Op 17 maart 2015 heeft de Rechtbank Gelderland in Zutphen uitspraak gedaan in de zaak tegen een verdachte die beschuldigd werd van het witwassen van een groot geldbedrag. De verdachte, geboren op een onbekende datum en zonder bekende woon- of verblijfplaats, werd ervan beschuldigd op of omstreeks 19 november 2010, te Apeldoorn, een bedrag van € 10.000,- te hebben verworven, voorhanden te hebben gehad en overgedragen, terwijl hij redelijkerwijs had moeten vermoeden dat dit geld afkomstig was uit een misdrijf. De rechtbank baseerde haar oordeel op verschillende bewijsmiddelen, waaronder bankmutaties en de verklaring van de verdachte zelf.
De officier van justitie stelde dat er voldoende bewijs was voor de veroordeling van de verdachte en eiste een voorwaardelijke werkstraf van 60 uur, subsidiair 30 dagen vervangende hechtenis. De rechtbank oordeelde dat de verdachte bewust de kans had aanvaard dat zijn rekening gebruikt zou worden voor het witwassen van crimineel geld. De verdachte had zijn pinlimiet verhoogd en zijn bankpas afgestaan aan een onbekende man, wat leidde tot de storting van een gestolen bedrag op zijn rekening.
De rechtbank achtte het bewezen dat de verdachte zich schuldig had gemaakt aan het medeplegen van schuldwitwassen. De rechtbank legde een geldboete op van € 1.500,- waarvan € 1.000,- voorwaardelijk, met een proeftijd van twee jaar. De rechtbank hield rekening met de ernst van het feit en de omstandigheden van de verdachte, waaronder het feit dat het om een oud feit ging. De uitspraak benadrukte de bedreiging die witwassen vormt voor de legale economie en de integriteit van het financiële verkeer.