ECLI:NL:RBGEL:2015:1339

Rechtbank Gelderland

Datum uitspraak
3 maart 2015
Publicatiedatum
3 maart 2015
Zaaknummer
05/862679-13
Instantie
Rechtbank Gelderland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Medeplegen van zware mishandeling met zwaar lichamelijk letsel

In deze zaak heeft de rechtbank Gelderland op 3 maart 2015 uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die beschuldigd werd van medeplegen van zware mishandeling. De feiten vonden plaats op 13 oktober 2013 in Hattem, waar de verdachte samen met medeverdachten betrokken was bij een gewelddadig incident met het slachtoffer. Het slachtoffer, die zich opdringerig zou hebben gedragen in een café, werd door de verdachte en medeverdachten aangevallen. De verdachte heeft het slachtoffer meermalen geschopt terwijl deze al op de grond lag, wat resulteerde in zwaar lichamelijk letsel, waaronder een gebroken sleutelbeen en een hersenschudding. De officier van justitie eiste een gevangenisstraf en een werkstraf, terwijl de verdediging vrijspraak bepleitte. De rechtbank oordeelde dat er sprake was van een nauwe samenwerking tussen de verdachte en medeverdachten, en dat de verdachte opzettelijk zwaar lichamelijk letsel had toegebracht. De rechtbank legde een deels voorwaardelijke gevangenisstraf van 60 dagen op, met een werkstraf van 180 uren, en een schadevergoeding aan het slachtoffer van €1.750,-. De rechtbank oordeelde dat de verdachte strafbaar was en dat de omstandigheden van de zaak een voorwaardelijke straf rechtvaardigden, rekening houdend met de persoonlijke situatie van de verdachte.

Uitspraak

RECHTBANK GELDERLAND
Team strafrecht
Zittingsplaats Zutphen
Promis II
Parketnummer : 05/862679-13
Datum zitting : 17 februari 2015
Datum uitspraak : 3 maart 2015
TEGENSPRAAK
Vonnis van de meervoudige kamer in de zaak van
de officier van justitie bij het arrondissementsparket Oost-Nederland
tegen
naam :
[verdachte]
geboren op : [geboortedatum] te [geboorteplaats]
adres : [adres]
plaats : [woonplaats]
raadsman : mr. W.L.M. Fleuren, advocaat te Apeldoorn.

1.De inhoud van de tenlastelegging

Aan verdachte is ten laste gelegd dat:
hij op of omstreeks 13 oktober 2013 te Hattem, tezamen en in vereniging met anderen of een ander, althans alleen, aan een persoon (te weten [slachtoffer]), opzettelijk zwaar lichamelijk letsel (breuk van het linkersleutelbeen en/of uitwendige hoofdwond en/of kneuzing
en/of een bloeding in/bij de hersenen), heeft toegebracht, door deze opzettelijk, met kracht tegen de schouder, althans het bovenlichaam te slaan en/of door een (bier)fles, althans een hard voorwerp op/tegen het hoofd te slaan en/of te gooien (waardoor/waarna die [slachtoffer] ten val is gekomen) en/of door (vervolgens) meermalen, althans eenmaal (terwijl die [slachtoffer] reeds
op de grond lag) met kracht met geschoeide voet tegen de rug en/of het hoofd en/of de nek, althans het lichaam van die [slachtoffer] te schoppen/trappen;
althans, indien het vorenstaande onder 1 niet tot een veroordeling leidt:
hij op of omstreeks 13 oktober 2013 te Hattem, tezamen en in vereniging met anderen of een ander, althans alleen, ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om aan een persoon genaamd [slachtoffer], opzettelijk zwaar lichamelijk letsel toe te brengen, met dat opzet, met kracht tegen de schouder, althans het bovenlichaam van die [slachtoffer] heeft geslagen en/of een (bier)fles, althans een hard voorwerp op/tegen het hoofd heeft geslagen en/of gegooid (waardoor/waarna die [slachtoffer] ten val is gekomen) en/of door (vervolgens) meermalen, althans eenmaal (terwijl die [slachtoffer] reeds op de grond lag) met kracht met geschoeide voet tegen de rug
en/of het hoofd en/of de nek, althans het lichaam van die [slachtoffer] te trappen/schoppen;
meer subsidiair
hij op of omstreeks 13 oktober 2013 te Hattem, met een ander of anderen, op of aan de openbare weg, Vijzelpad, in elk geval op of aan een openbare weg, openlijk in vereniging geweld heeft gepleegd tegen [slachtoffer], welk geweld bestond uit
- het gezamenlijk uitdagend/scheldend/dreigend/bedreigend benaderen van die
[slachtoffer] ("Ik pak je nog wel eens buiten de muren van de Sporthoek. Ik pak
je nog wel eens buiten, als ik je tegenkom") en/of
- het gezamenlijk achter die [slachtoffer] aanrennen en/of
- het met kracht tegen de schouder, althans het bovenlichaam van die [slachtoffer] slaan en/of het met een (bier)fles, althans een hard voorwerp slaan/gooien op/tegen het hoofd
- het met kracht met geschoeide voet tegen de rug en/of het hoofd en/of de nek, althans het lichaam schoppen/trappen (terwijl die [slachtoffer] reeds op de grond lag), en welk door hem gepleegd geweld zwaar lichamelijk letsel (breuk van het linkersleutelbeen en/of uitwendige hoofdwond en/of kneuzing en/of een bloeding in/bij de hersenen), althans enig lichamelijk letsel voor die [slachtoffer] voornoemd ten gevolge heeft gehad.

