Uitspraak
RECHTBANK GELDERLAND
1.De procedure
2.De feiten
3.Het geschil
4.De beoordeling
816,00
Rechtbank Gelderland
In deze zaak vordert eiseres, een besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid, de opheffing van een conservatoir beslag dat door gedaagde is gelegd onder een derde, na een uitvoerbaar bij voorraad verklaard arrest van het hof Arnhem-Leeuwarden. Eiseres stelt dat gedaagde door het leggen van het beslag de tenuitvoerlegging van het arrest frustreert. Gedaagde heeft in eerste instantie een aannemingsovereenkomst gesloten met een andere partij, maar heeft deze overeenkomst buitengerechtelijk ontbonden. Eiseres heeft vervolgens gedaagde gedagvaard voor openstaande facturen, maar gedaagde heeft in reconventie schadevergoeding gevorderd wegens wanprestatie. De rechtbank Midden-Nederland heeft in een eerdere uitspraak de vorderingen van eiseres afgewezen en gedaagde in reconventie een schadevergoeding toegewezen. Eiseres heeft het hoger beroep ingesteld, maar is failliet verklaard. De curator heeft een vordering op gedaagde aan eiseres overgedragen. Gedaagde heeft conservatoir beslag gelegd op de vordering van eiseres, die voortvloeit uit het uitvoerbaar bij voorraad verklaard arrest. De voorzieningenrechter oordeelt dat de vraag of het beslag opgeheven moet worden, moet worden beantwoord aan de hand van artikel 705 Rv. De voorzieningenrechter komt tot de conclusie dat er geen summierlijke ondeugdelijkheid van de vordering van gedaagde is aangetoond en dat de belangenafweging in het voordeel van eiseres uitvalt. Het beslag wordt opgeheven, en gedaagde wordt veroordeeld in de proceskosten.