis doorgebracht, en voorts tot betaling van een geldboete ten bedrage van 400 euro, subsidiair te vervangen door 8 dagen hechtenis.
De verdediging is van mening dat de door de officier van justitie geëiste voorwaardelijke gevangenisstraf te hoog is gelet op verdachtes geestesgesteldheid. Voorts heeft de verdediging verzocht een op te leggen geldboete te matigen vanwege verdachtes financiële situatie.
De rechtbank heeft bij de bepaling van de op te leggen straf gelet op de aard en de ernst van hetgeen bewezen is verklaard, de omstandigheden waaronder dit is begaan, mede gelet op de persoon en de omstandigheden van de verdachte zoals van een en ander bij het onderzoek ter terechtzitting is gebleken, waarbij onder meer is gelet op:
- het uittreksel uit het algemeen documentatieregister, gedateerd 20 januari 2015;
- een muldtidisciplinaire rapportage van [psychiater], psychiater, en [psycholoog], klinisch psycholoog, gedateerd respectievelijk 12 september 2014 en 31 juli 2014.
De rechtbank overweegt in het bijzonder het navolgende.
Verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan vier gevallen van mishandeling en een geval van zware mishandeling van hulpverleners in instellingen waar hij op die momenten verbleef. Verdachte sloeg er hard op los en de aanleidingen waren steeds futiel. Dit zijn ernstige feiten. Hulpverleners zijn er om verdachte te helpen en het is uitermate kwalijk dat verdachte juist tegen hen geweld heeft gebruikt, nog wel vijf maal binnen een jaar.
Verdachte is in het kader van een rechterlijke machtiging opgenomen in Forensisch Psychiatrisch Centrum Veldzicht. Reeds om die reden is een werkstraf niet aan de orde. Een onvoorwaardelijke gevangenisstraf zou ertoe leiden dat verdachte uit de behandelsetting van de FPC wordt gehaald hetgeen niet wenselijk lijkt.
Alles afwegende acht de rechtbank de eis van de officier van justitie een juiste zodat zij aan verdachte een straf zal opleggen conform die eis.
7a. De beoordeling van de civiele vordering(en), alsmede de gevorderde oplegging van de schadevergoedingsmaatregel
De benadeelde partijen [slachtoffer 3] en [slachtoffer 5] hebben zich in het strafproces gevoegd ter verkrijging van schadevergoeding ter zake van de onder respectievelijk 3 en 5 bewezenverklaarde feiten. [slachtoffer 3] vordert een bedrag van € 1.622,02, vermeerderd met de wettelijke rente over dat bedrag en [slachtoffer 5] vordert een bedrag van € 400,-, te vermeerderen met de wettelijke rente over dat bedrag.
De officier van justitie heeft verzocht de vordering van de benadeelde partijen toe te wijzen, waarbij tevens de schadevergoedingsmaatregel ex artikel 36f van het Wetboek van Strafrecht wordt opgelegd tot dit bedrag, bij gebreke van betaling en verhaal te vervangen door 26 dagen hechtenis (vordering [slachtoffer 3]) en 8 dagen hechtenis (vordering [slachtoffer 5]).
De verdediging verzoekt [slachtoffer 3] niet-ontvankelijk te verklaren in de vordering en refereert zich met betrekking tot de vordering van [slachtoffer 5] aan het oordeel van de rechtbank.
Naar het oordeel van de rechtbank is, op grond van de gebezigde bewijsmiddelen en hetgeen verder ter terechtzitting met betrekking tot de vordering is gebleken, komen vast te staan dat de benadeelde partijen als gevolg van het onder 3 bewezen verklaarde handelen tot het gevorderde bedrag schade heeft geleden, waarvoor verdachte naar burgerlijk recht aansprakelijk is. De vorderingen zijn voor toewijzing vatbaar.
De rechtbank zal aan verdachte op basis van het bepaalde in artikel 36f van het Wetboek van Strafrecht de verplichting op te leggen tot betaling aan de Staat van het toe te wijzen bedrag ten behoeve van genoemde benadeelde partijen
De gevorderde en toegewezen rente is daar niet bij inbegrepen.

8.De toegepaste wettelijke bepalingen

De beslissing is gegrond op de artikelen 10, 14a, 14b, 14c, 36f, 57, 300 en 302 van het Wetboek van Strafrecht.