2.Het onderzoek ter terechtzitting

De zaak is op 17 februari 2015 ter terechtzitting onderzocht. Daarbij is verdachte verschenen. Verdachte is bijgestaan door mr. W.L.M. Fleuren, advocaat te Apeldoorn.
Als benadeelde partij heeft de heer [slachtoffer] zich schriftelijk in het geding gevoegd.
De officier van justitie, mr. C.M. Brugman, heeft gerekwireerd en de veroordeling van verdachte geëist.
Verdachte en zijn raadsman hebben het woord ter verdediging gevoerd.
3. De beslissing inzake het bewijs [1]
De feiten
Op grond van de bewijsmiddelen wordt het volgende, dat verder ook niet ter discussie staat, vastgesteld.
Op 13 oktober 2013 heeft er in Hattem een incident plaatsgevonden waarbij de heer [slachtoffer] letsel heeft opgelopen. [2]
Op 13 oktober 2013 ontstaat op enig moment onrust/tumult in het café De Sporthoek tussen de groep waartoe verdachte behoorde en [slachtoffer]. [slachtoffer] zou zich opdringerig hebben gedragen naar een aantal vrouwen in het café waaronder de vriendin van [medeverdachte 1]. [3] [medeverdachte 2] en verdachte bemoeien zich vervolgens met de onrust tussen [medeverdachte 1] en [slachtoffer]. [4] Verdachte geeft [slachtoffer] in/bij het café al een trap in de rug. [5]
Op enig moment wordt [slachtoffer] van zijn fiets geslagen door medeverdachte [medeverdachte 1]. Verdachte heeft [slachtoffer] daarna meermalen geschopt tegen het lichaam terwijl [slachtoffer] reeds op de grond lag. [6]
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gesteld dat wettig en overtuigend bewezen kan worden geacht dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan het primair tenlastegelegde medeplegen van zware mishandeling.
De officier van justitie acht wettig en overtuigend bewezen dat medeverdachte [medeverdachte 1] aangever [slachtoffer] tegen het bovenlichaam heeft geslagen, waardoor [slachtoffer] van zijn fiets is gevallen en dat [medeverdachte 1] [slachtoffer] vervolgens met een bierfles tegen het hoofd heeft geslagen, dan wel deze fles tegen zijn hoofd heeft gegooid. Toen [slachtoffer] op de grond lag, heeft verdachte hem geschopt. De officier van justitie acht niet bewezen dat verdachte [slachtoffer] tegen het hoofd heeft geschopt.
Er is sprake geweest van een nauwe bewuste samenwerking tussen de verdachte en medeverdachte [medeverdachte 1]. In het café is er al gedoe tussen [medeverdachte 1], [medeverdachte 2], verdachte en aangever [slachtoffer]. Verdachte geeft [slachtoffer] bij het café een trap in zijn rug. Als [slachtoffer] wegfietst, rennen verdachte en de medeverdachten achter hem aan. Verdachte heeft vervolgens een aandeel in het geweld, evenals [medeverdachte 1].
Door de mishandeling is zwaar lichamelijk letsel bij [slachtoffer] ontstaan: [slachtoffer] is bewusteloos geraakt en een aantal uren in coma gehouden in het ziekenhuis. Hij heeft een gebroken sleutelbeen, een hersenschudding, wonden aan zijn hoofd en kleinere verwondingen opgelopen. Uit de schriftelijke slachtofferverklaring blijkt voorts dat [slachtoffer] ruim twee maanden pijn heeft gehad en dat hij gedurende zes maanden geen vrijwilligerswerk kon doen. Met name gezien de lange herstelduur is sprake van zwaar lichamelijk letsel.
Het schoppen tegen de schouder/nek van [slachtoffer] levert in ieder geval voorwaardelijk opzet op het toebrengen van zwaar lichamelijk letsel op.
Het standpunt van de verdediging
