ECLI:NL:RBGEL:2015:2004

Rechtbank Gelderland

Datum uitspraak
24 maart 2015
Publicatiedatum
23 maart 2015
Zaaknummer
05/740297-14
Instantie
Rechtbank Gelderland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Gevangenisstraf voor dealen in harddrugs met meerdere feiten en omstandigheden

Op 24 maart 2015 heeft de Rechtbank Gelderland in Arnhem uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die beschuldigd werd van het dealen in harddrugs. De verdachte, geboren op een onbekende datum en woonachtig in Elst, gemeente Overbetuwe, werd beschuldigd van meerdere feiten die plaatsvonden tussen medio 2012 en 27 november 2014. De tenlastelegging omvatte het opzettelijk vervoeren en aanwezig hebben van aanzienlijke hoeveelheden MDMA, cocaïne, hennep en andere verdovende middelen. Tijdens de zitting op 10 maart 2015 heeft de verdachte een bekennende verklaring afgelegd. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte wettig en overtuigend schuldig is aan de hem ten laste gelegde feiten, waarbij de rechtbank rekening heeft gehouden met de ernst van de feiten en de omstandigheden waaronder deze zijn gepleegd. De verdachte is veroordeeld tot een gevangenisstraf van 24 maanden, waarvan 12 maanden voorwaardelijk, met een proeftijd van 2 jaren. De rechtbank heeft bijzondere voorwaarden verbonden aan de voorwaardelijke straf, waaronder een meldplicht bij de reclassering en deelname aan een gedragsinterventie. De rechtbank heeft ook de in beslag genomen geldbedragen verbeurd verklaard, aangezien deze vermoedelijk uit de drugshandel zijn verkregen. De uitspraak is gedaan door een meervoudige kamer van de rechtbank, waarbij de voorzitter en de andere rechters de ernst van de feiten en de jonge leeftijd van de verdachte in overweging hebben genomen.

Uitspraak

RECHTBANK GELDERLAND
Team strafrecht
Zittingsplaats Arnhem
Parketnummer : 05/740297-14
Datum uitspraak : 24 maart 2015
Tegenspraak
vonnis van de meervoudige kamer
in de zaak van
de officier van justitie bij het arrondissementsparket Oost-Nederland
tegen
[verdachte]
geboren op [geboortedatum] te [geboorteplaats], wonende te [adres], [woonplaats]
verblijvende [verblijfplaats]
raadsman : J.A. Schadd, advocaat te Arnhem.
Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting van 10 maart 2015.

