ECLI:NL:RBGEL:2015:1343

Rechtbank Gelderland

Datum uitspraak
2 maart 2015
Publicatiedatum
3 maart 2015
Zaaknummer
05/720188-14 en 05/840101-15 (gev. ttz)
Instantie
Rechtbank Gelderland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling voor valse bommelding met vrijspraak van terroristisch oogmerk

De rechtbank Gelderland, zittingsplaats Arnhem, heeft op 2 maart 2015 uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een 41-jarige man, die werd beschuldigd van het doen van valse bommeldingen. De man werd veroordeeld tot een geldboete van 225 euro voor het doen van een valse melding dat er bommen lagen in het politiebureau in Arnhem en Nijmegen. De rechtbank oordeelde echter dat het niet bewezen was dat de man met een terroristisch oogmerk handelde, en sprak hem vrij van deze beschuldiging. Ook werd hij vrijgesproken van bedreiging van medewerkers van het UMC in Nijmegen en van het doen van een valse bommelding ten aanzien van het UMC.

De zaak kwam voor de rechtbank na meerdere meldingen die de verdachte had gedaan via het alarmnummer 112. Tijdens de zitting op 16 februari 2015 verklaarde de verdachte dat hij deze meldingen deed uit wanhoop en dat hij graag naar een psychiatrisch ziekenhuis wilde. De rechtbank oordeelde dat de verdachte niet wettig en overtuigend bewezen kon worden dat hij met terroristisch oogmerk handelde, en dat zijn valse meldingen voortkwamen uit zijn geestelijke toestand.

De rechtbank hield rekening met de persoonlijke omstandigheden van de verdachte, waaronder zijn verstandelijke beperking en psychische problemen. De officier van justitie had een voorwaardelijke gevangenisstraf geëist, maar de rechtbank oordeelde dat een geldboete meer passend was. De verdachte werd veroordeeld tot betaling van de geldboete, die in termijnen mocht worden voldaan.

Uitspraak

RECHTBANK GELDERLAND
Team strafrecht
Zittingsplaats Arnhem
Promis II
Parketnummers : 05/720188-14 en 05/840101-15 (gev. ttz)
Datum zitting : 16 februari 2015
Datum uitspraak : 2 maart 2015
Tegenspraak
Vonnis van de meervoudige kamer in de zaak van
de officier van justitie bij het arrondissementsparket Oost-Nederland
tegen
naam :
[verdachte]
geboren op : [geboortedatum] te [geboorteplaats]
adres : [adres 1]
plaats : [woonplaats]
Raadsman : mr. J.A.B.H.M. Willemse, advocaat te Ulft.

1.De inhoud van de tenlastelegging(en)