De verdediging heeft vrijspraak van het primair en subsidiair tenlastegelegde feit bepleit.
Er is geen sprake geweest van een bewuste en nauwe samenwerking tussen verdachte en de medeverdachte die was gericht op de (poging) zware mishandeling. Het letsel van [slachtoffer] is bovendien niet aan te merken als zwaar lichamelijk letsel, nu uit de verklaring van de forensisch arts blijkt dat de kans op volledig herstel zeer groot is en er mogelijk sprake zal zijn van minimale littekenvorming.
Verdachte heeft geen (voorwaardelijk) opzet gehad op het toebrengen van zwaar lichamelijk letsel aan [slachtoffer], nu niet buiten redelijke twijfel kan worden vastgesteld dat het schoppen door verdachte een aanmerkelijke kans op zwaar lichamelijk letsel heeft opgeleverd. Verdachte heeft verklaard ter hoogte van het been van [slachtoffer] te hebben getrapt en niet op het bovenlichaam of het hoofd waar de verwondingen zijn geconstateerd. Bovendien heeft verdachte niet met kracht geschopt en droeg hij zachte, te grote gymschoenen.
Ten aanzien van de meer subsidiair tenlastegelegde openlijke geweldpleging heeft de raadsman geen verweer gevoerd.
Beoordeling door de rechtbank
De rechtbank overweegt ten aanzien van de vraag of sprake was van een bewuste en nauwe samenwerking tussen verdachte en de medeverdachte(n) gericht op het toebrengen van zwaar lichamelijk letsel bij [slachtoffer] het volgende.
Verdachte heeft op 13 november 2013 bij de politie onder meer verklaard dat hij op een gegeven moment [medeverdachte 2], [medeverdachte 1] en [betrokkene 1] ziet wegrennen, de hoek om richting het Vijzelpad. Verdachte rent achter hen aan. Zijn gedachte daarbij is dat [medeverdachte 2], [medeverdachte 1] en [betrokkene 1] achter [slachtoffer] aanrenden, omdat ze daar gedonder mee hadden. [7]
Op het Vijzelpad ziet verdachte dat medeverdachte [medeverdachte 1] [slachtoffer] met kracht tegen het bovenlichaam slaat, waardoor [slachtoffer] met zijn fiets ten val komt. [8] [slachtoffer] ligt op dat moment op de grond en is bewusteloos. [9] Verdachte hoort dat [slachtoffer] een “snurkend geluid” maakt. [10] Verdachte schopt [slachtoffer] vervolgens meermalen. [11] De rechtbank volgt de verklaring van [betrokkene 2] dat verdachte [slachtoffer] ter hoogte van de schouder/nek heeft geraakt. [12] De rechtbank vindt de verklaring van [betrokkene 2] die hij ten overstaan van de politie heeft afgelegd betrouwbaar nu hij een objectieve getuige is, in die zin dat hij niet zelf betrokken was bij de onenigheid tussen [slachtoffer] en de groep waartoe verdachte behoorde en hij bovendien belastend heeft verklaard over de rol van zijn broer [verdachte], de verdachte.
Door [slachtoffer] met kracht van zijn fiets te slaan waardoor deze op de grond valt en bewusteloos raakt en vervolgens [slachtoffer] op de grond met geschoeide voet meermalen tegen het lichaam te schoppen en in het bijzonder door te schoppen in de schouder/nek-streek, hebben de verdachte en de medeverdachte bewust de aanmerkelijke kans aanvaard dat door hun handelen zwaar lichamelijk letsel zou ontstaan bij [slachtoffer]. Dat de kans op zwaar letsel aanmerkelijk was, stelt de rechtbank op grond van het volgende vast.
