ECLI:NL:RBGEL:2015:1746

Rechtbank Gelderland

Datum uitspraak
16 maart 2015
Publicatiedatum
16 maart 2015
Zaaknummer
05/153715-14
Instantie
Rechtbank Gelderland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Rechters
  • mr. Bak
  • mr. Kleinrensink
  • mr. Van Santen
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Opruiing via sociale media door bekende rapper met oproep tot geweld

In deze zaak heeft de Rechtbank Gelderland op 16 maart 2015 uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een bekende rapper, die zich schuldig heeft gemaakt aan opruiing. De verdachte, die een Twitteraccount beheert met ongeveer twintigduizend volgers, heeft op zijn openbare Twitterpagina een bericht geplaatst waarin hij oproept tot fysiek geweld tegen een persoon. Dit gebeurde naar aanleiding van een bericht op Facebook over een vermeende pedofiel die jonge meisjes zou benaderen. De rechtbank oordeelt dat de verdachte opzettelijk een oproep tot geweld heeft gedaan door te stellen dat er duizend euro betaald zou worden aan degene die filmt hoe deze man 'kapot geslagen' wordt. De rechtbank legt een voorwaardelijke werkstraf op van 80 uren, te vervangen door 40 dagen hechtenis met een proeftijd van twee jaren. Bij de strafoplegging houdt de rechtbank rekening met het inzicht dat de verdachte heeft getoond in de kwalijke aard van zijn handelen en de rol die hij als bekende rapper speelt in de samenleving. De rechtbank benadrukt dat het plaatsen van dergelijke berichten op sociale media ernstige gevolgen kan hebben en dat de verdachte een voorbeeldfunctie heeft.

Uitspraak

RECHTBANK GELDERLAND
Team strafrecht
Zittingsplaats Zutphen
Parketnummer : 05/153715-14
Datum uitspraak : 16 maart 2015
Promis II
vonnis van de meervoudige kamer
in de zaak van
de officier van justitie bij het arrondissementsparket Oost-Nederland
tegen
[verdachte]
geboren op [geboortedatum] te [geboorteplaats], wonende te [adres 1], [woonplaats]
raadsvrouw : mr. N.W.T. Bijlsma, advocaat te Amsterdam.
Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting van 2 maart 2015.