1.De inhoud van de tenlastelegging

Aan verdachte is ten laste gelegd dat:
1.
hij op of omstreeks 26 november 2014 te Elst, gemeente Overbetuwe, opzettelijk heeft vervoerd, in elk geval opzettelijk aanwezig heeft gehad, ongeveer 31,5 gram, in elk geval een hoeveelheid van een materiaal bevattende MDMA en/of 58 XTC pillen (31,5 gram), bevattende een hoeveelheid van een materiaal bevattende MDMA en/of ongeveer 53,7 gram, in elk geval een hoeveelheid van een materiaal bevattende cocaine, zijnde MDMA en/of cocaine (telkens) een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst I, dan wel aangewezen krachtens het vijfde lid van artikel 3a van die wet;
2.
hij op of omstreeks 26 november 2014 te Elst, gemeente Overbetuwe, opzettelijk heeft vervoerd, in elk geval opzettelijk aanwezig heeft gehad 35 gram hennep en/of ongeveer 1,8 gram hashish, althans een hoeveelheid van meer dan 30 gram van een materiaal bevattende hennep, zijnde hennep een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst II, dan wel aangewezen krachtens het vijfde lid van artikel 3a van die wet;
3.
hij op of omstreeks 27 november 2014 in diens woning gelegen aan de [adres] te Elst, gemeente Overbetuwe, opzettelijk aanwezig heeft gehad ongeveer 310 gram, in elk geval een hoeveelheid van een materiaal bevattende MDMA/MDA en/of 753 XTC pillen, althans een hoeveelheid van een materiaal bevattende MDMA/MDA en/of 49,7 gram cocaine en/of 195 gram amfetamine, zijnde MDMA en/of MDA en/of cocaine en/of amfetamine een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst I, dan wel aangewezen krachtens het vijfde lid van artikel 3a van die wet;
4.
hij op of omstreeks 27 november 2014 in zijn woning gelegen aan de [adres] te Elst, gemeente Overbetuwe, opzettelijk aanwezig heeft gehad ongeveer 1327,9 gram cannabis, althans een hoeveelheid van meer dan 30 gram van een materiaal bevattende hennep, zijnde hennep een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst II, dan wel aangewezen krachtens het vijfde lid van artikel 3a van die wet;
5.
Hij op een of meer tijdstippen in of omstreeks de periode van medio 2012 t/m 25 november 2014 te Elst, gemeente Overbetuwe en/of elders in Nederland, (telkens) opzettelijk heeft verkocht en/of afgeleverd en/of verstrekt en/of vervoerd, in elk geval opzettelijk aanwezig heeft gehad. grote hoeveelheden van een materiaal bevattende cocaïne en/of MDMA/MMDA/MDA en/of amfetamine, zijnde cocaïne en/of MDMA/MMDA/MDA en/of amfetamine, (telkens) een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst I, dan wel aangewezen krachtens het vijfde lid van artikel 3a van die wet;
Voor zover er in de tenlastelegging kennelijke taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn die fouten verbeterd. Verdachte is daardoor niet in zijn verdediging geschaad.
2. Overwegingen ten aanzien van het bewijs [1]
Er is sprake van een bekennende verdachte als bedoeld in artikel 359, derde lid, laatste zin, van het Wetboek van Strafvordering en daarom wordt volstaan met een opgave van de bewijsmiddelen.
Feit 1 en 2
Bewijsmiddelen:
  • proces-verbaal van aanhouding, p. 28-30;
  • proces-verbaal van bevindingen, p. 36;
  • proces-verbaal van bevindingen, p. 121-122;
  • proces-verbaal onderzoek verdovende middelen, blad 2-3 (nagezonden);
  • rapport NFI Identificatie van drugs en precursoren (nagezonden);
  • verklaring van verdachte afgelegd ter terechtzitting.
Feit 3 en 4
Bewijsmiddelen:
  • proces-verbaal van bevindingen, p. 47-50;
  • proces-verbaal van bevindingen, p. 124.
  • proces-verbaal van bevindingen, p. 136;
  • proces-verbaal onderzoek verdovende middelen, blad 3, 5-6 (nagezonden);
  • rapport NFI Identificatie van drugs en precursoren (nagezonden).
 verklaring van verdachte afgelegd ter terechtzitting.
Feit 5
Bewijsmiddelen:
  • proces-verbaal van verhoor van getuige [getuige 1], p. 205-208;
  • proces-verbaal van verhoor van getuige [getuige 2], p. 221-224;
  • proces-verbaal van verhoor van getuige [getuige 3], p. 230-233;
  • proces-verbaal van verhoor van getuige [getuige 4], p. 238-241;
  • verklaring van verdachte afgelegd ter terechtzitting.

3.Bewezenverklaring

Naar het oordeel van de rechtbank is wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het tenlastegelegde heeft begaan, te weten dat:
1.
hij op 26 november 2014 te Elst, gemeente Overbetuwe, opzettelijk heeft vervoerd, ongeveer 31,5 gram, van een materiaal bevattende MDMA en 58 XTC pillen bevattende MDMA en een hoeveelheid van een materiaal bevattende cocaïne, zijnde MDMA en cocaïne telkens een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst I, dan wel aangewezen krachtens het vijfde lid van artikel 3a van die wet;
2.
hij op 26 november 2014 te Elst, gemeente Overbetuwe, opzettelijk heeft vervoerd, 35 gram hennep en ongeveer 1,8 gram hashish, zijnde hennep een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst II, dan wel aangewezen krachtens het vijfde lid van artikel 3a van die wet;
3.
hij op 27 november 2014 in diens woning gelegen aan de [adres] te Elst, gemeente Overbetuwe, opzettelijk aanwezig heeft gehad ongeveer 310 gram, van een materiaal bevattende MDMA en 753 XTC pillen, en cocaïne en 195 gram amfetamine, zijnde MDMA en cocaïne en amfetamine een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst I, dan wel aangewezen krachtens het vijfde lid van artikel 3a van die wet;
4.
hij op 27 november 2014 in zijn woning gelegen aan de [adres] te Elst, gemeente Overbetuwe, opzettelijk aanwezig heeft gehad ongeveer 1327,9 gram cannabis, zijnde hennep een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst II, dan wel aangewezen krachtens het vijfde lid van artikel 3a van die wet;
5.
hij op meer tijdstippen in de periode van medio 2012 t/m 25 november 2014 te Elst, gemeente Overbetuwe telkens opzettelijk heeft verkocht en/of afgeleverd en/of verstrekt en/of vervoerd, grote hoeveelheden van een materiaal bevattende cocaïne en/of MDMA/MMDA/MDA en/of amfetamine, zijnde cocaïne en MDMA/MMDA/MDA en amfetamine, telkens een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst I, dan wel aangewezen krachtens het vijfde lid van artikel 3a van die wet.
Wat meer of anders is ten laste gelegd dan hiervoor bewezen is verklaard, is niet bewezen.
Verdachte moet daarvan worden vrijgesproken.