Aan verdachte is
onder parketnummer 05/720188-14ten laste gelegd dat:
hij op of omstreeks 22 augustus 2014, in de gemeente Groesbeek en/of te Driebergen-Rijsenburg, gemeente Utrechtse Heuvelrug, medewerkers/ambtenaren van/werkzaam bij de/het politie(bureau) Nijmegen en/of politie(bureau) Arnhem, althans politie Nederland (in zijn algemeen(heid)), met een terroristisch misdrijf heeft bedreigd, immers heeft verdachte (met een mobiele telefoon) het alarmnummer 112 gebeld en vervolgens de tekst: "Binnen een paar minuten/seconden zullen er bommen/explosieven afgaan in het politiebureau in Nijmegen en Arnhem" uitgesproken en/of medegedeeld -zakelijk weergegeven- Dat er bommen/explosieven waren geplaatst op/in het politiebureau in Nijmegen en Arnhem;
althans, indien het vorenstaande onder 1 niet tot een veroordeling leidt:
hij op of omstreeks 22 augustus 2014, in de gemeente Groesbeek en/of te Driebergen-Rijsenburg, gemeente Utrechtse Heuvelrug, gegevens heeft doorgegeven, met het oogmerk een ander ten onrechte te doen geloven dat op (een) al dan niet voor het publiek toegankelijke plaats(en), te weten het politiebureau te Nijmegen en/of politiebureau te Arnhem,
(een) voorwerp(en) aanwezig was/waren, waardoor/waarmee een ontploffing kon
worden teweeggebracht, immers heeft hij, verdachte, met voornoemd oogmerk (met diens mobiele telefoon) het alarmnummer 112 gebeld en doorgegeven -zakelijk weergegeven-
Dat er binnen een paar minuten/seconden bommen/explosieven zouden afgaan in
het politiebureau Nijmegen en Arnhem en/of Dat er bommen/explosieven waren geplaatst op/in het politiebureau in Nijmegen en Arnhem.
Voorts is
onder parketnummer 05/840101-15aan verdachte ten laste gelegd dat:
1.
hij op een of meerdere tijdstip(pen) op of omstreeks 18 januari 2015 te Groesbeek en/of te Driebergen-Rijsenburg, gemeente Utrechtse Heuvelrug, althans in Nederland, medewerker(s) van het UMC-Ziekenhuis te Nijmegen en/of medewerker(s)/ambtena(a)r(en) van/werkzaam bij/van de politie Nijmegen en/of van de Meldkamer/Landelijke Eenheid, althans politie in Nederland, heeft bedreigd met enig misdrijf tegen het leven gericht, althans met zware
mishandeling, immers heeft verdachte opzettelijk, (met een mobiele telefoon) het alarmnummer 112 gebeld en (vervolgens) dreigend de woorden toegevoegd: "Er liggen explosieven in het UMC-Ziekenhuis te Nijmegen." en/of "Over één (1) minuut gaan er verschillende explosieven af op meerdere plekken in (en/of dependence van) het UMC-Ziekenhuis." en/of (tegen medewerker(s) van de Meldkamer/Landelijke Eenheid en/of politie) "Kom maar, ik sla jullie allemaal kapot.", althans feitelijkheden en/of woorden van gelijke dreigende aard of strekking;
2.
hij op een of meerdere tijdstip(pen) op of omstreeks 18 januari 2015 te Groesbeek en/of Driebergen-Rijsenburg, gemeente Utrechtse Heuvelrug, althans in Nederland, gegevens heeft doorgegeven, met het oogmerk (een) ander(en) ten onrechte te doen geloven dat op (een) al dan niet voor het publiek toegankelijke plaats(en), te weten het UMC-Ziekenhuis te Nijmegen en/of een dependence van het UMC-Ziekenhuis, (een) voorwerp(en) aanwezig was/waren, waardoor (een) ontploffing(en) kon/konden worden teweeggebracht, immers heeft hij, verdachte, met voormeld oogmerk (met een mobiele telefoon) het alarmnummer 112 gebeld en doorgegeven
-zakelijk weergegeven- dat er over één (1) minuut verschillende explosieven afgaan op verschillende plekken in het UMC-Ziekenhuis en/of een dependence van het UMC-Ziekenhuis.

2.Het onderzoek ter terechtzitting

De zaak is op 16 februari 2015 ter terechtzitting onderzocht. Verdachte is verschenen en bijgestaan door zijn raadsman, mr. J.A.B.H.M. Willemse voornoemd.
De officier van justitie, mr. P. Elferink, heeft gerekwireerd.
Verdachte en zijn raadsman hebben het woord ter verdediging gevoerd.