1.De inhoud van de tenlastelegging

Aan verdachte is, na een door de rechtbank toegewezen vordering wijziging tenlastelegging, tenlastegelegd dat:
Primair
hij op of omstreeks 3 november 2013, althans in of omstreeks de periode van 31
oktober tot en met 3 november 2013 in de gemeente Amsterdam en/of in de gemeente Harderwijk, en/althans in Nederland, in het openbaar mondeling of bij geschrift of afbeelding, tot enig strafbaar feit of tot gewelddadig optreden tegen het openbaar gezag heeft opgeruid,
immers heeft verdachte opzettelijk via de internetdienst Twitter (onder de naam [naam]) een facebookbericht/foto gedeeld en/of daarbij dreigend een aantal tweets toegevoegd met de inhoud: "Duizend Euro voor de gene filmt hoe hij deze man kapot slaat!!! En ik zweer er wordt echt betaald";
art 131 lid 1 Wetboek van Strafrecht
althans, indien het vorenstaande onder 1 niet tot een veroordeling leidt:
Subsidiair
hij op of omstreeks 3 november 2013, althans in of omstreeks de periode van 31
oktober tot en met 3 november 2013 in de gemeente Amsterdam, onder de gebruikersnaam [naam] een persoon genaamd [slachtoffer] heeft bedreigd met enig misdrijf tegen het leven gericht, althans met zware mishandeling, immers heeft verdachte opzettelijk via de internetdienst Twitter een Facebookbericht/foto gedeeld (waarop een persoon genaamd [slachtoffer] afgebeeld zou zijn) en/of daarbij een aantal tweets toegevoegd met
de inhoud: "Duizend Euro voor de gene filmt hoe hij deze man kapot slaat!!! En ik zweer er wordt echt betaald"
Voor zover er in de tenlastelegging kennelijke taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn die fouten verbeterd. Verdachte is daardoor niet in zijn verdediging geschaad.
2. Overwegingen ten aanzien van het bewijs [1]
Aanleiding onderzoek
Op 31 oktober 2013 is er een bericht op Facebook geplaatst door een tante van een achtjarig
meisje dat zou zijn benaderd door ene [slachtoffer] uit Harderwijk. Deze persoon zou
meisjes aanspreken om samen te slapen. Dit bericht (met profielfoto) is vervolgens veelvuldig gedeeld op internet. Ook is er als reactie op het bericht het adres [adres 2] in Harderwijk genoemd als zijnde het adres van [slachtoffer].
Het echtpaar [slachtoffer] dat op dat adres woont, is vanaf 1 november 2013 veelvuldig
lastig gevallen via de telefoon. De man van het echtpaar is echter een andere man dan de [slachtoffer]
waarover op Facebook wordt gesproken, en is ook geen familie. De ‘echte’ [slachtoffer]
is door de politie elders ondergebracht.
Op zondag 3 november 2013 zijn vier mannen de woning van het echtpaar [slachtoffer] binnengedrongen. Zij vroegen waar kinderlokker [slachtoffer] was. Toen de bewoonster uitlegde dat zij op het verkeerde adres waren en dat haar man niet dezelfde persoon is als waar zij kennelijk naar opzoek waren, vertrokken de mannen.
De politie is vervolgens een onderzoek gestart en kwam uit bij verdachte en medeverdachte [medeverdachte] die op 3 november 2013 het Facebook bericht zouden hebben gedeeld via Twitter. Verdachte zou daarbij de tekst “Duizend euro voor de gene die filmt hoe hij deze man kapot slaat !!! En ik zweer er wordt echt betaald” hebben geplaatst. Op dit bericht is op Twitter veelvuldig gereageerd. Door Twittergebruikers zijn bedreigingen geuit richting [slachtoffer]. Medeverdachte [medeverdachte] zou vervolgens bij deze tweet het adres “[adres 2]” geplaatst hebben.
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gesteld dat wettig en overtuigend bewezen kan worden geacht dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan de primair tenlastegelegde opruiing. Ter terechtzitting heeft zij de bewijsmiddelen opgesomd en toegelicht.
Het standpunt van de verdediging
De raadsvrouw heeft – samengevat – vrijspraak bepleit van het primair tenlastegelegde. Zij heeft zich op het standpunt gesteld dat niet zonder meer wettig en overtuigend bewezen kan worden dat er sprake is van het bestanddeel “in het openbaar”. Verdachte heeft het ten laste gelegde bericht op zijn Twitterpagina geplaatst en niet op een voor ieder toegankelijke plaats. De reikwijdte van zijn bericht is beperkt aangezien alleen zijn volgers er kennis van konden nemen. De raadsvrouw heeft zich verder op het standpunt gesteld dat het geplaatste bericht niet is te kwalificeren als opruiing tot enig strafbaar feit. Zij heeft daartoe aangevoerd dat verdachte heeft opgeruid tot het filmen van een strafbaar feit en dat is niet strafbaar.