4.De kwalificatie van het bewezenverklaarde

Het bewezenverklaarde levert op:
Ten aanzien van feit 1 en 5, telkens:
Opzettelijk handelen in strijd met een in artikel 2 onder B van de Opiumwet gegeven verbod, meermalen gepleegd.
Ten aanzien van feit 2:
Opzettelijk handelen in strijd met een in artikel 3 onder B van de Opiumwet gegeven verbod.
Ten aanzien van feit 3:
Opzettelijk handelen in strijd met het in artikel 2 onder C van de Opiumwet gegeven verbod, meermalen gepleegd.
Ten aanzien van feit 4:
Opzettelijk handelen in strijd met het in artikel 3 onder C van de Opiumwet gegeven verbod.

5.De strafbaarheid van het feit

De feiten zijn strafbaar.

6.De strafbaarheid van de verdachte

Verdachte is strafbaar, nu geen omstandigheid is gebleken of aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluit.

7.Overwegingen ten aanzien van straf en/of maatregel

Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft geëist dat verdachte ter zake van het onder 1 tot en met 5 tenlastegelegde zal worden veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van 24 maanden, waarvan 6 maanden voorwaardelijk met een proeftijd van 2 jaren, met de bijzondere voorwaarden zoals verwoord in het reclasseringsadvies d.d. 18 februari 2015, met aftrek van de tijd in verzekering en voorlopige hechtenis doorgebracht.
Voorts heeft de officier van justitie gevorderd dat de onder verdachte inbeslaggenomen geldbedragen verbeurd worden verklaard.
Het standpunt van de verdediging
De verdediging heeft bepleit om aan verdachte een onvoorwaardelijke gevangenisstraf op te leggen voor de duur van 7-8 maanden, met daarnaast een werkstraf en een forse voorwaardelijke gevangenisstraf. Verdachte is nog erg jong en was ten tijde van een deel van de ten laste gelegde feiten nog minderjarig. Verdachte was verslaafd en heeft zich laten meeslepen. Verdachte lijkt nu in te zien dat hij zijn leven een andere wending moet geven. Hij heeft zich ingeschreven voor een opleiding, waarmee hij graag in augustus zou willen beginnen, en hij staat open voor behandeling. Ook de reclassering heeft aangegeven dat een langdurige detentie verdachte geen goed zal doen.
Ten aanzien van de in beslag genomen geldbedragen heeft de verdediging zich op het standpunt gesteld dat deze dienen te worden teruggegeven aan verdachte, nu onvoldoende vaststaat dat dit geld is verkregen uit strafbare feiten.
Beoordeling door de rechtbank
De rechtbank heeft bij de bepaling van de op te leggen straf gelet op de aard en de ernst van hetgeen bewezen is verklaard, de omstandigheden waaronder dit is begaan, mede gelet op de persoon en de omstandigheden van de verdachte zoals van een en ander bij het onderzoek ter terechtzitting is gebleken, waarbij onder meer is gelet op:
- het uittreksel uit het algemeen documentatieregister, gedateerd 20 januari 2015;
- een reclasseringsadvies beknopt zonder diagnose van Iriszorg, gedateerd 28 november 2014;
- een reclasseringsadvies van Tactus verslavingszorg, gedateerd 18 februari 2015.
De rechtbank heeft bij de straftoemeting in het bijzonder in aanmerking genomen dat verdachte gedurende een periode van ruim 2 jaar heeft gehandeld in harddrugs. Het is een feit van algemene bekendheid dat het gebruik van harddrugs een ernstige bedreiging voor de gezondheid van de gebruikers ervan vormt. Daarnaast zorgen harddrugs maatschappelijk gezien voor veel schade. De mensen die afhankelijk zijn van deze drugs veroorzaken veel overlast en schade om deze drugs te kunnen bekostigen. Om deze redenen dient tegen de handel in harddrugs krachtig te worden opgetreden. Daarnaast had verdachte op het moment van zijn aanhouding grote hoeveelheden hard- en softdrugs aanwezig, zowel in zijn fouillering als in zijn woning. De strafeis van de officier van justitie past bij de omvang en de duur van verdachtes handel, alsmede de hoeveelheid aangetroffen drugs.