Het is een feit van algemene bekendheid dat een val met de fiets kan leiden tot letsel aan het hoofd en de nek, zijnde zeer kwetsbare delen van het lichaam, dan wel tot botbreuken. In het onderhavige geval is [slachtoffer] ook bewusteloos geraakt door de klap en /of de val. Het schoppen in de nekstreek kan een breuk in (één van) de nekwervel(s) opleveren, hetgeen tot ernstig letsel of invaliditeit kan leiden of zelfs overlijden tot gevolg kan hebben.
Verdachte heeft de kans op zwaar letsel bewust geaccepteerd door op dit kwetsbare gedeelte van het lichaam te schoppen, te meer nu [slachtoffer] al weerloos op de grond lag door de eerdere geweldshandeling van medeverdachte [medeverdachte 1].
Reeds in de aanloop naar de mishandeling is sprake van een zekere betrokkenheid van verdachte en medeverdachte [medeverdachte 1] op elkaar (de onrust in het café en het achter [slachtoffer] aanrennen) en vervolgens hebben zowel verdachte als [medeverdachte 1] een geweldshandeling gepleegd jegens [slachtoffer].
Hiermee is ook de bewuste en nauwe samenwerking tussen verdachte en medeverdachte [medeverdachte 1] op het toebrengen van zwaar letsel gegeven.
Naar het oordeel van de rechtbank is het letsel [13] dat bij [slachtoffer] is ontstaan ook aan te merken als zwaar lichamelijk letsel. Dat de letselrapportage beschrijft dat de kans op volledig herstel zeer groot is, sluit zwaar lichamelijk letsel niet uit nu ook tijdelijk en herstelbaar letsel onder zwaar lichamelijk letsel kan vallen.
[slachtoffer] is een tijd buiten bewustzijn [14] geweest en een aantal uren in coma gehouden, heeft een gebroken sleutelbeen, een hoofdwond en een schaafwond opgelopen. De combinatie van voornoemd letsel, en met name de bewusteloosheid en de noodzaak om [slachtoffer] enige uren in comateuze toestand te houden, maakt het letsel van [slachtoffer] naar het oordeel van de rechtbank zwaar lichamelijk letsel.
De rechtbank overweegt dat op grond van de bewijsmiddelen niet met zekerheid kan worden vastgesteld dat het bierflesje [slachtoffer] (op zijn hoofd) heeft geraakt, nog los van de vraag wie het flesje in de richting van [slachtoffer] heeft gegooid. Op grond van het dossier is niet uit te sluiten dat de verwondingen aan het hoofd van [slachtoffer] zijn veroorzaakt door zijn val met de fiets. De rechtbank zal verdachte dan ook van dit deel van de tenlastelegging vrijspreken.
ConclusieDe rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte het primair tenlastegelegde heeft begaan, met dien verstande dat bewezen wordt geacht dat:
hij op 13 oktober 2013 te Hattem, tezamen en in vereniging met een ander, aan een persoon (te weten [slachtoffer]) opzettelijk zwaar lichamelijk letsel (breuk van het linkersleutelbeen en uitwendige hoofdwond), heeft toegebracht, door deze opzettelijk, met kracht tegen het bovenlichaam te slaan waardoor die [slachtoffer] ten val is gekomen
)en door (vervolgens) terwijl die [slachtoffer] reeds op de grond lag
)met kracht met geschoeide voet tegen het lichaam van die [slachtoffer] te schoppen/trappen.
Voor zover er in de tenlastelegging kennelijke taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn die fouten verbeterd. Verdachte is daardoor niet in zijn verdediging geschaad.
Hetgeen verdachte meer of anders is tenlastegelegd is niet bewezen. Verdachte moet daarvan worden vrijgesproken.
De beslissing dat verdachte het bewezenverklaarde heeft begaan, is gegrond op de feiten en omstandigheden die in de bewijsmiddelen zijn vervat.