Beoordeling door de rechtbank
Uit onderzoek naar de berichten op social media over [slachtoffer] is naar voren gekomen dat gebruiker [naam], naar later bleek het Twitteraccount van verdachte, op 3 november 2013 om 11:53 uur het voormelde Facebookbericht op zijn Twitterpagina had geplaatst. Verdachte had daarbij de volgende teksten geplaatst, te weten “Duizend euro voor de gene die filmt hoe hij deze man kapot slaat !!! En ik zweer er wordt echt betaald”. [2]
Verdachte heeft ter terechtzitting erkend dat hij op 3 november 2013 de in de tenlastelegging opgenomen berichten en de foto op zijn Twitterpagina heeft geplaatst. [3]
Het bespreken van de door de raadsvrouw gevoerde verweren
In het openbaar
De raadsvrouw heeft ter terechtzitting betoogd dat het plaatsen van teksten door verdachte op zijn Twitterpagina zich niet laat kwalificeren als ‘in het openbaar’ opruien.
De rechtbank verwerpt dit verweer en overweegt daartoe het volgende.
Opruiing geschiedt in het openbaar mondeling of bij geschrift of afbeelding. Van opruiing in het openbaar is sprake wanneer de opruiing plaatsvindt onder zodanige omstandigheden en op zodanige wijze dat zij tot het publiek is gericht en door het publiek kan worden geconsumeerd. Het internet kan worden aangemerkt als een openbare plaats, mits het publiek toegang heeft tot de internetpagina waar de teksten zijn weergegeven. De rechtbank verwijst onder meer naar de arresten van het gerechtshof te Amsterdam van 23 december 2009 (ECLI:NL:GHAMS:2009:BK4139) en 28 mei 2014 (ECLI:NL:GHAMS:2014:1945) en van de Hoge Raad van 15 december 2009 (ECLI:NLHR:2009:BJ7237). Niet is gebleken dat verdachte een afgeschermde profielsite beheerde. De Twitterpagina van verdachte was derhalve een voor een ieder toegankelijke internetpagina. De rechtbank merkt hierbij nog op dat verdachte juist een groot publiek wilde bereiken, omdat hij als rapper in Amsterdam bekend staat. Dat verdachte ook een groot publiek heeft bereikt, blijkt wel uit het groot aantal volgers van zijn Twitteraccount, te weten ongeveer twintigduizend.
Het opruiend karakter
De raadsvrouw heeft ter terechtzitting aangevoerd dat de door verdachte op zijn Twitterpagina geplaatste teksten, zoals primair tenlastegelegd, mede bezien in hun context, zich niet laten kwalificeren als opruiend van karakter in de zin van artikel 131 van het Wetboek van Strafrecht.
De rechtbank verwerpt dit verweer en overweegt daartoe het volgende.
Verdachte heeft op zijn Twitterpagina onder meer het bericht “Duizend Euro voor de gene die filmt hoe hij deze man kapot slaat!!!” “En ik zweer er wordt echt betaald" geplaatst. Verdachte heeft ter terechtzitting verklaard dat hij met dit bericht heeft bedoeld dat hij degene wilde betalen die zou filmen dat de man in elkaar zou worden geslagen. Volgens verdachte heeft hij niet bedoeld dat hij degene zou betalen die de man zélf in elkaar zou slaan. De rechtbank is van oordeel dat dit bericht, gelet op de inhoud, de bewoordingen en de context waarin deze is vervat, een opruiende strekking heeft en aanzetten tot het plegen van een strafbaar feit. Dit onderdeel van de tenlastelegging kan dan ook wettig en overtuigend worden bewezen.
(Voorwaardelijk) opzet
Verdachte heeft onder meer verklaard dat hij met het bericht uiting heeft willen geven aan zijn boosheid toen hij hoorde van een pedofiel die jonge meisjes zou benaderen. Naar het oordeel van de rechtbank is het bericht van verdachte niet (slechts) een uiting van boosheid, maar (tevens) een zeer expliciete oproep tot gewelddadig optreden jegens de vermeende pedofiel. Het kan niet anders zijn dan dat verdachte zich minst genomen bewust is geweest van de aanmerkelijke kans dat het bericht bij anderen de wens tot geweld tegen de vermeende pedofiel zou opwekken of versterken en hij heeft die kans aanvaard. In dit verband acht de rechtbank verder nog van belang op te merken dat een van de volgers van verdachte hem er zelfs nog in een reactie op Twitter op heeft gewezen dat het aanzetten tot een ‘lynchmob’ strafbaar is. Hieruit volgt dat verdachte op zijn minst het voorwaardelijk opzet had op het tenlastegelegde.
Conclusie van de rechtbank
Gelet op het voorgaande acht de rechtbank wettig en overtuigend bewezen dat verdachte de ten laste gelegde opruiing heeft begaan.

