ECLI:NL:RBGEL:2015:1600

Rechtbank Gelderland

Datum uitspraak
9 maart 2015
Publicatiedatum
11 maart 2015
Zaaknummer
05/780092-14
Instantie
Rechtbank Gelderland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Rechters
  • mr. Welbergen
  • mr. Kleinrensink
  • mr. Schaap
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Poging tot doodslag en diefstal met geweld door verdachte en medeverdachte in Gaanderen

Op 9 maart 2015 heeft de Rechtbank Gelderland uitspraak gedaan in de zaak tegen de verdachte, die beschuldigd werd van poging tot doodslag en diefstal met geweld. De feiten vonden plaats op 15 november 2014 in Gaanderen, waar de verdachte samen met een medeverdachte het slachtoffer met een hamer op het hoofd sloeg en met een mes in de hals stak. De rechtbank oordeelde dat de verklaringen van de verdachte en het slachtoffer tegenstrijdig waren, waardoor het beroep op noodweer niet kon worden aangenomen. De rechtbank achtte het bewezen dat de verdachte het slachtoffer opzettelijk van het leven heeft willen beroven, maar sprak haar vrij van voorbedachte raad. De rechtbank hield rekening met de verminderde toerekeningsvatbaarheid van de verdachte en haar blanco strafblad bij het opleggen van de straf. Uiteindelijk werd de verdachte veroordeeld tot een gevangenisstraf van achttien maanden, waarvan negen maanden voorwaardelijk, met bijzondere voorwaarden voor reclassering en behandeling. De benadeelde partij werd niet-ontvankelijk verklaard in zijn vordering tot schadevergoeding.

Uitspraak

RECHTBANK GELDERLAND

Team strafrecht
Zittingsplaats Zutphen
Meervoudige kamer
Parketnummer: 05/780092-14
Uitspraak d.d.: 9 maart 2015
tegenspraak

VONNIS

in de zaak tegen:

[verdachte],

geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum],
wonende te [woonplaats], [adres 1],
thans gedetineerd in [verblijfplaats].
Raadsman: mr. J. de Bruin, advocaat te Maastricht.
Onderzoek van de zaak
Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting van 23 februari 2015.
De tenlastelegging
Aan verdachte is ten laste gelegd dat:
1.
zij op of omstreeks 15 november 2014 te Gaanderen, althans in de gemeente Doetinchem, ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, [slachtoffer] opzettelijk, al dan niet met voorbedachten rade van het leven te beroven, met dat opzet, al dan niet na kalm beraad en rustig overleg, met een hamer, althans een zwaar voorwerp, meerdere malen, althans eenmaal, (met kracht)
op/tegen het (achter)hoofd van die [slachtoffer] heeft geslagen en/of met een mes, althans met een scherp voorwerp, die [slachtoffer] in de hals/nek heeft gestoken, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
art 289 Wetboek van Strafrecht
art 45 lid 1 Wetboek van Strafrecht
art 47 lid 1 ahf/sub 1 Wetboek van Strafrecht
2.
zij op of omstreeks 15 november 2014 te Gaanderen, althans in de gemeente Doetinchem, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening in/uit een woning (gelegen aan de [adres 2]) heeft weggenomen een laptop (merk HP Pavilion) en/of een mobiele telefoon (merk Samsung) en/of een sleutelbos, in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan [slachtoffer], in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte en/of haar mededader(s),
welke diefstal werd voorafgegaan en/of vergezeld en/of gevolgd van geweld en/of bedreiging met geweld tegen voornoemde [slachtoffer], gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden en/of gemakkelijk te maken en/of om bij betrapping op heterdaad aan zichzelf hetzij de vlucht mogelijk te maken, hetzij het bezit van het gestolene te verzekeren, welk geweld en/of welke bedreiging met geweld hierin bestond(en) dat zij, verdachte, en/of haar mededader(s) die [slachtoffer] met een hamer, althans een zwaar voorwerp, meerdere malen, althans eenmaal, (met kracht) op/tegen het (achter)hoofd heeft geslagen en/of met een mes, althans een scherp voorwerp, in de hals/nek heeft gestoken;
art 310 Wetboek van Strafrecht
art 312 lid 1 Wetboek van Strafrecht
Taal- en/of schrijffouten
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten en/of kennelijke omissies voorkomen, zijn deze in de bewezenverklaring verbeterd. Verdachte is daardoor niet geschaad in de verdediging.
Overwegingen ten aanzien van het bewijs [1]
Vaststaande feiten / aanleiding van het onderzoek
Op 15 november 2014 kwamen bij de politie meerdere meldingen binnen over een incident aan de [adres 2] in Gaanderen. Een man vertelde dat hij op zijn hoofd was geslagen met een hamer en was gestoken met een mes.
Standpunt van het Openbaar Ministerie
De officier van justitie heeft gerekwireerd tot bewezenverklaring van beide ten laste gelegde feiten. Zij heeft zich met betrekking tot feit 1 op het standpunt gesteld dat van voorbedachte raad en van medeplegen geen sprake is geweest. Ter zitting heeft de officier van justitie de bewijsmiddelen opgesomd en toegelicht.
Standpunt van de verdachte / de verdediging
De raadsman heeft aangevoerd dat de geloofwaardigheid van de verklaringen van aangever in twijfel moet worden getrokken, niet alleen voor zover het gaat om cruciale elementen van zijn verhaal, maar ook als het gaat om zijn verklaringen over het door hem opgelopen letsel.
Verdachte heeft nooit opzet op de dood van aangever gehad, ook niet in voorwaardelijke zin. Er is sprake geweest van een zeer zachte tik met de hamer. Er is daarnaast geen bewijs dat aangever ook in zijn nek is gestoken. Verdachte moet dan ook van feit 1 worden vrijgesproken.
Van de onder 2 ten laste gelegde diefstal moet verdachte eveneens worden vrijgesproken, omdat het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening ontbrak. Het ging verdachte alleen om verwijdering van de foto’s op de laptop en de telefoon van aangever. Onder verwijzing naar een vonnis van de rechtbank Limburg van 23 januari 2013 (parketnummer 03/702516-11) heeft de raadsman betoogd dat niet ieder tijdelijk wegnemen van een goed dit oogmerk oplevert. De app-gesprekken kunnen niet worden gezien als bewijs voor een overval op aangever. Het ging verdachte en medeverdachte om de verwijdering van foto’s op een laptop en op een telefoon van aangever. Bovendien was er sprake van grootspraak.
Beoordeling door de rechtbank
Feit 1