3.De beslissing inzake het bewijs

Parketnummer 05/720188-14 [1]
Vrijspraak van het primair ten laste gelegde feit
Verdachte heeft meermalen verklaard dat hij bommeldingen doet uit wanhoop en dat hij graag naar psychiatrisch ziekenhuis Veldwijk in Ermelo wil. Gelet hierop acht de rechtbank niet wettig en overtuigend bewezen dat verdachte, toen hij op 22 augustus 2014 het alarmnummer belde en een bommelding deed, met een terroristisch oogmerk heeft gehandeld. De rechtbank zal verdachte dan ook vrijspreken van het hem primair ten laste gelegde.
Ten aanzien van het subsidiair ten laste gelegde feit
Nu sprake is van een bekennende verdachte als bedoeld in artikel 359 derde lid, laatste zin, van het Wetboek van Strafvordering, wordt volstaan met een opgave van de bewijsmiddelen.
  • het proces-verbaal van bevindingen, p. 6;
  • het proces-verbaal van bevindingen, p. 11;
  • het proces-verbaal van bevindingen, p. 13;
  • het proces-verbaal van aanhouding, p. 24 en 25; en
  • het proces-verbaal van verhoor verdachte, p. 34.
ConclusieDe rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte het subsidiair ten laste gelegde feit heeft begaan, met dien verstande dat bewezen wordt geacht dat:
hij op 22 augustus 2014, in de gemeente Groesbeek gegevens heeft doorgegeven, met het oogmerk een ander ten onrechte te doen geloven dat op al dan niet voor het publiek toegankelijke plaatsen, te weten het politiebureau te Nijmegen en politiebureau te Arnhem, voorwerpen aanwezig waren, waardoor/waarmee een ontploffing kon worden teweeggebracht, immers heeft hij, verdachte, met voornoemd oogmerk het alarmnummer 112 gebeld en doorgegeven - zakelijk weergegeven - dat er binnen een paar minuten/seconden bommen/explosieven zouden afgaan in het politiebureau Nijmegen en Arnhem en dat er bommen/explosieven waren geplaatst op/in het politiebureau in Nijmegen en Arnhem.
Voor zover er in de tenlastelegging kennelijke taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn die fouten verbeterd. Verdachte is daardoor niet in zijn verdediging geschaad.
Hetgeen verdachte meer of anders ten laste is gelegd, is niet bewezen. Verdachte moet daarvan worden vrijgesproken.
De beslissing dat verdachte het bewezenverklaarde heeft begaan, is gegrond op de feiten en omstandigheden die in de bewijsmiddelen zijn vervat.
Parketnummer 05/840101-15
Vrijspraak van feit 1 en feit 2
Op 18 januari 2015 hebben verbalisanten een melding ontvangen dat, om respectievelijk
19:45 uur, 23:11 uur en 23:16 uur, iemand met de landelijke eenheid heeft gebeld om te zeggen dat bij het Radboudziekenhuis te Nijmegen bommen liggen. De landelijke eenheid heeft kunnen traceren dat de telefoon van de melder de mast aan de Nijmeegsebaan te Groesbeek heeft aangestraald en ambtshalve was bekend dat verdachte, verblijvende te [adres 2], aan de [adres 1] te Groesbeek, veel van dit soort meldingen maakt. In een proces-verbaal van bevindingen wordt gerelateerd dat verdachte zijn identiteit ook bekend heeft gemaakt tijdens het derde telefoontje en heeft aangegeven opgepakt te willen worden om zo andere zorg te krijgen. In de letterlijke uitwerking van een gesprek tussen verdachte en een medewerker van de meldkamer Oost-Nederland staat beschreven dat verdachte zegt dat hij een bommelding heeft gedaan, omdat de reclassering hem heeft gezegd dat hij opgepakt zou worden als hij dat nogmaals zou doen. Als verdachte wordt gevraagd waar de bom ligt, antwoordt hij dat er geen bom is en dat het een valse bommelding is. Tijdens het gesprek zegt verdachte dat de meldkamermedewerker maar naar hem toe moet komen en dat hij dan zijn “hele kop” in elkaar zal slaan, waarop de medewerker van de meldkamer reageert dat hij het hartstikke goed vindt en dat verdachte zijn hele kop in elkaar mag slaan als hij maar geen valse bommelding meer doet.
In het dossier staat beschreven dat verdachte op 18 januari 2015 drie keer via de alarmcentrale (112) heeft gemeld dat er explosieven zouden afgaan. De rechtbank constateert dat enkel het derde telefoongesprek in het dossier is uitgewerkt. Van de inhoud van de andere twee telefoongesprekken heeft de rechtbank geen kennis kunnen nemen. De rechtbank is, gelet op de weergave van het derde telefoongesprek tussen verdachte en de medewerker van de meldkamer, van oordeel dat niet bewezen kan worden verklaard dat verdachte de hem onder parketnummer 05/840101-15 ten laste gelegde feiten heeft gepleegd. Verdachte heeft in het gesprek immers expliciet vermeld dat het een valse bommelding betreft voorts is niet gebleken dat de meldkamermedewerker zich bedreigd heeft gevoeld. Het was voor deze medewerker aanstonds duidelijk dat verdachte een valse bommelding deed met slechts het doel om opgepakt te worden. Onder deze omstandigheden kan niet worden gezegd dat de bedreigingen zodanig zijn geweest dat zij een redelijke vrees konden opwekken dat verdachte deze ten uitvoer zou brengen en hij daadwerkelijk een misdrijf tegen het leven gericht zou plegen en/of de meldkamermedewerker zwaar zou mishandelen.
De stelling van de officier van justitie, dat verdachte in de eerste twee gesprekken (mogelijk) niet heeft aangegeven dat het om een valse bommelding ging, treft - bij gebrek aan onderbouwing - geen doel. Voorts is niet gebleken dat medewerkers van het UMC Ziekenhuis Nijmegen op de hoogte zijn gekomen van de inhoud van de telefoongesprekken tussen verdachte en de politie en de meldkamer. De rechtbank zal verdachte dan ook vrijspreken van het hem onder feit 1 en 2 ten laste gelegde.