3.Bewezenverklaring

Naar het oordeel van de rechtbank is wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het primair ten laste gelegde heeft begaan, te weten dat:
Primair
hij op 3 november 2013, in de gemeente Amsterdam en in de gemeente Harderwijk, in het openbaar bij geschrift tot enig strafbaar feit heeft opgeruid, immers heeft verdachte opzettelijk via de internetdienst Twitter (onder de naam [naam]) een facebookbericht/foto gedeeld en daarbij dreigend een aantal tweets toegevoegd met de inhoud: "Duizend Euro voor de gene die filmt hoe hij deze man kapot slaat!!! En ik zweer er wordt echt betaald";
Wat meer of anders is ten laste gelegd dan hiervoor bewezen is verklaard, is niet bewezen.
Verdachte moet daarvan worden vrijgesproken.

4.De kwalificatie van het bewezenverklaarde

Het bewezenverklaarde levert op:
In het openbaar bij geschrift of afbeelding tot enig strafbaar feit opruien.

5.De strafbaarheid van het feit

Het feit is strafbaar.

6.De strafbaarheid van de verdachte

Verdachte is strafbaar, nu geen omstandigheid is gebleken of aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluit.

7.Overwegingen ten aanzien van straf en/of maatregel

Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft geëist dat verdachte ter zake van het tenlastegelegde zal worden veroordeeld tot het verrichten van 80 uren werkstraf, te vervangen door 40 dagen hechtenis.
Het standpunt van de verdediging
De raadsvrouw heeft verzocht om toepassing van artikel 9a van het Wetboek van Strafrecht. Zij heeft verzocht rekening te houden met de persoonlijke omstandigheden van verdachte, het tijdsverloop en dat verdachte niet eerder is veroordeeld voor soortgelijke feiten. De raadsvrouw heeft verder aangevoerd dat er sprake is van geringe mate van ernst van het strafbare feit en dat verdachte nu een gewaarschuwd man is met betrekking tot de gevolgen die social media en posts kunnen hebben.
Beoordeling door de rechtbank
De rechtbank heeft bij de bepaling van de op te leggen straf gelet op de aard en de ernst van hetgeen bewezen is verklaard, de omstandigheden waaronder dit is begaan, mede gelet op de persoon en de omstandigheden van de verdachte zoals van een en ander bij het onderzoek ter terechtzitting is gebleken, waarbij onder meer is gelet op het uittreksel uit het algemeen documentatieregister, gedateerd 24 januari 2015.
De rechtbank heeft bij de straftoemeting in het bijzonder in aanmerking genomen dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan opruiing door op zijn algemeen toegankelijke Twitterpagina een bericht te plaatsen, waarin hij expliciet heeft opgeroepen tot fysiek geweld tegen een persoon.
Dat verdachte, zoals hij heeft verklaard, boos was op de vermeende pedofiel omdat verdachte net vader was geworden en hij in een emotionele gemoedstoestand verkeerde, is wellicht onder omstandigheden invoelbaar. Het stond hem vrij om – zoals vele anderen hebben gedaan – aan deze boosheid in het openbaar uiting te geven. Verdachte heeft echter met zijn expliciete oproep tot het (laten) mishandelen van een persoon de grenzen van een legitieme openbare meningsuiting ver overschreden.
Bij het vaststellen van de duur van de op te leggen straf laat de rechtbank meewegen dat verdachte inzicht heeft getoond in het kwalijke van zijn handelen.
De rechtbank houdt verder rekening met de ouderdom van het feit nu het ten laste gelegde feit al is gepleegd op 3 november 2013 en er geen sprake is van een omvangrijk dossier.
De rechtbank houdt tevens rekening met de omstandigheid dat verdachte eerder is veroordeeld voor strafbare feiten, maar geen recente veroordelingen heeft.
De rechtbank laat bovendien meewegen dat de rol van verdachte een andere is dan de rol van medeverdachte [medeverdachte]. Verdachte is in Amsterdam en omstreken een bekende rapper met een Twitterpagina die ongeveer twintigduizend volgers heeft. Verdachte heeft in dezen een voorbeeldfunctie. Om het verschil in de rol van verdachte tot uitdrukking te brengen zal de rechtbank verdachte een hogere straf opleggen dan medeverdachte [medeverdachte].
Alle omstandigheden in aanmerking nemend zal de rechtbank een voorwaardelijke werkstraf voor de duur van 80 uren, te vervangen door 40 dagen hechtenis met een proeftijd van twee jaren opleggen. De rechtbank merkt op dat zij de werkstraf anders dan de officier van justitie heeft gevorderd, geheel voorwaardelijk oplegt. De rechtbank komt daartoe gelet op de proceshouding van verdachte en het feit dat verdachte sinds het tenlastegelegde feit niet opnieuw opruiende berichten heeft geplaatst. Verdachte is door de voorwaardelijke werkstraf nu een gewaarschuwd man.