4.De kwalificatie van het bewezenverklaarde

Het bewezenverklaarde levert op:
Ten aanzien van het primaire feit:
Medeplegen van zware mishandeling.
Het feit is strafbaar.

5.De strafbaarheid van verdachte

Niet is gebleken van feiten of omstandigheden die de strafbaarheid van verdachte geheel uitsluiten. Verdachte is dus strafbaar.

6.De motivering van de sanctie(s)

Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft geëist dat verdachte ter zake van het primair tenlastegelegde zal worden veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van 60 dagen, waarvan 44 dagen voorwaardelijk met een proeftijd van 2 jaren met aftrek van de tijd in verzekering en voorlopige hechtenis doorgebracht, met als bijzondere voorwaarde op te leggen reclasseringstoezicht met meldplicht, ook als dit inhoudt behandeling bij polikliniek [kliniek] of een soortgelijke instelling, een drugsverbod en meewerken aan een begeleid woontraject of ambulante woonbegeleiding. Voorts heeft de officier van justitie geëist dat aan verdachte zal worden opgelegd een werkstraf van 120 uren subsidiair 60 dagen hechtenis.
De officier van justitie heeft bij het formuleren van haar eis rekening gehouden met de ernst van het feit, die een onvoorwaardelijke gevangenisstraf zou rechtvaardigen. Nu echter uit de reclasseringsrapportage van 23 januari 2015 blijkt dat verdachte thans begeleid woont en het de goede kant op gaat met hem, zou een gevangenisstraf dit kunnen doorkruisen hetgeen ongewenst is. Ten voordele van verdachte houdt de officier van justitie rekening met de ouderdom van het feit, de jongvolwassen leeftijd van verdachte, zijn verminderde toerekeningsvatbaarheid, zoals vastgesteld in een persoonlijkheidsonderzoek opgemaakt ten behoeve van een andere strafprocedure, en de omstandigheid dat verdachte berouw toont.
Het standpunt van de verdediging
De verdediging heeft verzocht bij de strafoplegging rekening te houden met de persoonlijke omstandigheden van verdachte. Verdachte heeft zich gedurende de schorsing van de voorlopige hechtenis aan de daaraan gekoppelde voorwaarden gehouden. Verdachte kan zich niet vinden in het drugsverbod, omdat hij geen drugs gebruikt en de voorwaarde daardoor geen enkel doel dient. Er dient geen onvoorwaardelijke gevangenisstraf te worden opgelegd aan verdachte. Indien de rechtbank een onvoorwaardelijke straf passend vindt, zou dat een werkstraf moeten zijn.
Beoordeling door de rechtbank
Bij de beslissing over de straf heeft de meervoudige kamer rekening gehouden met de aard en de ernst van het bewezenverklaarde en de omstandigheden waaronder dit is begaan en de persoon en de persoonlijke omstandigheden van verdachte, waarbij onder meer is gelet op:
 het uittreksel uit het algemeen documentatieregister betreffende verdachte, gedateerd 6 januari 2015; en
 een voorlichtingsrapportage van Reclassering Nederland, d.d. 23 januari 2015, betreffende verdachte.
De rechtbank overweegt in het bijzonder het navolgende.
Verdachte heeft zich op 13 oktober 2013 samen met de medeverdachte schuldig gemaakt aan het medeplegen van zware mishandeling. Verdachte heeft naar aanleiding van wat onenigheid in een café de confrontatie met het slachtoffer gezocht op het moment dat het slachtoffer naar huis ging. Daarbij is onevenredig veel geweld gebruikt. De medeverdachte heeft het slachtoffer van zijn fiets geslagen/geduwd en verdachte heeft het slachtoffer meermalen geschopt, onder meer ter hoogte van zijn nek, terwijl het slachtoffer bewusteloos op de grond lag. Het slachtoffer heeft zwaar lichamelijk letsel opgelopen. Hij moest enkele uren in coma worden gehouden en had een gebroken sleutelbeen, schaaf- en snijwonden en een zwelling op zijn hoofd. Dergelijke feiten veroorzaken niet alleen gevoelens van onveiligheid voor het slachtoffer, maar ook voor de maatschappij in het algemeen.
Uit voornoemde Reclasseringsrapportage blijkt dat verdachte een verstandelijke beperking heeft. Verdachte heeft een tekort aan adequate oplossingsstrategieën, impulscontrole en agressieregulatie. De reclassering acht het wenselijk dat verdachte in de toekomst begeleid blijft wonen en daarbij begeleiding ontvangt die aansluit bij zijn verstandelijke vermogens.
