ECLI:NL:RBGEL:2015:1338

Rechtbank Gelderland

Datum uitspraak
3 maart 2015
Publicatiedatum
3 maart 2015
Zaaknummer
05/862683-13
Instantie
Rechtbank Gelderland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling en vrijspraak in zaak van openlijke geweldpleging met zware mishandeling

In deze zaak, die op 3 maart 2015 door de Rechtbank Gelderland werd behandeld, stonden drie verdachten terecht voor openlijke geweldpleging en zware mishandeling van een slachtoffer op 13 oktober 2013 in Hattem. De rechtbank heeft de verdachten, met uitzondering van één, veroordeeld tot een deels voorwaardelijke gevangenisstraf van 60 dagen en een werkstraf van 180 uur. De derde verdachte werd vrijgesproken. De zaak kwam ter terechtzitting op 17 februari 2015, waar de officier van justitie, mr. P. Elferink, de veroordeling van de verdachte eiste. De verdediging pleitte voor vrijspraak, stellende dat er onvoldoende bewijs was dat de verdachte geweld had gebruikt tegen het slachtoffer.

De rechtbank oordeelde dat niet wettig en overtuigend bewezen kon worden dat de verdachte zich schuldig had gemaakt aan de openlijke geweldpleging. De rechtbank stelde vast dat de rol van de verdachte niet verder ging dan het zich niet distantiëren van het geweld. De verklaringen van getuigen ondersteunden niet de stelling dat de verdachte daadwerkelijk geweld had gepleegd. De rechtbank concludeerde dat de verdachte niet een significante bijdrage had geleverd aan het geweld en sprak hem vrij van het tenlastegelegde feit. De benadeelde partij, het slachtoffer, had een schadevergoeding van € 1.750,-- gevorderd, maar de rechtbank verklaarde de benadeelde partij niet-ontvankelijk in de vordering, omdat de gestelde schade niet rechtstreeks was toegebracht door enig bewezenverklaard feit.

Uitspraak

RECHTBANK GELDERLAND
Team strafrecht
Zittingsplaats Arnhem
Promis II
Parketnummer : 05/862683-13
Datum zitting : 17 februari 2015
Datum uitspraak : 3 maart 2015
TEGENSPRAAK
Vonnis van de meervoudige kamer in de zaak van
de officier van justitie bij het arrondissementsparket Oost-Nederland
tegen
naam :
[verdachte]
geboren op : [geboortedatum] te [geboorteplaats]
adres : [adres]
plaats : [woonplaats]
raadsman : mr. W.H. Teusink, advocaat te Wezep.

1.De inhoud van de tenlastelegging

Aan verdachte is ten laste gelegd dat:
hij op of omstreeks 13 oktober 2013 te Hattem, met een ander of anderen, op of aan de openbare weg, Vijzelpad, in elk geval op of aan een openbare weg, openlijk in vereniging geweld heeft gepleegd tegen [slachtoffer], welk geweld bestond uit
- het gezamenlijk uitdagend/scheldend/dreigend/bedreigend benaderen van die
[slachtoffer] ("Ik pak je nog wel eens buiten de muren van de Sporthoek. Ik pak
je nog wel eens buiten, als ik je tegenkom") en/of
- het gezamenlijk achter die [slachtoffer] aanrennen en/of
- het met kracht tegen de schouder, althans het bovenlichaam van die [slachtoffer]
slaan en/of het met een (bier)fles, althans een hard voorwerp slaan/gooien
op/tegen het hoofd
- het met kracht met geschoeide voet tegen de rug en/of het hoofd en/of de
nek, althans het lichaam, schoppen/trappen (terwijl die [slachtoffer] reeds op de
grond lag),
en welk door hem gepleegd geweld enig lichamelijk letsel voor die [slachtoffer]
voornoemd ten gevolge heeft gehad.

2.Het onderzoek ter terechtzitting

De zaak is op 17 februari 2015 ter terechtzitting onderzocht. Daarbij is verdachte verschenen. Verdachte is bijgestaan door mr. W.H. Teusink, advocaat te Wezep.
Als benadeelde partij heeft de heer [slachtoffer] zich schriftelijk in het geding gevoegd.
De officier van justitie, mr. P. Elferink, heeft gerekwireerd en de veroordeling van verdachte gevorderd.
Verdachte en zijn raadsman hebben het woord ter verdediging gevoerd.