8.De toegepaste wettelijke bepalingen

De beslissing is gegrond op de artikelen 14a, 14b, 14c, 22c, 22d en 131 van het Wetboek van Strafrecht.

9.De beslissing

De rechtbank:
 verklaart bewezen dat verdachte het tenlastegelegde, zoals vermeld onder punt 3, heeft begaan;
 verklaart niet bewezen hetgeen verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven bewezen is verklaard en spreekt verdachte daarvan vrij;
 verstaat dat het aldus bewezenverklaarde oplevert het strafbare feit zoals vermeld onder punt 4;
In het openbaar bij geschrift of afbeelding tot enig strafbaar feit opruien;
 verklaart verdachte hiervoor strafbaar;
 veroordeelt de verdachte tot de navolgende
taakstraf, te weten:
een
werkstrafgedurende
80 (tachtig) uren, met bevel dat indien deze straf niet naar behoren wordt verricht vervangende hechtenis zal worden toegepast voor de duur van 40 (veertig) dagen;
 bepaalt, dat deze werkstraf,
niet ten uitvoer zal worden gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten, wegens niet nakoming van na te melden voorwaarde;
 stelt de proeftijd vast op 2 (twee) jaren onder de voorwaarde dat de veroordeelde zich voor het einde daarvan niet zal schuldig maken aan een strafbaar feit;
Dit vonnis is gegeven door mr. Bak (voorzitter), mr. Kleinrensink en mr. Van Santen rechters in tegenwoordigheid van mr. Buitenhuis, griffier en uitgesproken ter openbare terechtzitting van deze rechtbank op 16 maart 2015.
Mr. Van Santen is buiten staat dit vonnis mede te ondertekenen.

Voetnoten

1.Het bewijs is terug te vinden in het in de wettelijke vorm door [verbalisant], hoofdagent van de politie regio Noord- en Oost-Gelderland, district Noordwest Veluwe, team Harderwijk, opgemaakte proces-verbaal, dossiernummer PL0612-2013149486, gesloten op 2 juni 2014 en in de bijbehorende in wettelijke vorm opgemaakte processen-verbaal en overige schriftelijke bescheiden, tenzij anders vermeld. De vindplaatsvermeldingen verwijzen naar de pagina’s van het doorgenummerde dossier, tenzij anders vermeld.
2.Proces-verbaal van bevindingen, p. 6.
3.Proces-verbaal van de terechtzitting van 2 maart 2014.