Verbalisanten [verbalisant 1] en [verbalisant 2] zijn op 15 november 2014 omstreeks 19:13 uur naar aanleiding van een melding naar het adres [adres 2] in Gaanderen gegaan. Ter plaatse zagen zij een man, naar later bleek [slachtoffer], die onder het bloed zat. Hij zei dat hij geslagen was met een hamer en was gestoken met een mes. Hij was met een klauwhamer op zijn achterhoofd geslagen. Toen hij zich daarna omdraaide kreeg hij nog een klap met een hamer en direct daarna werd hij met een mes in zijn nek gestoken. [slachtoffer] heeft de twee dames als volgt beschreven: kroeshaar, licht getint en kleiner dan 1.60 meter. [2]
Verbalisanten [verbalisant 3] en [verbalisant 4] hebben op 15 november 2014 twee vrouwen gezien op de Rijksweg in Gaanderen, die voldeden aan het opgegeven signalement. Dit bleken [verdachte] (verdachte) en [medeverdachte] (medeverdachte) te zijn. [3]
[slachtoffer] heeft aangifte gedaan en daarbij het volgende verklaard. Op 15 november 2014 was hij in zijn woning aan de [adres 2] in Gaanderen, samen met verdachte en [medeverdachte]. Aangever was naakt in de badkamer en verdachte en [medeverdachte] waren daar ook. Toen aangever voor de spiegel stond, voelde hij ineens een harde klap op zijn achterhoofd. Hij zag dat [medeverdachte] nog bij het bad stond en via de spiegel zag aangever dat verdachte achter hem stond en dat zij hem voor de tweede keer een klap op het achterhoofd gaf. Zij deed dit met een hamer. Nadat aangever zich had omgedraaid, zag hij verdachte tegenover hem staan met een klauwhamer met een houten handvat in haar linker hand en een mes met een zwart handvat in haar rechter hand. Aangever herkende de hamer en het mes niet. Hij wilde de hamer van haar afpakken. Ze kwamen in een worsteling terecht. Toen het gelukt was om de hamer af te pakken, is aangever naar zijn voordeur gerend en is naakt, met de hamer, naar zijn buurvrouw gegaan. [4]
Verdachte heeft verklaard dat zij op 15 november 2014 in de woning van aangever was. [5]
Zij ging op een gegeven moment naar de badkamer, waar [medeverdachte] ook was, en daarna kwam aangever ook de badkamer binnen. Hij sloeg verdachte met een hamer in haar gezicht, onder haar linker oog. Zij heeft met kracht geprobeerd de hamer van hem af te pakken en dat lukte. Toen verdachte de hamer had, sloeg ze terug. Verdachte zag dat aangever een mes bij zich had. Zij heeft daarna nog een keer met de hamer geslagen. Zij heeft vervolgens het mes gepakt en heeft aangever ook nog gestoken. Verdachte heeft verklaard aangever drie keer met de hamer te hebben geslagen. [6]
Medeverdachte [medeverdachte] heeft verklaard dat verdachte aangever meermalen met een hamer heeft geslagen. [7]
Over het letsel van aangever heeft [deskundige], forensisch geneeskundige, op 19 februari 2015 een letselverslag opgemaakt. Daarin is vermeld dat in de specialistenbrief van [arts 1], arts acute zorg (SEH), en [arts 2], chirurg, is aangegeven dat aangever een oppervlakkige wond heeft rechts in de hals. Uit onderzoek is verder gebleken dat er een verwonding is op het achterhoofd. [8]
Gelet op het bovenstaande acht de rechtbank wettig en overtuigend bewezen dat verdachte aangever [slachtoffer] op 15 november 2014 in Gaanderen meermalen op of tegen het achterhoofd heeft geslagen met een hamer en hem met een mes in de hals heeft gestoken.
De rechtbank overweegt dat de kans op dodelijk letsel in dit geval naar algemene ervaringsgegevens als aanmerkelijk was aan te merken. Hierbij is van belang dat meermalen slaan met een klauwhamer tegen het hoofd potentieel dodelijk kan zijn en steken met een mes in de halsstreek eveneens. Zowel het hoofd als de halsstreek zijn immers zeer kwetsbare plekken van het menselijk lichaam. Naar het oordeel van de rechtbank zijn beide handelingen naar hun uiterlijke verschijningsvorm zozeer gericht op het toebrengen van dodelijk letsel dat het niet anders kan zijn dan dat verdachte de aanmerkelijke kans op het ontstaan van dodelijk letsel heeft aanvaard. De rechtbank acht (voorwaardelijk) opzet op het toebrengen van dodelijk letsel dan ook bewezen.
Naar het oordeel van de rechtbank is geen sprake geweest van voorbedachte raad en dient verdachte dan ook te worden vrijgesproken van de haar ten laste gelegde poging tot moord.
De poging tot doodslag kan wel worden bewezen.
De rechtbank is van oordeel dat geen sprake is geweest van medeplegen, nu bij [medeverdachte] geen opzet heeft bestaan op de handelingen van verdachte. Van dit onderdeel dient verdachte dan ook te worden vrijgesproken.
Feit 2
[slachtoffer] heeft aangifte gedaan van diefstal met geweld en verklaard dat er op
15 november 2014 uit zijn woning in Gaanderen spullen zijn meegenomen, te weten een HP Pavilion notebook, een Samsung telefoon en een sleutelbos. [9]