9.De beslissing

De rechtbank:
 verklaart bewezen dat verdachte het tenlastegelegde, zoals vermeld onder punt 3, heeft begaan;
 verklaart niet bewezen hetgeen verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven bewezen is verklaard en spreekt verdachte daarvan vrij;
 verstaat dat het aldus bewezenverklaarde oplevert de strafbare feiten zoals vermeld onder punt 4;
 verklaart verdachte hiervoor strafbaar;
 veroordeelt verdachte wegens het bewezenverklaarde tot
 een
gevangenisstrafvoor de duur van
4 (vier) maanden
 bepaalt, dat deze gevangenisstraf
niet ten uitvoer zal worden gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten, wegens niet nakoming van na te melden voorwaarde;
 stelt de proeftijd vast op 2 (twee) jaren onder de voorwaarde dat de veroordeelde zich voor het einde daarvan niet zal schuldig maken aan een strafbaar feit;
en voorts:
 een
geldboetevan
€ 400 (vierhonderd euro)bij gebreke van betaling en verhaal te vervangen door
8 (acht) dagen hechtenis.

De beslissing op de vordering van de benadeelde partij [slachtoffer 3]
 veroordeelt verdachte ten aanzien van feit 3 tot betaling van
schadevergoedingaan de
benadeelde partij [slachtoffer 3]van een bedrag van
€ 1622,02 (eenduizendzeshonderdentweeëntwintig euro en twee cent)vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 31 juli 2014 tot aan de dag der algehele voldoening en met betaling van de kosten van het geding en de tenuitvoerlegging door de benadeelde partij gemaakt, tot op heden begroot op nihil;
  • legt aan veroordeelde de
  • bepaalt dat, indien veroordeelde heeft voldaan aan de verplichting tot betaling aan de Staat daarmee de verplichting tot betaling aan de benadeelde partij in zoverre komt te vervallen en andersom dat, indien veroordeelde heeft voldaan aan de verplichting tot betaling aan de benadeelde partij daarmee de verplichting tot betaling aan de Staat in zoverre komt te vervallen;

De beslissing op de vordering van de benadeelde partij [slachtoffer 5]
 veroordeelt verdachte ten aanzien van feit 3 tot betaling van
schadevergoedingaan de
benadeelde partij [slachtoffer 5]van een bedrag van
€ 400,- (vierhonderd euro)vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 14 september 2014 tot aan de dag der algehele voldoening en met betaling van de kosten van het geding en de tenuitvoerlegging door de benadeelde partij gemaakt, tot op heden begroot op nihil;
  • legt aan veroordeelde de
  • bepaalt dat, indien veroordeelde heeft voldaan aan de verplichting tot betaling aan de Staat daarmee de verplichting tot betaling aan de benadeelde partij in zoverre komt te vervallen en andersom dat, indien veroordeelde heeft voldaan aan de verplichting tot betaling aan de benadeelde partij daarmee de verplichting tot betaling aan de Staat in zoverre komt te vervallen;
Dit vonnis is gegeven door N.C. van Lookeren Campagne (voorzitter), mr. F.J.H. Hovens en mr. C. van Linschoten, rechters in tegenwoordigheid van mr. C.T.P.M. van Aarssen, griffier en uitgesproken ter openbare terechtzitting van deze rechtbank op 24 maart 2015.

Voetnoten

1.Het bewijs is terug te vinden in de navolgende in de wettelijke vorm door verbalisanten van politie opgemaakte processen-verbaal, en in de bijbehorende in wettelijke vorm opgemaakte processen-verbaal en overige schriftelijke bescheiden, tenzij anders vermeld. De vindplaatsvermeldingen verwijzen naar de pagina’s van het doorgenummerde dossier, tenzij anders vermeld:
2.Proces-verbaal van aangifte, p.6; proces-verbaal van verhoor getuige [getuige 3], p. 13; verklaring van verdachte afgelegd ter terechtzitting van 10 maart 2015.
3.Geneeskundige verklaring, p. 11.
4.Proces-verbaal van aangifte, p. 6.
5.Proces-verbaal verhoor [slachtoffer 4], p. 6; proces-verbaal van aangifte p. 3; verklaring van verdachte afgelegd ter terechtzitting van 10 maart 2015.
6.Proces-verbaal van verhoor [slachtoffer 3], p. 9.
7.Proces-verbaal van verhoor [getuige 1], p. 14.
8.Proces-verbaal verhoor [slachtoffer 4], p. 6; proces-verbaal van aangifte p. 3; verklaring van verdachte afgelegd ter terechtzitting van 10 maart 2015.
9.Proces-verbaal verhoor [slachtoffer 4], p. 6.
10.Proces-verbaal van verhoor [getuige 2], p. 8.