ECLI:NL:RBGEL:2015:1186

Rechtbank Gelderland

Datum uitspraak
28 januari 2015
Publicatiedatum
24 februari 2015
Zaaknummer
259203
Instantie
Rechtbank Gelderland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Deskundigenonderzoek in geschil tussen Technip-EPG BV en VWS MPP Systems BV over meerwerkopdrachten en tekortkomingen

In deze zaak, die voor de Rechtbank Gelderland is behandeld, gaat het om een geschil tussen de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid Technip-EPG BV en VWS MPP Systems BV. De rechtbank heeft op 28 januari 2015 een vonnis gewezen in het kader van een deskundigenonderzoek naar de uitvoering van meerwerkopdrachten en de mogelijke tekortkomingen van Technip. De procedure is een vervolg op een eerder tussenvonnis van 22 oktober 2014, waarin de rechtbank aan Veolia de gelegenheid had geboden om duidelijkheid te verschaffen over haar standpunten met betrekking tot de meerwerkovereenkomsten en de tekortkomingen die zij Technip verwijt.

De rechtbank heeft vastgesteld dat de meerwerkopdrachten tot stand zijn gekomen en dat Veolia niet voldoende bewijs heeft geleverd voor haar stelling dat deze eenzijdig zijn beëindigd. Daarnaast heeft de rechtbank de tekortkomingen die door Veolia zijn aangevoerd, niet als concreet en tijdig geformuleerd erkend. De rechtbank heeft de deskundige gevraagd om te onderzoeken welke werkzaamheden Technip tot een bepaalde datum heeft verricht, welke kosten daarmee gemoeid zijn en wat er nog te doen staat voor de voltooiing van de uitvoering van de overeenkomsten.

De rechtbank heeft ook eisen geformuleerd waaraan de deskundige moet voldoen, waaronder ervaring met scopewijzigingen en kennis van de problematiek binnen EPC-projecten. De partijen zijn gevraagd om gezamenlijk een deskundige voor te dragen, waarbij de rechtbank heeft benadrukt dat de benoeming van bepaalde deskundigen uitgesloten is vanwege hun eerdere betrokkenheid bij het geschil. Het vonnis is openbaar uitgesproken en de zaak zal opnieuw op de rol komen voor verdere behandeling.

Uitspraak

vonnis

RECHTBANK GELDERLAND

Team kanton en handelsrecht
Zittingsplaats Arnhem
zaaknummer / rolnummer: C/05/259203 / HA ZA 14-84
Vonnis van 28 januari 2015
in de zaak van
de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
TECHNIP-EPG BV,
gevestigd te Capelle aan den IJssel,
eiseres in conventie,
verweerster in reconventie,
advocaat mr. J.A.M. van de Sande te Rotterdam,
tegen
de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
VWS MPP SYSTEMS BV,
gevestigd te Ede,
gedaagde in conventie,
eiseres in reconventie,
advocaat mr. D.D.M. Xanthopoulos te Arnhem.
Partijen zullen hierna Technip en Veolia genoemd worden.

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
  • het tussenvonnis van 22 oktober 2014 (hierna: het tussenvonnis)
  • de akte uitlating tevens akte houdende producties in conventie en n reconventie van Veolia
  • de antwoordakte in conventie en in reconventie van Technip.
1.2.
Ten slotte is vonnis bepaald.