4.De kwalificatie van het bewezenverklaarde

Het bewezenverklaarde onder parketnummer 05/720188-14, subsidiair, levert op:
Gegevens doorgeven met het oogmerk een ander ten onrechte te doen geloven dat op een al dan niet voor het publiek toegankelijke plaats een voorwerp aanwezig is waardoor een ontploffing kan worden teweeggebracht.
Het feit is strafbaar.

5.De strafbaarheid van verdachte

Niet is gebleken van feiten of omstandigheden die de strafbaarheid van verdachte geheel uitsluiten. Verdachte is dus strafbaar.

6.De motivering van de sanctie(s)

Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft geëist dat verdachte ter zake van de onder parketnummer 05/840101-15 ten laste gelegde feiten 1 en 2 en het onder parketnummer 05/720188-14 subsidiair ten laste gelegde feit zal worden veroordeeld tot een voorwaardelijke gevangenisstraf voor de duur van vier maanden, met een proeftijd van twee jaren, en de bijzondere voorwaarde dat hij zich meldt bij de reclassering. Bij het formuleren van haar strafeis heeft de officier van justitie rekening gehouden met de ernst van de feiten (er is nodeloos capaciteit van de politie en de noodcentrale van 112 gevergd en door recente ontwikkelingen in Europa hebben bedreigingen als de onderhavige een extra impact), het feit dat verdachte sterk verminderd toerekeningsvatbaar moet worden geacht (verdachte heeft een persoonlijkheidsstoornis, is verstandelijk beperkt en is, door een daartoe afgegeven rechterlijke machtiging, tot augustus 2015 in een klinische omgeving geplaatst), en het feit dat sprake is van recidive. De officier van justitie verwacht voorts dat verdachte opnieuw feiten zal plegen omdat zelfs het afnemen van zijn telefoons het plegen van de onderhavige feiten niet heeft voorkomen. De officier van justitie heeft opgemerkt dat een voorwaardelijke straf gedurende de looptijd van de rechterlijke machtiging niet ten uitvoer kan worden gelegd, maar daarna wel en dat de reclassering verdachte in de gaten kan houden.
Het standpunt van de verdediging
De raadsman van verdachte heeft primair verzocht verdachte geen straf op te leggen.
Subsidiair heeft hij verzocht te volstaan met oplegging van een voorwaardelijke geldboete, waarbij de bijzondere voorwaarden als voorgesteld door de reclassering kunnen worden overgenomen. Onder verwijzing naar het reclasseringsadvies van 2 december 2014 en het psychiatrisch onderzoek door Pro Justitia, gedateerd 22 november 2014, heeft de raadsman zich op het standpunt gesteld dat oplegging van een onvoorwaardelijke gevangenisstraf voor verdachte gecontra-indiceerd is. Datzelfde geldt volgens hem voor het opleggen van een werkstraf.
Ook een voorwaardelijke gevangenisstraf kan naar de mening van de raadsman van verdachte niet aan de orde zijn, nu het Gerechtshof te Arnhem twee jaren geleden in een strafzaak tegen verdachte heeft geoordeeld dat een voorwaardelijke werkstraf passender is voor verdachte dan een voorwaardelijke gevangenisstraf.
Beoordeling door de rechtbank
Bij de beslissing over de straf heeft de meervoudige kamer rekening gehouden met:
- de aard en de ernst van het bewezenverklaarde en de omstandigheden waaronder dit is begaan;
- de persoon en de persoonlijke omstandigheden van verdachte, waarbij mede is gelet op:
  • een uittreksel uit het algemeen documentatieregister betreffende verdachte, gedateerd 22 augustus 2014;
  • een voortgangsverslag toezicht van GGZ IrisZorg unit Nijmegen betreffende verdachte, gedateerd 10 februari 2015, met bijlagen;
  • een reclasseringsadvies betreffende verdachte ten behoeve van de rechtszitting, opgesteld door GGZ IrisZorg unit Nijmegen, gedateerd 2 december 2014;
  • een psychiatrisch onderzoeksrapport betreffende verdachte, opgesteld door psychiater dr. [psychiater], gedateerd 22 november 2014;
  • een reclasseringsadvies betreffende verdachte ten behoeve van schorsing/raadkamer, opgesteld door Reclassering Nederland, Adviesunit 1 Oost, gedateerd 28 augustus 2014;