In het voordeel van verdachte houdt de rechtbank rekening met de jonge leeftijd van verdachte.
Uit het omtrent verdachte opgemaakte voorlichtingsrapport komt naar voren dat verdachte problemen heeft op meerdere gebieden: financiën, drugsgebruik, criminele denkwijze, antisociale gedragingen en houding. Het recidiverisico wordt daarom als hoog/gemiddeld ingeschat. De reclassering adviseert om aan verdachte een (gedeeltelijk) voorwaardelijke straf op te leggen met als bijzondere voorwaarden een meldplicht en deelname aan een gedragsinterventie (leefstijltraining) en ambulante behandeling voor zowel zijn eventuele psychische problematiek als zijn middelengebruik.
Alles afwegende is de rechtbank van oordeel dat de oplegging van een gevangenisstraf voor de duur van 24 maanden, waarvan 12 maanden voorwaardelijk met een proeftijd van 2 jaren passend en geboden is. Aan de voorwaardelijke gevangenisstraf zal de rechtbank de bijzondere voorwaarden verbinden zoals geadviseerd door de reclassering. De voorwaardelijke straf dient tevens als stok achter de deur om te voorkomen dat verdachte wederom soortgelijke strafbare feiten zal plegen.
De straf is lager dan de straf die door de officier van justitie is geëist, omdat de rechtbank in grotere mate rekening heeft gehouden met de nog jonge leeftijd van verdachte. De straf zoals voorgesteld door de verdediging doet naar het oordeel van de rechtbank geen recht aan de ernst van de feiten. Mogelijk dat verdachte in januari/februari 2016 alsnog kan beginnen met zijn voorgenomen opleiding.
De rechtbank heeft bij de straftoemeting rekening gehouden met de volgende ad informandum gevoegde zaken. Verdachte heeft erkend deze strafbare feiten te hebben gepleegd. De officier van justitie heeft toegezegd ter zake van deze feiten geen afzonderlijke strafvervolging te zullen instellen indien deze worden verdisconteerd in de strafoplegging. Het betreft de feiten:
740297-14: 27 november 2014, Elst, Gem. Overbetuwe, Wapen Cat. I onder 1 en 3 WWM dragen of voorhanden hebben.
De in beslag genomen en nog niet teruggegeven geldbedragen zijn vatbaar voor verbeurdverklaring, nu deze geldbedragen aan verdachte toebehoren en geheel of grotendeels door middel van de onder 1, 2 en/of 5 bewezen verklaarde feiten zijn verkregen. Aangezien het hier contante geldbedragen betreft die in de fouillering van verdachte en op zijn kamer zijn aangetroffen en verdachte geen andere (grote) bron van inkomsten had, kan het naar het oordeel van de rechtbank niet anders zijn dan dat deze geldbedragen uit de handel in drugs zijn verkregen.
De overige in beslag genomen en nog niet teruggegeven voorwerpen dienen te worden onttrokken aan het verkeer. Deze voorwerpen behoren aan verdachte toe, zijn bij gelegenheid van het onderzoek naar de feiten waarvan hij wordt verdacht aangetroffen, betreffen een soortgelijk feit en vormen onderdeel van een geheel dat van zodanige aard is dat het ongecontroleerde bezit daarvan in strijd is met de wet of met het algemeen belang.

8.De toegepaste wettelijke bepalingen

De beslissing is gegrond op de artikelen 10, 14a, 14b, 14c, 14d, 27, 33, 33a, 36b, 36d, 57 en 91 van het Wetboek van Strafrecht, alsmede de artikelen 2, 3, 10, 11 en 13 van de Opiumwet.