2.De verdere beoordeling in conventie en in reconventie

Geannuleerde meerwerkopdrachten

2.1.
In het tussenvonnis heeft de rechtbank Veolia onder 4.8 gevraagd duidelijk aan te geven of zij zich beroept op een mogelijkheid een meerwerkovereenkomst eenzijdig te beëindigen, op het feit dat zij dit tijdig gedaan heeft en op een voorbijgaan van Technip aan die situatie en daarbij aan te geven of zij terzake concreet bewijs aanbiedt.
2.2.
Uitgangspunt hierbij is dat de meerwerkopdrachten, zoals ter comparitie besproken is en in het tussenvonnis is vastgelegd (4.8), tot stand gekomen waren. Daaraan voegt Veolia nu bij akte slechts toe dat de desbetreffende meerwerkopdrachten (20121153-COR-0005 en 20121153-COR-0023) de dag na de ondertekening zijn ‘ingetrokken’ door haar projectmanager. Hierbij wordt de mogelijkheid c.q. toelaatbaarheid van dit ‘intrekken’ niet uit de doeken gedaan door Veolia, terwijl de vraag van de rechtbank juist daarop was gericht. Terecht stelt Technip zich dan ook op het standpunt dat de meerwerkopdrachten tot stand waren gekomen en dat niet is komen vast te staan dat zij beëindigd zijn. Dit is ook het oordeel van de rechtbank.
Concrete tekortkomingen van Technip
2.3.
In het tussenvonnis heeft de rechtbank onder 4.11 Veolia de gelegenheid geboden nader uiteen te zetten welke concrete tekortkoming(en) zij Technip verwijt, of zij zich daar tijdig na het haar bekend worden van die tekortkoming(en) op heeft beroepen, en welk bewijs zij terzake aanbiedt.
2.4.
De eerste tekortkoming die Veolia noemt, betreft
Human Factors Engineering(HFE). Zij stelt dat zij een aantal opmerkingen heeft geplaatst in een actielijst ‘ten aanzien van onjuiste of onvolledige verwerking van de HFE-vereisten’. De rechtbank kan dit niet zien als de benoeming van een concrete tekortkoming en omschrijving van Veolia’s tijdige reactie hierop. Reeds daarom wordt haar betoog op dit onderdeel gepasseerd.
2.5.
In de tweede plaats stelt Veolia de berekening van de staalconstructie aan de orde. Ten aanzien hiervan geeft zij een ‘aanvullend voorbeeld’ van tekortkomingen onder verwijzing naar een betoog van Technip waarin deze zou hebben aangegeven zich ervan bewust te zijn dat een toelaatbare eenheidstoets werd overschreden. In de derde plaats stelt Veolia dat Technip in haar
close-out reportaangeeft dat het actuele structurele ontwerp nog op een aantal essentiële zaken wordt gecheckt, en in de vierde plaats beklaagt Veolia zich – kennelijk – over het te laat ter goedkeuring voorleggen van het
piping flexibility analysisrapport.
2.6.
Ook ten aanzien van de drie in overweging 2.5 bedoelde onderwerpen geldt dat de rechtbank de hierover gehouden betogen van Veolia niet kan zien als de benoeming van concrete tekortkomingen en omschrijvingen van Veolia’s tijdige reacties hierop. Om die reden passeert de rechtbank de betogen. Het is overigens niet uitgesloten dat dezelfde onderwerpen door de deskundige naar voren zullen worden gebracht in het kader van de onderzoeksopdracht, maar van concrete tekortkomingen is gelet op het voorgaande geen sprake.
Deskundigenonderzoek
2.7.
Daarmee is de rechtbank toegekomen aan het derde onderwerp waarover partijen zich bij aktes hebben uitgelaten. Dit betreft het deskundigenonderzoek dat in het tussenvonnis is aangekondigd en waarvoor de rechtbank in dat vonnis onder 4.15 de volgende vragen heeft voorgesteld.
Welke werkzaamheden had Technip tot 19 juni 2013 verricht aan het hierboven omschreven complex van overeenkomsten tussen haar en Veolia? Welk bedrag aan kosten was daarmee gemoeid?
Wat stond op 19 juni 2013 volgens de toen bekende gegevens nog te doen aan de voltooiing van de uitvoering van dit complex van overeenkomsten? Welk bedrag aan kosten is daarmee gemoeid?
Tot welke afrekening tussen partijen leidt de vergelijking van de vragen 1. en 2. gelet op de onder 2.11-2.15 geschetste contractuele regeling en de toezegging van Middelhoek in zijn brief van 19 juni 2013?
Welke opmerkingen zijn voorts volgens u van belang om tot een goede beoordeling van de zaak te komen?
2.8.
Technip kan zich verenigen met deze vragen.
2.9.