[medeverdachte] heeft verklaard dat zij en verdachte een laptop, een telefoon en sleutels van aangever hebben meegenomen. [10]
Verdachte heeft verklaard dat [medeverdachte] de telefoon en sleutels van aangever heeft gepakt en dat zij zelf de laptop van aangever heeft meegenomen. [11]
Met betrekking tot het betoog van de raadsman dat verdachte niet het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening heeft gehad, kort gezegd omdat het haar alleen om de foto’s te doen was, overweegt de rechtbank als volgt. Verdachte en [medeverdachte] hebben de spullen van aangever in een tas gedaan en deze meegenomen uit de woning van aangever. Naar het oordeel van de rechtbank zijn de goederen hiermee onder hun heerschappij gekomen en kan bedoeld oogmerk uit deze handelingen worden afgeleid. De rechtbank wijst hiernaast nog op de Whatsapp-berichten die door verdachte aan [medeverdachte] zijn verstuurd, te weten een bericht van 15 november 2014 om 12:45:31 uur met de tekst ‘ik ga zo iemand rove zin om mee te gaan’ en het bericht van 15 november 2014 om 12:47:26 met de tekst ‘Kk ga zwart hy heeft samsung S5 en miss geld ookj heb geld nodig G’. [12] [medeverdachte] heeft op 15 november 2014 om 15:09:29 aan bericht verzonden (aan een ander dan verdachte) met de tekst ‘Neej we zitten in de trein omw die guy robba’ [13] . Hoewel zowel verdachte als [medeverdachte] hebben verklaard dat deze teksten uit stoerdoenerij zijn verstuurd, leidt de rechtbank uit de berichten af dat zij niet alleen naar aangever zijn gereisd om de (naakt)foto’s van verdachte van de telefoon en/of laptop van aangever af te halen, maar dat zij daarnaast de bedoeling (in de zin van oogmerk) hadden zich de goederen toe te eigenen.
De rechtbank acht bewezen dat verdachte en [medeverdachte] op 15 november 2014 in vereniging een HP laptop, een Samsung telefoon en een sleutelbos uit de woning van aangever hebben meegenomen.
De rechtbank overweegt dat ook ten laste is gelegd dat er geweld is gebruikt dan wel is gedreigd met geweld. Hoewel er inderdaad sprake is geweest van geweld, is de rechtbank van oordeel dat niet wettig en overtuigend bewezen is dat dit geweld is gebruikt met één van de in de tenlastelegging genoemde oogmerken. Van dit deel van de tenlastelegging wordt verdachte dan ook vrijgesproken.
Bewezenverklaring
Naar het oordeel van de rechtbank is wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het ten laste gelegde heeft begaan, te weten dat:
1.
zij op 15 november 2014 te Gaanderen ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om [slachtoffer] opzettelijk van het leven te beroven, met dat opzet met een hamer meerdere malen op/tegen het achterhoofd van die [slachtoffer] heeft geslagen en met een mes die [slachtoffer] in de hals heeft gestoken, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
2.
zij op 15 november 2014 te Gaanderen tezamen en in vereniging met een ander met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening uit een woning, gelegen aan de [adres 2], heeft weggenomen een laptop (merk HP Pavilion) en een mobiele telefoon (merk Samsung) en een sleutelbos, toebehorende aan [slachtoffer].
Vrijspraak van het meer of anders ten laste gelegde
Wat meer of anders is ten laste gelegd dan hiervoor bewezen is verklaard, is naar het oordeel van de rechtbank niet bewezen. Verdachte behoort daarvan te worden vrijgesproken.
Strafbaarheid van het bewezen verklaarde
Door de raadsman is een beroep gedaan op noodweer. Het was aangever die de hamer bij zich had en die verdachte daarmee als eerste heeft geslagen. Verdachte heeft ook letsel dat daarbij past. Zij heeft na het incident als eerste de politie gebeld en bovendien worden haar verklaringen bevestigd door medeverdachte [medeverdachte]. Dit dient te leiden tot ontslag van rechtsvervolging, aldus de raadsman.
Voor een geslaagd beroep op noodweer is nodig dat aannemelijk wordt dat verdachte heeft gehandeld zoals zij heeft gedaan omdat dat geboden was door de noodzakelijke verdediging van haar lijf tegen een ogenblikkelijke wederrechtelijke aanranding en dat dit handelen voldoet aan de eisen van proportionaliteit en subsidiariteit.
De rechtbank overweegt dat de lezingen van verdachte en [medeverdachte] enerzijds en aangever anderzijds diametraal tegenover elkaar staan voor zover het gaat om de vraag wie als eerste heeft geslagen met de hamer. Nu objectieve gegevens over dit specifieke vraagpunt ontbreken, kan de rechtbank niet tot een ander oordeel komen dan dat niet aannemelijk is geworden dat verdachte zich in een noodweersituatie bevond.
Het bewezenverklaarde levert op de misdrijven:

1 poging tot doodslag;

2 diefstal door twee of meer verenigde personen.

Strafbaarheid van de verdachte
In het rapport van het psychologisch onderzoek van [psycholoog], forensisch psycholoog, van
18 februari 2015 is vermeld dat geen sprake is van een ziekelijke stoornis van de geestvermogens, wel van een gebrekkige ontwikkeling van de geestvermogens door de aanwezigheid van verbale zwakbegaafdheid. Verdachte heeft vooral moeite met woordbegrip en verbaal redeneren. Tijdens het onderzoek zijn er enige zorgen rondom naïef-, antisociaal - en vermijdingsgedrag. Verdachte heeft normbesef en verantwoordelijkheidsgevoel en verdachte is begaan met haar omgeving. Ze geeft blijk van enige sensitiviteit en van schaamte- en schuldgevoelens. Hoewel verdachte in staat is tot sociaal gedrag, is er evenwel beperkt diepgang in het contact mogelijk, hetgeen samenhangt met de beperkte verbale capaciteiten en vaardigheden. Mede vanwege de verbale zwakbegaafdheid kunnen de minder aangepaste persoonlijkheidstrekken sneller worden aangesproken in situaties die een beroep doen op haar verbale capaciteiten en oplossingsvaardigheden en daardoor is verdachte kwetsbaarder en meer beïnvloedbaar dan mensen zonder deze beperking.
Er is een verband aanwezig tussen de verbaal zwakke capaciteiten en vaardigheden in combinatie met de minder aangepaste persoonlijkheidstrekjes en het plegen van de feiten. Verdachte heeft zich onvoldoende verbaal kunnen handhaven en is terecht gekomen in een situatie waar ze onvoldoende overzicht over heeft gehad. Vervolgens is ze teruggevallen op het plegen van geweld om zich uit de situatie te redden. Geadviseerd wordt om verdachte als enigszins verminderd toerekeningsvatbaar te beschouwen.
De rechtbank zal deze conclusie overnemen en tot de hare maken.
Verdachte is strafbaar, nu geen omstandigheid is gebleken of aannemelijk is geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluit.
Oplegging van straf en/of maatregel
De officier van justitie heeft een gevangenisstraf van zesendertig maanden, waarvan twaalf maanden voorwaardelijk, met een proeftijd van drie jaar, gevorderd. Naast algemene voorwaarden zouden aan het voorwaardelijk strafdeel ook de door de reclassering genoemde bijzondere voorwaarden gekoppeld moeten worden.
De raadsman heeft naar voren gebracht dat toepassing zou moeten worden gegeven aan het adolescentenstrafrecht. Weliswaar heeft verdachte een opleiding afgerond, maar zij is nog steeds scholier en hoewel zij op zichzelf woonde, ging dat helemaal niet zo goed.
De rechtbank heeft bij de bepaling van de op te leggen straf gelet op de aard en de ernst van hetgeen bewezen is verklaard, de omstandigheden waaronder dit is begaan, mede gelet op de persoon en de omstandigheden van de verdachte zoals van een en ander bij het onderzoek ter terechtzitting is gebleken.
Naar het oordeel van de rechtbank bestaat geen aanleiding voor toepassing van het jeugdsanctierecht, zoals door de raadsman is bepleit. Hierbij is van belang dat de reclassering gemotiveerd heeft aangegeven dat er geen contra-indicaties zijn voor het toepassen van het volwassenenstrafrecht. Ook deskundige Breuker heeft in het rapport van 18 februari 2015 vermeld dat onvoldoende aanwijzingen worden gevonden om te adviseren het jeugdsanctierecht toe te passen. Hierbij vindt Breuker van belang dat verdachte vanaf haar 18e jaar zelfstandig heeft gewoond en heeft laten zien dat zij in staat is haar leven te organiseren op een sociaal-maatschappelijk verantwoorde wijze. Ze is niet meer afhankelijk van pedagogische beïnvloeding in die zin dat ze een groepsgericht leefklimaat nodig heeft of dat gezinsgerichte hulpverlening nodig is om zich te kunnen handhaven en om te kunnen leren dat continuering van school noodzakelijk is.
De rechtbank overweegt dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt een poging tot doodslag en een diefstal, tezamen en in vereniging gepleegd. Met name dit eerste feit rekent de rechtbank verdachte aan, omdat zij door haar handelen iemand om het leven had kunnen brengen.
De rechtbank weegt mee dat verdachte een blanco strafblad heeft.
De reclassering heeft in het advies van 16 januari 2015 aangegeven dat verdachte naïef en mogelijk te goed van vertrouwen is en dat dit haar beïnvloedbaar en kwetsbaar maakt. Vanuit het verleden laat verdachte geen antisociaal, agressief of gewelddadig gedrag zien. Er is geen sprake van schuldenproblematiek, middelengebruik of psychische klachten. Opvallend is des te meer de keuze die verdachte maakt om te reageren op een advertentie op een sekssite, uit angst om toekomstige schulden te voorkomen. Ook haar naïeve houding ten opzichte van de adverteerder, die in haar ogen geen slechte bedoelingen had, is opmerkelijk. Tevens is bijzonder dat verdachte, die in haar leven goede en weloverwogen keuzes lijkt te maken, een gevaarlijk en impulsief plan bedenkt en daarbij een vriendin meesleept.
De kans op herhaling wordt in het advies van de reclassering van 17 februari 2015 ingeschat als klein, gelet op het blanco strafblad van verdachte en het ontbreken van een verleden met antisociaal of gewelddadig gedrag. Echter, onbehandeld en op langere termijn, zou de kans op herhaling in een soortgelijke situatie, waarin verdachte onder grote druk komt te staan, niet uit te sluiten zijn. De reclassering adviseert een (deels) voorwaardelijke gevangenisstraf met als bijzondere voorwaarden een meldplicht en een behandelverplichting (ambulante behandeling bij een forensische polikliniek in Rotterdam).