De rechtbank beschikt niet over de door de officier van justitie aangehaalde persoonlijkheidsrapportage betreffende verdachte, opgemaakt in een eerdere strafzaak. Nu dit rapport niet in het onderhavige dossier is gevoegd en het kennelijk is opgemaakt naar aanleiding van een andersoortige verdenking, neemt de rechtbank de daarin opgenomen overwegingen en conclusies niet over. De rechtbank gaat dan ook uit van de volledige toerekeningsvatbaarheid van verdachte, nu op grond van de stukken omtrent de persoonlijkheid van verdachte die zich in dit dossier bevinden, niet is gebleken dat hiervan geen sprake zou zijn.
Gelet op hetgeen hiervoor is overwogen oordeelt de rechtbank dat voor de afdoening van de onderhavige zaak een deels voorwaardelijke gevangenisstraf van 60 dagen, waarvan 44 dagen voorwaardelijk, passend en geboden is. De rechtbank ziet, gelet op verdachtes persoonlijke omstandigheden, aanleiding aan de voorwaardelijke gevangenisstraf de bijzondere voorwaarden te verbinden dat verdachte zich zal houden aan de aanwijzingen van de reclassering en aan een meldplicht. Hoewel verdachte zich tijdens de schorsing aan de afspraken met de reclassering heeft gehouden, geeft de reclassering aan dat hij niet (altijd) open staat voor hulp en dat hij niet aan recidivebeperking wil werken. Om strafbaar gedrag van verdachte in de toekomst te voorkomen acht de rechtbank het gelet op de problematiek van verdachte van belang dat verdachte zich verder laat begeleiden door de reclassering, hij zich ambulant laat behandelen door polikliniek [kliniek] (of een soortgelijke instelling) en dat hij meewerkt aan opvang voor begeleid wonen of aan ambulante woonbegeleiding. Ook acht de rechtbank een drugsverbod passend nu uit de reclasseringsrapportage blijkt dat er vermoedens zijn dat verdachte harddrugs gebruikt, hoewel verdachte dit ontkent. Het wordt ter beoordeling aan de reclassering overgelaten hoe lang verdachte zich, binnen de proeftijd, aan het verbod zou moeten houden.
Naast de deels voorwaardelijke gevangenisstraf acht de rechtbank een forse onvoorwaardelijke werkstraf passend, te weten een werkstraf van 180 uren, subsidiair 90 dagen hechtenis, zodat er vergelding plaatsvindt voor het strafbare handelen van verdachte. Deze werkstraf is hoger dan door de officier van justitie is geëist, omdat de rechtbank uitgaat van de volledige toerekeningsvatbaarheid van verdachte.
De rechtbank is van oordeel dat de grondslag voor de voorlopige hechtenis van verdachte thans niet meer aanwezig is. Het inmiddels geschorste bevel voorlopige hechtenis zal daarom worden opgeheven.
6A. De beoordeling van de civiele vordering(en), alsmede de gevorderde oplegging van de schadevergoedingsmaatregel
De benadeelde partij [slachtoffer] heeft zich in het strafproces gevoegd ter verkrijging van schadevergoeding ter zake van het primair bewezenverklaarde feit. Gevorderd wordt een bedrag van € 1.750,-.
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft verzocht de vordering van de benadeelde partij [slachtoffer] geheel toe te wijzen, te weten tot een bedrag van € 1.750,--, hoofdelijk en te vermeerderen met de wettelijke rente, met oplegging van de schadevergoedingsmaatregel ex artikel 36f van het Wetboek van Strafrecht tot dit bedrag.
Het standpunt van de verdediging
De verdediging heeft verzocht de benadeelde partij niet-ontvankelijk te verklaren in de vordering, althans hem deze te ontzeggen. De benadeelde partij heeft met name last van hoofdpijn. Verdachte heeft echter geen letsel aan het hoofd van de benadeelde partij toegebracht. Het ziekenhuisverblijf van 2,5 week hangt vooral samen met de hartafwijking die is ontdekt na maar niet veroorzaakt is door het voorval.
Verdachte kan hooguit voor een gering deel van de schade aansprakelijk worden geacht.
Beoordeling door de rechtbank
Aan de benadeelde partij is door het bewezenverklaarde strafbare feit rechtstreeks nadeel toegebracht dat niet in vermogensschade bestaat. De benadeelde partij is door verdachte en de mededaders van zijn fiets geduwd/geslagen en meermalen geschopt. Deze geweldshandelingen en de gevolgen daarvan voor de benadeelde partij zijn in zijn geheel aan verdachte toe te rekenen. Aan de wettelijke vereisten, waaronder die genoemd in artikel 6:106 van het Burgerlijk Wetboek, is voldaan. Naar maatstaven van billijkheid wordt deze schade begroot op het bedrag van €1.750,-.
De verdachte is niet meer tot vergoeding gehouden indien en voorzover het gevorderde door zijn mededader is of wordt voldaan.
Ter meerdere zekerheid voor daadwerkelijke betaling aan de benadeelde partij, zal de rechtbank tevens de schadevergoedingsmaatregel opleggen.
De gevorderde en toegewezen rente, toewijsbaar vanaf 13 oktober 2013, is daar niet bij inbegrepen.