Veolia stelt voor de deskundige de instructie te geven: ‘Alle bedragen dienen op dezelfde grondslagen en naar redelijkheid te worden vastgesteld’. De rechtbank zal dit voorstel niet overnemen. de deskundige dient uiteraard aan te geven welke grondslag(en) hij hanteert bij de vaststelling van bedragen en niet valt op voorhand uit te sluiten dat bij enig bedrag redelijkheid de grondslag is. Dat alle bedragen naar redelijkheid zouden moeten of zelfs maar mogen worden vastgesteld door de deskundige is echter onjuist, met name omdat een deskundige niet mag wat een arbiter of een rechter mag.
2.10.
Veolia bepleit uitbreiding van de slotzinnen van de vragen 1 en 2 met de woorden ‘in redelijkheid’. Om de onder 2.9 aangegeven reden zal de rechtbank hiertoe niet overgaan.
2.11.
De rechtbank ziet geen aanleiding om, zoals Veolia voorstelt, de verwijzing naar Middelhoeks toezegging, opgenomen als concretisering naast de genoemde contractuele regeling, te verwijderen uit vraag 3.
2.12.
Ten slotte stelt Veolia voor een vraag in te voegen, namelijk ‘Welke werkzaamheden zijn er nodig om de (technische) tekortkomingen van Technip te laten herstellen? Welk bedrag aan kosten is hiermee in redelijkheid gemoeid?’ Mogelijk verwacht Veolia op deze wijze alsnog tekortkomingen te laten vaststellen door de deskundige nu die door de rechtbank niet vastgesteld zijn (2.6 hierboven). Dat mag geen reden zijn om deze vraag op te nemen en ook overigens ziet de rechtbank daar geen reden voor. Het is overigens niet op voorhand ondenkbaar dat de deskundige technische tekortkomingen tegen komt en die zal hij dan ook dienen te vermelden.
2.13.
De rechtbank zal de deskundige gelet op het voorgaande de vragen voorleggen zoals geformuleerd in het tussenvonnis.
De persoon van de deskundige
2.14.
In het tussenvonnis onder 4.16 heeft de rechtbank, mede op grond van uitlatingen van partijen de eisen geformuleerd waaraan een deskundige in deze zaak zou moeten voldoen. Partijen hebben daar geen bezwaren tegen. De eisen luiden:
1. Ervaring met het optreden als onafhankelijk deskundige in rechtszaken is niet vereist omdat de rechtbank de deskundige kan begeleiden waar het om procestechnische zaken zoals het vereiste van hoor en wederhoor gaat.
2. Ervaring althans kennis van de problematiek rond scopewijzigingen en projectvoortgang is vereist.
3. Ervaring met de, zoals Veolia dit noemt, ‘complexe relaties tussen Eindklanten – Opdrachtgevers – Opdrachtnemers binnen EPC projecten’ is niet strikt noodzakelijk omdat de meeste door die verhoudingen veroorzaakte problemen of leiden tot scopewijzigingen waarvan op zichzelf kennis wel nodig is, of tot rechtsvragen.
4. Deskundigheid en ervaring op het gebied van oil & gas projecten en de
engineeringen constructie van offshore modules is vereist.
5. Deskundigheid op het gebied van PDMS software is vereist.
2.15.
Het gaat er nu om een deskundige te vinden die aan deze eisen voldoet en Veolia stelt voor in overleg met Technip een deskundige te benaderen. Gelet op deze bereidwilligheid, die ook van Technip verwacht mag worden en op het feit dat uit de brieven van beide partijen van 16 en 17 oktober 2014 blijkt dat zij in beginsel kunnen instemmen met benoeming van een medewerker van IV-groep te Papendrecht tot deskundige, zal de rechtbank aan partijen overlaten een deskundige voor te dragen met inachtneming van wat in het tussenvonnis onder 4.16-4.18 en hierboven is overwogen. De rechtbank doet dit om onredelijke vertraging van de procedure te voorkomen.
2.16.
Als zij zelf op zoek gaat naar een deskundige, zal dit tijd kosten omdat de rechtbank niet thuis is in de technische materie. Daarna zal bij tussenvonnis de persoon van de deskundige genoemd moeten worden en zal vervolgens partijen de gelegenheid geboden moeten worden op de voorgestelde deskundige te reageren. Pas daarna kan benoeming plaatsvinden. Bij de nu gekozen weg kan in het eerstvolgende tussenvonnis, zelfs op korte termijn, benoeming plaatsvinden.
2.17.
De rechtbank merkt op dat benoeming van VIRO en/of Vicoma uitgesloten is wegens hun eerdere betrokkenheid bij het geschil.

3.De beslissing

De rechtbank
in conventie en in reconventie
3.1.
bepaalt dat de zaak weer op de rol zal komen van
11 februari 2015voor het nemen van een akte door beide partijen over hetgeen is vermeld onder 2.15,
3.2.
houdt iedere verdere beslissing aan.
Dit vonnis is gewezen door mr. J.D.A. den Tonkelaar en in het openbaar uitgesproken op 28 januari 2015.