  • een (beknopt) reclasseringsadvies betreffende verdachte ten behoeve van voorgeleiding rechter-commissaris, opgesteld door Reclassering Nederland, Adviesunit 1 Oost, gedateerd 25 augustus 2014; en
  • een psychologisch onderzoeksrapport betreffende verdachte, opgesteld door psycholoog mr. drs. [psycholoog], gedateerd 4 juni 2010.
In het psychiatrisch onderzoeksrapport betreffende verdachte van 22 november 2014 staat vermeld dat verdachte aan een gebrekkige ontwikkeling van zijn geestesvermogens in de vorm van een lichte verstandelijke beperking en persoonlijkheidsproblemen lijdt, en dat daarvan ook sprake was ten tijde van de in de onderhavige strafzaak besproken incidenten. De rapporteur concludeert dat verdachte de neiging heeft psychotisch te decompenseren bij grote emotionele druk en dat hij borderline en antisociale trekken heeft, verband houdend met zijn beperking in de sociaal emotionele ontwikkeling, en een narcistische afweer. Het doen van bommeldingen komt voort uit stress; uit onmacht wil verdachte met sensatiezoekend gedrag de aandacht trekken omdat zijn wensen niet in vervulling gaan. Volgens de rapporteur heeft verdachte voldoende inzicht om te kiezen om al dan niet een bommelding te doen en had hij ten tijde van het doen van een melding voldoende inzicht in de wederrechtelijkheid daarvan, maar is hij door zijn beperkingen niet in staat om de maatschappelijke gevolgen ervan te overzien. Verdachte is kwetsbaar voor verandering, onzekerheid en onbegrip en heeft een beschuttende en beveiligende omgeving nodig vanwege zijn beperkingen. Rapporteur adviseert de rechtbank verdachte sterk verminderd toerekeningsvatbaar te verklaren. Geadviseerd wordt een voorwaardelijk strafdeel op te leggen. In dit kader wordt opgemerkt dat het belangrijk is dat vanuit de rechtbank een sterk waarschuwend signaal uitgaat naar verdachte, maar dat contra-indicaties bestaan voor detentie (met name vanwege het gevaar dat verdachte in detentie vooral sensatie beleeft, verkeerde gedragingen aanleert en de situatie niet overziet).
In het reclasseringsadvies van 2 december 2014 wordt, op pagina 7 bij de referenteninformatie, opgemerkt dat [naam], toezichthouder van verdachte, heeft aangegeven dat een gevangenisstraf en/of werkstraf voor verdachte niet gepast zou zijn, nu dit slechts spanningen zou opleveren “met alle gevolgen van dien”.
De rapporteur heeft in het reclasseringsrapport gesteld de visie van deze referent te delen. Het delictgedrag van verdachte is volgens hem gekoppeld aan het ziektebeeld van verdachte, zodat recidive in het verlengde daarvan ligt, en een zeer strak kader met weinig ruimte zou verdachte helpen niet te recidiveren.
De rechtbank neemt de conclusies in het psychiatrisch onderzoeksrapport betreffende verdachte van 22 november 2014 over en maakt die tot de hare. De rechtbank verklaart verdachte op grond daarvan sterk verminderd toerekeningsvatbaar. De rechtbank is, gelet op het voorgaande, van oordeel dat een klinische setting voor verdachte noodzakelijk is. In dat kader stelt zij nadrukkelijk dat zij verdachte niet zonder meer naar de kliniek in Ermelo kan sturen, waar hij graag wil verblijven, nu het aan de deskundigen is te bepalen welke setting voor verdachte het meest geschikt moet worden geacht. Verdachte kan niet afdwingen op een bepaalde plek geplaatst te worden. Verder is de rechtbank van oordeel dat verdachte ervan doordrongen moet worden dat hij met behulp van deskundigen een geschikte manier moet vinden om zijn stress te reguleren. Het is onacceptabel dat hij bommeldingen doet, nu hij daarmee het hulpverleningscircuit onevenredig belast en voor onrust zorgt. Het achterwege laten van bestraffing, zoals de raadsman van verdachte primair heeft verzocht, kan dus niet aan de orde zijn. Gelet op de hiervoor besproken rapportages is de rechtbank evenwel ook van oordeel dat het niet zinvol, en wellicht zelfs uitermate onverstandig, is om verdachte een (on)voorwaardelijke gevangenisstraf dan wel werkstraf op te leggen. Om die reden zal de rechtbank verdachte een geldboete opleggen, eventueel in termijnen te voldoen.