3.De beslissing inzake het bewijs

Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gesteld dat wettig en overtuigend bewezen kan worden geacht dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan openlijke geweldpleging.
De officier van justitie acht niet bewezen dat verdachte aangever heeft geschopt, echter nu verdachte tijdens het plegen van het geweld jegens het slachtoffer aanwezig was, hij niet ingreep en geen hulp heeft ingeschakeld, maakte verdachte onderdeel uit van de groep die het geweld pleegde.
Het standpunt van de verdediging
De verdediging heeft vrijspraak bepleit. Daartoe is – samengevat – gesteld dat op grond van het dossier niet kan worden bewezen dat verdachte geweld heeft gebruikt tegen aangever [slachtoffer], waardoor [slachtoffer] letsel heeft opgelopen.
Ook heeft verdachte geen bijdrage geleverd aan het door medeverdachten [medeverdachte 1] en [medeverdachte 2] uitgeoefende geweld jegens [slachtoffer]. Verdachte stond op een afstand en heeft, gezien het korte tijdsbestek waarbinnen een en ander zich afspeelde, geen invloed gehad op het geweld en kon het evenmin voorkomen. Verdachte had ook geen opzet op de geweldpleging. Bovendien hoeft het bij [slachtoffer] geconstateerde letsel niet door de geweldpleging te zijn veroorzaakt, maar kan het een gevolg zijn van zijn val met de fiets.
Beoordeling door de rechtbank
Uit de dossierstukken blijkt dat op 13 oktober 2013 in Hattem een incident heeft plaatsgevonden waarbij geweld is gebruikt tegen [slachtoffer] waardoor [slachtoffer] letsel heeft bekomen. Anders dan de officier van justitie is de rechtbank van oordeel dat niet wettig en overtuigend bewezen kan worden dat verdachte zich hieraan samen met de medeverdachten schuldig heeft gemaakt.
De rechtbank overweegt daartoe het volgende.
Voor een bewezenverklaring dient op grond van de bewijsmiddelen te worden vastgesteld dat verdachte een voldoende significante en wezenlijke bijdrage heeft geleverd aan het geweld. Daarbij is enkel het zich niet-distantiëren onvoldoende om hiervan te kunnen spreken.
De rechtbank stelt vast dat alleen medeverdachte [medeverdachte 1] verklaart over een geweldshandeling die verdachte richting aangever [slachtoffer] zou hebben gepleegd. [medeverdachte 1] heeft namelijk op 14 november 2013 bij de politie verklaard dat hij zag dat verdachte de getinte man 2 à 3 trappen gaf, nadat hij ([medeverdachte 1]) de man had getrapt. Deze verklaring van [medeverdachte 1] vindt echter geen steun in de overige bewijsmiddelen. In het bijzonder vindt de verklaring van [medeverdachte 1] geen steun in de verklaring van [betrokkene]. [betrokkene] ziet [medeverdachte 1] achter de man aan rennen en ziet ook dat [medeverdachte 1] de man meermalen schopt, terwijl hij op de grond ligt. [betrokkene] beschrijft daarbij weliswaar dat hij ziet dat [medeverdachte 2] en verdachte ook bij de man staan, maar hij verklaart ook expliciet dat hij verdachte niets ziet doen richting de man. De rechtbank heeft geen reden te twijfelen aan de verklaring van [betrokkene], nu hij een redelijk objectieve getuige lijkt te zijn, in die zin dat hij niet zelf betrokken lijkt te zijn geweest bij het akkefietje dat zich eerder die avond in het café tussen de man en de groep waar verdachte toebehoorde heeft voorgedaan en hij bovendien belastend heeft verklaard over de rol zijn broer [medeverdachte 1].
Op grond van het hiervoor overwogene kan niet bewezen worden dat verdachte zelf enige geweldshandeling heeft gepleegd jegens [slachtoffer]. Enkel kan worden vastgesteld dat verdachte achter [slachtoffer] is aangerend, dat toen hij aankwam op het Vijzelpad [slachtoffer] reeds op de grond lag en dat verdachte erbij stond en heeft gezien dat [medeverdachte 1] de man meermalen schopte. Nu niet is gebleken dat de rol van verdachte groter is geweest dan enkel het zich niet distantiëren, kan naar het oordeel van de rechtbank niet worden bewezen dat verdachte een voldoende significante en wezenlijke bijdrage aan de openlijke geweldpleging heeft gehad.
Verdachte zal derhalve van het tenlastegelegde worden vrijgesproken.
4. De beoordeling van de civiele vordering(en), alsmede de gevorderde oplegging van de schadevergoedingsmaatregel
De benadeelde partij [slachtoffer] heeft zich in het strafproces gevoegd ter verkrijging van schadevergoeding ter zake van het tenlastegelegde feit. Gevorderd wordt een bedrag van
€ 1.750,--.
Beoordeling door de rechtbank
De rechtbank zal de benadeelde partij niet-ontvankelijk verklaren in de vordering omdat de gestelde schade niet rechtstreeks is toegebracht door enig bewezenverklaard feit.

5. De beslissing

De rechtbank, rechtdoende:
Spreektverdachte
vrijvan het tenlastegelegde feit.
De beslissing op de vordering van de benadeelde partij [slachtoffer]
Verklaart de benadeelde partij niet-ontvankelijk in de vordering.
Aldus gewezen door:
mr. N.C. van Lookeren Campagne (voorzitter), mr. C.H.M. Pastoors en mr. J.C. van der Hooft, rechters,
in tegenwoordigheid van mr. E.M. Damink, griffier, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van deze rechtbank op 3 maart 2015.
Mr. J.C. van der Hooft is buiten staat dit
vonnis mede te ondertekenen.