Forensisch psycholoog Breuker heeft in het rapport van 18 februari 2015 over het recidiverisico aangegeven dat er historische risicofactoren zijn, zoals de aanwezigheid van verbale zwakbegaafdheid en gedragsproblemen in de kindertijd, en klinische risicofactoren zoals een gebrek aan zelfinzicht en enige negatieve opvattingen en impulsiviteit. Daarnaast zijn er ook beschermde factoren, waaronder een kans dat plannen zullen slagen (verdachte is niet eerder in aanraking gekomen met justitie, heeft een opleiding afgemaakt en gewerkt), de aanwezigheid van enig sociaal steunend netwerk en een positieve houding ten opzichte van medewerking aan begeleiding of hulp. Wel zijn er enige stressfactoren, namelijk de verwerking van alle gebeurtenissen, mogelijke financiële problemen en het ontbreken van werk en een eigen woonplek. Geconcludeerd wordt dat de kans op herhaling matig verhoogd is vanwege de risicofactoren waartegenover onvoldoende beschermende factoren staan.
Geadviseerd wordt een ambulante behandeling bij een forensische polikliniek op te leggen, gericht op het maken van een delict-analyse, het vergroten van (zelf)inzicht in de risicofactoren en het opstellen van een delict-preventieplan. Ook moet aandacht worden besteed aan het verwerken van de gebeurtenissen.
Alles overwegende komt de rechtbank tot het oordeel dat een gevangenisstraf van achttien maanden, waarvan negen maanden voorwaardelijk, passend en geboden is. De rechtbank overweegt dat deze straf recht doet aan de ernst van de feiten, met name de poging tot doodslag, en de overige omstandigheden van het geval, onder meer de enigszins verminderde toerekeningsvatbaarheid en het blanco strafblad van verdachte, die maken dat tot een lagere strafoplegging wordt overgegaan dan door de officier van justitie geëist. Aan het voorwaardelijk strafdeel zullen de door de reclassering geadviseerde bijzondere voorwaarden worden verbonden, omdat de rechtbank het in het belang van verdachte acht dat zij ambulant wordt behandeld om soortgelijke situaties in de toekomst te voorkomen.
In beslag genomen voorwerpen
Over de inbeslaggenomen en nog niet teruggegeven voorwerpen overweegt de rechtbank als volgt, waarbij zij uitgaat van de lijst op pagina 693 in het dossier.
De klauwhamer (1) en het aardappelschilmes (2) moeten worden geretourneerd aan de rechthebbende. De Notebook van het merk HP Pavilion (4), de Samsung gsm (5), de zwart/rode desktop (15), de Acer Aspire Notebook (16) en de grijze trui (17) moeten worden geretourneerd aan aangever [slachtoffer]. Aan verdachte kunnen worden teruggegeven de Samsung tablet (6), de sokken (7), de legging (8), het paarse shirt (10) en de zwarte trui (11).
Vordering tot schadevergoeding
De benadeelde partij [slachtoffer] heeft zich met een vordering tot schadevergoeding ten bedrage van € 4.898,29 gevoegd in het strafproces. Hij heeft zowel vergoeding van materiële schade als immateriële schade gevorderd.
De rechtbank is van oordeel dat de vordering onvoldoende onderbouwd is. De rechtbank overweegt dat aanhouding van de zaak om de benadeelde partij de gelegenheid te geven de vordering nader te onderbouwen dan wel om het complete dossier aan de benadeelde partij te verstrekken, niet in de rede ligt. Dit zou een onevenredige belasting van het strafgeding opleveren.
De benadeelde partij zal dan ook niet-ontvankelijk verklaard worden in de vordering.
Toepasselijke wettelijke voorschriften
Deze strafoplegging/beslissing is gegrond op de artikelen 10, 14a, 14b, 14c, 14d, 27, 45, 57, 287, 310 en 311 van het Wetboek van Strafrecht.
Beslissing
De rechtbank:
 verklaart bewezen dat verdachte het tenlastegelegde heeft begaan;
 verklaart niet bewezen hetgeen verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven is bewezen verklaard en spreekt verdachte daarvan vrij;
 verklaart het bewezenverklaarde strafbaar, kwalificeert dit als:
1 poging tot doodslag;
2 diefstal door twee of meer verenigde personen;
 verklaart verdachte strafbaar;
 veroordeelt verdachte tot een
gevangenisstrafvoor de duur van
achttien maanden;
 bepaalt, dat een gedeelte van de gevangenisstraf, groot
negen maanden, niet zal worden ten uitvoer gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten, op grond dat verdachte vóór het einde van een
proeftijd van twee jarende navolgende algemene dan wel bijzondere voorwaarden niet heeft nageleefd;
 legt als
algemene voorwaardenop dat verdachte:
- zich voor het einde van de proeftijd niet schuldig maakt aan een strafbaar feit;
- ten behoeve van het vaststellen van zijn identiteit medewerking verleent aan het nemen van een of meer vingerafdrukken of een identiteitsbewijs als bedoeld in artikel 1 van de Wet op de identificatieplicht ter inzage aanbiedt;
- medewerking verleent aan het reclasseringstoezicht, de medewerking aan huisbezoeken daaronder begrepen;
 legt als
bijzondere voorwaardenop dat verdachte:
- zich moet houden aan de aanwijzingen die de reclassering haar geeft, voor zover deze niet reeds zijn opgenomen in een andere bijzondere voorwaarde. Daartoe moet verdachte zich op uitnodiging melden bij de reclassering. Hierna moet zij zich gedurende de door de reclassering bepaalde periode blijven melden zo frequent en zo lang als de reclassering dit nodig acht;
- zich zal laten behandelen voor de vermijdende- en antisociale persoonlijkheidstrekken bij een forensische polikliniek in Rotterdam of soortgelijke ambulante forensische zorg, in welke stad zij zich dan ook vestigt, zulks ter beoordeling van de reclassering, waarbij verdachte zich zal houden aan de aanwijzingen die haar in het kader van die behandeling door of namens de instelling/behandelaar zullen worden gegeven;
 beveelt, dat de tijd, door verdachte vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en voorlopige hechtenis doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf in mindering zal worden gebracht;
 verklaart
benadeelde partij [slachtoffer] niet-ontvankelijk in zijn vordering.
Aldus gewezen door mr. Welbergen, voorzitter, mr. Kleinrensink en mr. Schaap, rechters, in tegenwoordigheid van mr. Korevaar, griffier, en uitgesproken op de openbare terechtzitting van 9 maart 2015.

