In deze zaak heeft eiseres, een kraamzorgverlener, beroep ingesteld tegen de beschikking van de Belastingdienst waarin een verklaring arbeidsrelatie loon uit dienstbetrekking (var loon) voor het jaar 2014 is afgegeven. De Belastingdienst handhaafde deze beschikking na bezwaar. Eiseres, die sinds 6 mei 2013 ingeschreven staat bij de Kamer van Koophandel, heeft in 2014 kraamzorg verleend via vier verschillende zorgaanbieders. De rechtbank heeft op 7 januari 2015 de zitting gehouden, waarbij eiseres werd bijgestaan door een gemachtigde en de Belastingdienst vertegenwoordigd werd door een gemachtigde en een mr. A.
De rechtbank heeft overwogen dat de vraag of eiseres recht heeft op een var wuo (winst uit onderneming) voor haar kraamzorgwerkzaamheden, afhankelijk is van de zelfstandigheid van eiseres ten opzichte van de zorgaanbieders. De rechtbank concludeert dat de omstandigheden, waaronder de verplichtingen van eiseres binnen de kaders van de zorgaanbieders, niet voldoende zijn om te concluderen dat eiseres als ondernemer kan worden aangemerkt. De rechtbank stelt vast dat eiseres niet aannemelijk heeft gemaakt dat zij zelfstandig risico loopt en dat zij niet in een positie verkeert die kenmerkend is voor ondernemerschap.
De rechtbank heeft ook het verzoek van eiseres om schadevergoeding afgewezen, omdat er geen onrechtmatig handelen van de Belastingdienst is vastgesteld. Uiteindelijk heeft de rechtbank het beroep ongegrond verklaard en geen proceskostenveroordeling uitgesproken. De uitspraak is openbaar gedaan op 24 maart 2015.