9.De beslissing

De rechtbank:
 verklaart bewezen dat verdachte het tenlastegelegde, zoals vermeld onder punt 3, heeft begaan;
 verklaart niet bewezen hetgeen verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven bewezen is verklaard en spreekt verdachte daarvan vrij;
 verstaat dat het aldus bewezenverklaarde oplevert de strafbare feiten zoals vermeld onder punt 4;
 verklaart verdachte hiervoor strafbaar;
 veroordeelt verdachte tot een
gevangenisstrafvoor de duur van
24 (vierentwintig) maanden;
 bepaalt, dat een gedeelte van de gevangenisstraf groot
12 (twaalf) maanden,
niet ten uitvoer zal worden gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten, wegens niet nakoming van na te melden voorwaarde(n);
 stelt de proeftijd vast op 2 (twee) jaren onder de algemene voorwaarden dat de veroordeelde:
- zich voor het einde daarvan niet zal schuldig maken aan een strafbaar feit;
- ten behoeve van het vaststellen van zijn identiteit zijn medewerking zal verlenen aan het nemen van een of meer vingerafdrukken of een identiteitsbewijs als bedoeld in artikel 1 Wet op de identificatieplicht ter inzage zal aanbieden;
- zijn medewerking zal verlenen aan het door de Reclassering Nederland te houden toezicht, bedoeld in artikel 14d, tweede lid, van het Wetboek van Strafrecht, de medewerking aan huisbezoeken daaronder begrepen;
en onder de bijzondere voorwaarde(n) dat de veroordeelde:
- zich uiterlijk 3 dagen na het einde van de detentie zal melden bij de Reclassering Iriszorg op het adres [locatie] en gedurende de proeftijd zich zal blijven melden bij deze instelling, zo frequent en zolang de instelling dat noodzakelijk acht;
- zich onder behandeling zal stellen bij Kairos of soortgelijke ambulante forensische psychiatrische zorg, zulks ter beoordeling van de reclassering, op de tijden en plaatsen als door of namens die instelling aan te geven, teneinde zich te laten behandelen voor zijn gedrag en zijn eventueel psychische problematiek;
- zich onder behandeling zal stellen bij de polikliniek van IrisZorg te Arnhem of een soortgelijke instelling op de tijden en plaatsen als door of namens die instelling aan te geven, teneinde zich te laten behandelen voor zijn middelengebruik;
- zal deelnemen aan een gedragsinterventie, bestaande uit een GI-GGZ Leefstijltraining, waarbij de veroordeelde zich dient te houden aan de aanwijzingen zoals die gedurende deze gedragsinterventie door of namens de instelling aan de veroordeelde zullen worden gegeven;
 geeft opdracht aan de Reclassering Nederland tot het houden van toezicht op de naleving van voormelde bijzondere voorwaarde(n) en de veroordeelde ten behoeve daarvan te begeleiden (artikel 14d, tweede lid, van het Wetboek van Strafrecht);
 beveelt dat de tijd, door veroordeelde vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en voorlopige hechtenis doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf in mindering zal worden gebracht;

verklaart verbeurdde in beslag genomen, nog niet teruggegeven geldbedragen;
 beveelt de
onttrekking aan het verkeervan de in beslag genomen, nog niet teruggegeven voorwerpen, te weten: papieren, weegschaal, 27 simkaarten, 22 pijpen, rookwaar, 3 kokers, weegschaal, 3 passen, 3 dozen, schoonmaakmiddel en 1 handschoen.
Dit vonnis is gegeven door mr. F.J.H. Hovens (voorzitter), mr. N.C. van Lookeren Campagne en mr. C. van Linschoten, rechters, in tegenwoordigheid van mr. M.B. Wichman, griffier, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van deze rechtbank op 24 maart 2015.
mr. N.C. van Lookeren Campagne is buiten staat dit vonnis mede te ondertekenen.

Voetnoten

1.Het bewijs is terug te vinden in het in de wettelijke vorm door verbalisanten van de politie eenheid Oost‑Nederland, GLM / RL / Staf District / Leiding, opgemaakte proces-verbaal, dossiernummer PL0600-2014187818, gesloten op 8 januari 2015, en in de bijbehorende in wettelijke vorm opgemaakte processen-verbaal en overige schriftelijke bescheiden, tenzij anders vermeld. De vindplaatsvermeldingen verwijzen naar de pagina’s van het doorgenummerde dossier, tenzij anders vermeld.