7.De toegepaste wettelijke bepalingen

De beslissing is gegrond op de artikelen 10, 14a, 14b, 14c, 14d, 22c, 22d, 24c, 27, 36f, 47 en 302 van het Wetboek van Strafrecht.

8.De beslissing

De rechtbank, rechtdoende:
Verklaart bewezen dat verdachte het tenlastegelegde, zoals vermeld onder punt 3, heeft begaan.
Verklaart niet bewezen hetgeen verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven bewezen is verklaard en spreekt verdachte daarvan vrij.
Verstaat dat het aldus bewezenverklaarde oplevert het strafbare feit zoals vermeld onder punt 4.
Verklaart verdachte hiervoor strafbaar.
Veroordeelt verdachte wegens het bewezenverklaarde tot
een gevangenisstraf voor de duur van 60 (zestig) dagen.
Bepaalt dat van deze gevangenisstraf 44 (vierenveertig) dagen niet ten uitvoer zullen worden gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten.
De tenuitvoerlegging kan worden gelast indien de veroordeelde zich voor het einde van de proeftijd van 2 (twee) jaren navolgende (bijzondere) voorwaarden niet is nagekomen:
Algemene voorwaarden dat de veroordeelde:
zich voor het einde van de proeftijd niet schuldig maakt aan een strafbaar feit;
ten behoeve van het vaststellen van zijn identiteit medewerking verleent aan het nemen van een of meer vingerafdrukken of een identiteitsbewijs als bedoeld in artikel 1 van de Wet op de identificatieplicht ter inzage aanbiedt; en
medewerking verleent aan het reclasseringstoezicht, bedoeld in artikel 14d, tweede lid, de medewerking aan huisbezoeken daaronder begrepen;
Bijzondere voorwaarden dat de veroordeelde:
4. dat veroordeelde zich op uitnodiging meldt bij de reclassering, waarna hij zich gedurende een door de reclassering bepaalde periode moet blijven melden zo frequent als de reclassering dit nodig acht;
5. dat veroordeelde wordt verplicht zich onder behandeling te stellen van polikliniek [kliniek] of een soortgelijke ambulante zorginstelling op de tijden en plaatsen als door of namens die zorginstelling aan te geven, teneinde zich te laten behandelen voor zijn zwakbegaafdheid en persoonlijkheidsstoornis NAO met afhankelijke, antisociale en narcistische kenmerken;
6. dat veroordeelde zich gedurende de proeftijd, althans zolang de reclassering dit noodzakelijk acht, zal onthouden van het gebruik van harddrugs en zich verplicht ten behoeve van de naleving van dit verbod mee te werken aan urineonderzoek;
7. dat veroordeelde gedurende de proeftijd, althans zolang de reclassering dit noodzakelijk acht, zal verblijven in een instelling voor begeleid wonen of maatschappelijke opvang te weten een door de Reclassering goedgekeurde woonvorm als de J.P. van de Bent Stichting of een soortgelijke instelling, en zich zal houden aan het (dag-)programma dat deze instelling in overleg met de reclassering heeft opgesteld.
Geeft opdracht aan de Reclassering Nederland, Adviesunit 5 Oost, Dobbe 70-74, 8032 JX Zwolle tot het houden van toezicht op de naleving van voormelde bijzondere voorwaarde(n) en de veroordeelde ten behoeve daarvan te begeleiden.
Beveelt overeenkomstig het bepaalde in artikel 27 van het Wetboek van Strafrecht dat de tijd, door de veroordeelde voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en voorlopige hechtenis doorgebracht, geheel in mindering zal worden gebracht.
En voorts tot
het verrichten van een werkstraf gedurende 180 (honderdtachtig uren).
Bepaalt dat deze werkstraf binnen 1 (één) jaar na het onherroepelijk worden van dit vonnis moet worden voltooid.
De termijn binnen welke de werkstraf moet worden verricht, wordt verlengd met de tijd dat de veroordeelde rechtens zijn vrijheid is ontnomen alsmede met de tijd dat hij ongeoorloofd afwezig is.
Beveelt dat, voor het geval de veroordeelde de werkstraf niet naar behoren verricht, vervangende hechtenis zal worden toegepast.
Stelt deze vervangende hechtenis vast op 90 (negentig) dagen.
Heft op het – inmiddels geschorste – bevel tot voorlopige hechtenis van verdachte.
De beslissing op de vordering van de benadeelde partij [slachtoffer]
Wijst de vordering van de benadeelde partij toe.
- Veroordeelt de veroordeelde - met dien verstande dat indien en voor zover de medeverdachte betaalt ook veroordeelde daardoor tegenover [slachtoffer] zal zijn gekweten - tegen kwijting aan [slachtoffer], te betalen € 1.750,-- (zeventienhonderd en vijftig euro), vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 13 oktober 2013 tot aan de dag der algehele voldoening.
- Veroordeelt de veroordeelde tevens in de kosten door de benadeelde partij gemaakt, tot op heden vooralsnog begroot op nihil en in de kosten ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog te maken.
Maatregel van schadevergoeding
- Legt op aan veroordeelde - met dien verstande dat indien en voor zover de medeverdachte betaalt ook veroordeelde daardoor tegenover [slachtoffer] zal zijn gekweten - de verplichting aan de Staat ten behoeve van het slachtoffer [slachtoffer], te betalen € 1.750,-- (zeventienhonderd en vijftig euro), vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 13 oktober 2013 tot aan de dag der algehele voldoening, bij gebreke van volledige betaling en volledig verhaal van de hoofdsom te vervangen door hechtenis voor de duur van 27 dagen, met dien verstande dat de toepassing van de vervangende hechtenis de hiervoor opgelegde verplichting niet opheft.
- Bepaalt daarbij dat voldoening van de ene betalingsverplichting de andere doet vervallen.
Aldus gewezen door:
mr. N.C. van Lookeren Campagne (voorzitter), mr. C.H.M. Pastoors en mr. J.C. van der Hooft, rechters,
in tegenwoordigheid van mr. N. Baaziz, griffier, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van deze rechtbank op 3 maart 2015.
De griffier is buiten staat dit vonnis
mede te ondertekenen.
Mr. J.C. van der Hooft is buiten staat dit
vonnis mede te ondertekenen.