Voetnoten

1.Wanneer hierna verwezen wordt naar dossierpagina’s, betreft dit delen van in de wettelijke vorm opgemaakte processen-verbaal, als bijlagen opgenomen bij (stam)proces-verbaal, onderzoek PAKS, Regiopolitie Oost Nederland, team Recherche Achterhoek, gesloten en ondertekend op 9 januari 2015.
2.Proces-verbaal van bevindingen, pagina’s 264-266
3.Proces-verbaal van bevindingen, pagina’s 267-268
4.Proces-verbaal van aangifte, pagina’s 282-286
5.Proces-verbaal van verhoor verdachte, pagina 59
6.Proces-verbaal van verhoor verdachte, pagina 60
7.Proces-verbaal van verhoor [medeverdachte], pagina 224
8.Letselverslag, opgemaakt door [deskundige], forensisch geneeskundige, 19 februari 2015
9.Proces-verbaal van aangifte, pagina 285, en de daarbij behorende Bijlage goederen, pagina 287
10.Proces-verbaal van verhoor [medeverdachte], pagina’s 224-225
11.Proces-verbaal van verhoor verdachte, pagina 70
12.Bijlage bij het proces-verbaal van bevindingen over het uitlezen van de tablet van verdachte, pagina 141
13.Bijlage bij het proces-verbaal van bevindingen over het uitlezen van de telefoon van [medeverdachte], pagina 359