7.De toegepaste wettelijke bepalingen

De beslissing is gegrond op de artikelen 23, 24, 24a, 24c en 142a van het Wetboek van Strafrecht.

8.De beslissing

De rechtbank, rechtdoende:
Spreektverdachte vrij van het primair ten laste gelegde feit onder parketnummer 05/720188-14 en de ten laste gelegde feiten 1 en 2 onder parketnummer 05/840101-15.
Verklaartbewezen dat verdachte het subsidiair onder parketnummer 05/720188-14 ten laste gelegde feit, zoals vermeld onder punt 3, heeft begaan.
Verklaartniet bewezen hetgeen verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven bewezen is verklaard en spreekt verdachte daarvan vrij.
Verstaatdat het aldus bewezenverklaarde oplevert het strafbare feit zoals vermeld onder punt 4.
Verklaartverdachte hiervoor strafbaar.
Veroordeeltverdachte wegens het bewezenverklaarde tot betaling van
een geldboete van
€ 225,- (tweehonderdvijfentwintig euro),bij gebreke van betaling en verhaal te vervangen door de duur van 1 (één) dag hechtenis.
Bepaaltvoorts dat de onvoorwaardelijke geldboete mag worden betaald in
4 (vier) maandelijkse termijnen van telkens € 50,- (vijftig euro) en 1 (één) maandelijkse termijn van € 25,- (vijfentwintig euro).
Aldus gewezen door:
Mr. K.A.M. van Hoof, als voorzitter, mr. J.M.J.M. Doon en mr. H.G. Eskes, rechters,
in tegenwoordigheid van mr. M.W.M. Heutinck, griffier,
en uitgesproken ter openbare terechtzitting van deze rechtbank op 2 maart 2015.

Voetnoten

1.Het bewijs is terug te vinden in het in de wettelijke vorm door verbalisant [verbalisant] van de politie Oost-Nederland, Districtsrecherche Stad Nijmegen, opgemaakte proces-verbaal relaas, met OPS-dossiernummer 2014081894, gesloten op 10 september 2014 en het in de wettelijke vorm door dezelfde verbalisant opgemaakte proces-verbaal persoonsdossier, met proces-verbaalnummer 2014081894, gesloten op 10 september 2014, met de bijbehorende in wettelijke vorm opgemaakte processen-verbaal en overige schriftelijke bescheiden, tenzij anders vermeld. De vindplaatsvermeldingen verwijzen naar de pagina’s van het doorgenummerde dossier, tenzij anders vermeld.