Voetnoten

1.Het bewijs is terug te vinden in het in de wettelijke vorm door verbalisanten van de Politie Regio Oost-Nederland, District Noord-Oost Gelderland, Team Veluwe Noord, opgemaakte proces-verbaal, registratienummer PL0615-2013138762, gesloten op 6 december 2013, en in de bijbehorende in wettelijke vorm opgemaakte processen-verbaal en overige schriftelijke bescheiden, tenzij anders vermeld. De vindplaatsvermeldingen verwijzen naar de pagina’s van het doorgenummerde dossier, tenzij anders vermeld.
2.Het proces-verbaal aangifte door [slachtoffer], opgemaakt door verbalisanten [verbalisant 1] en [verbalisant 2] d.d. 13 oktober 2013, p. 160-161; de verklaring van verdachte [medeverdachte 3] ter terechtzitting van 17 februari 2015; het proces-verbaal van verhoor getuige [betrokkene 2], opgemaakt door verbalisanten [verbalisant 3] en [verbalisant 4] d.d. 7 november 2013, p. 269; het proces-verbaal verhoor getuige [getuige], opgemaakt door verbalisant [verbalisant 5] d.d. 16 oktober 2013, p. 194 en 195.
3.Het proces-verbaal verhoor verdachte [medeverdachte 1], opgemaakt door verbalisanten [verbalisant 6] en [verbalisant 4] d.d. 12 november 2013, p. 344.
4.Het proces-verbaal verhoor getuige [getuige], opgemaakt door verbalisant [verbalisant 5] d.d. 16 oktober 2013, p. 194 en 195; het proces-verbaal verhoor getuige [betrokkene 2], opgemaakt door verbalisanten [verbalisant 3] en [verbalisant 4] d.d. 7 november 2013, p. 269.
5.De verklaring van verdachte ter terechtzitting van 17 februari 2015; het proces-verbaal verhoor getuige [betrokkene 2], opgemaakt door verbalisanten [verbalisant 3] en [verbalisant 4] d.d. 7 november 2013, p. 269.
6.De verklaring van verdachte [medeverdachte 3] ter terechtzitting van 17 februari 2015; het proces-verbaal van verhoor getuige [betrokkene 2], opgemaakt door verbalisanten [verbalisant 3] en [verbalisant 4] d.d. 7 november 2013, p. 269.
7.Het proces-verbaal verhoor verdachte [medeverdachte 3], opgemaakt door verbalisanten [verbalisant 2] en [verbalisant 7] d.d. 13 november 2013, p. 383.
8.Het proces-verbaal verhoor verdachte [medeverdachte 3], opgemaakt door verbalisanten [verbalisant 2] en [verbalisant 7] d.d. 13 november 2013, p. 383.
9.Het proces-verbaal verhoor verdachte M. [medeverdachte 2], opgemaakt door verbalisanten [verbalisant 4] en [verbalisant 3] d.d. 19 november 2013, p. 411; het proces-verbaal van verhoor verdachte [medeverdachte 3], opgemaakt door verbalisanten [verbalisant 6] en [verbalisant 7] d.d. 14 november 2013, p. 391.
10.De verklaring van verdachte [medeverdachte 3] ter terechtzitting van 17 februari 2015.
11.Het proces-verbaal verhoor verdachte [medeverdachte 3], opgemaakt door verbalisanten [verbalisant 2] en [verbalisant 7] d.d. 13 november 2013, p. 383; het proces-verbaal verhoor getuige [betrokkene 2], opgemaakt door verbalisanten [verbalisant 3] en [verbalisant 4] d.d. 7 november 2013, p. 269.
12.Het proces-verbaal verhoor getuige [betrokkene 2], opgemaakt door verbalisanten [verbalisant 3] en [verbalisant 4] d.d. 7 november 2013, p. 269.
13.Een schriftelijk bescheid, zijnde de letselrapportage op basis van eigen onderzoek, opgemaakt door dr. [deskundige], forensisch arts d.d. 13 oktober 2013, p. 304-305.
14.Het proces-verbaal van bevindingen opgemaakt door verbalisant [verbalisant 8] d.d. 15 oktober 2013, p. 279; een schriftelijk bescheid, zijnde de letselrapportage op basis van eigen onderzoek, opgemaakt door dr. [deskundige], forensisch arts d.d. 13 oktober 2013, p. 304.