In deze zaak, die diende voor de Rechtbank Gelderland, heeft de kantonrechter op 25 maart 2015 uitspraak gedaan in een geschil tussen Intrum Justitia Nederland B.V. en een gedaagde partij over een telecommunicatieovereenkomst. De procedure volgde op een tussenvonnis van 10 december 2014, waarin werd geoordeeld dat de overeenkomst tussen T-Mobile en de gedaagde partij nietig was voor wat betreft de koop op afbetaling van een iPhone 4S, maar dat de overeenkomst voor de telecommunicatiediensten in stand bleef. De overeengekomen maandkosten voor de diensten bedroegen € 74,73.
Intrum werd toegelaten om bewijs te leveren van de verkoopwaarde van de iPhone 4S, die volgens hen € 599,00 was. De kantonrechter oordeelde dat Intrum in dit bewijs was geslaagd, mede omdat de gedaagde partij niet had gereageerd op het overgelegde bewijs. Intrum voerde ook aan dat de kosten van het abonnement inclusief de telefoon hoger waren dan zonder telefoon, en dit werd door de kantonrechter als tegenbewijs erkend.
De kantonrechter concludeerde dat de gedaagde partij € 514,76 moest betalen, vermeerderd met wettelijke rente vanaf 2 augustus 2012. Daarnaast werden buitengerechtelijke incassokosten van € 77,21 toegewezen. De proceskosten werden gecompenseerd, zodat beide partijen hun eigen kosten droegen. Het vonnis werd uitvoerbaar bij voorraad verklaard en het meer of anders gevorderde werd afgewezen.