ECLI:NL:RBGEL:2014:924

Rechtbank Gelderland

Datum uitspraak
14 februari 2014
Publicatiedatum
13 februari 2014
Zaaknummer
05/821090-13
Instantie
Rechtbank Gelderland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verkeersongeval met zwaar lichamelijk letsel door roekeloos rijgedrag

Op 14 februari 2014 heeft de rechtbank Gelderland een 36-jarige man uit Tiel veroordeeld voor het veroorzaken van een verkeersongeval dat leidde tot zwaar lichamelijk letsel bij een fietser. De zaak werd behandeld in de meervoudige kamer van de rechtbank Gelderland, zittingsplaats Arnhem, onder parketnummer 05/821090-13. De zitting vond plaats op 29 november 2013 en 31 januari 2014. De officier van justitie, mr. G. Steeghs, eiste een werkstraf van 90 uur en een ontzegging van de rijbevoegdheid voor 9 maanden, waarvan 6 maanden voorwaardelijk.

De rechtbank oordeelde dat de verdachte roekeloos had gereden op 24 januari 2013 te Tiel, waar hij als bestuurder van een Fiat niet voldoende op het verkeer had gelet. Dit leidde tot een aanrijding met een fietser, die hierdoor zwaar lichamelijk letsel opliep. De rechtbank achtte het primair tenlastegelegde bewezen, maar sprak de verdachte vrij van andere tenlasteleggingen. De rechtbank overwoog dat de verdachte, ondanks zijn verkeersfout, een blanco strafblad had en dit zijn eerste verantwoording voor verkeersgedrag was. Dit werd meegewogen in de strafmaat.

De rechtbank besloot af te wijken van de richtlijnen van het Landelijk Overleg Vakinhoud Strafrecht (LOVS) en legde een werkstraf op van 60 uur, in plaats van de geëiste 90 uur. Daarnaast werd een ontzegging van de rijbevoegdheid voor 6 maanden opgelegd, met een proeftijd van 2 jaar. De rechtbank hield rekening met de persoonlijke omstandigheden van de verdachte en de rol van het slachtoffer in het ongeval. De uitspraak werd gedaan door de rechters J.M. Hamaker, M.G.J. Post en W.L.J.M. Duijst, in aanwezigheid van griffier R. van Dijk.

Uitspraak

RECHTBANK GELDERLAND
Team strafrecht
Zittingsplaats Arnhem
Parketnummer : 05/821090-13
Datum zitting : 29 november 2013 en 31 januari 2014
Datum uitspraak : 14 februari 2014.
TEGENSPRAAK
Vonnis van de meervoudige kamer in de zaak van
de officier van justitie bij het arrondissementsparket Oost-Nederland
tegen
naam :
[verdachte]
geboren op : [geboortedatum]
adres : [adres]
plaats : [woonplaats]

1.De inhoud van de tenlastelegging

Aan verdachte is ten laste gelegd dat:
hij op of omstreeks 24 januari 2013 te Tiel, als verkeersdeelnemer, namelijk als bestuurder van een motorrijtuig (personenauto, Fiat, kenteken [kenteken]), daarmede rijdende over de weg, De
Prinsenhof, ter hoogte van de T-kruising, gevormd door De Prinsenhof en Het Eek, roekeloos, in elk geval zeer, althans aanmerkelijk, onvoorzichtig en/of oplettend en/of onachtzaam heeft gereden, hierin bestaande dat verdachte, terwijl het uitzicht ter plaatse niet werd belemmerd, beperkt en/of werd gehinderd, en/of, terwijl het zicht voor verdachte door de voorruit van het door hem bestuurde motorrijtuig (in enige mate) werd belemmerd door ijsvorming en/of
condensvorming, niet, althans onvoldoende, op het voor hem gelegen weggedeelte van die
T-kruising en/of het overige verkeer heeft gelet en/of is blijven letten, en/of (daarbij) een op Het Eek rijdende fietser niet (tijdig) heeft waargenomen, en/of (vervolgens) op die T-kruising linksaf is geslagen en Het Eek is opgereden en daarbij (de binnenbocht nemende), niet, althans onvoldoende, heeft voldaan aan zijn verplichting zoveel mogelijk rechts te houden, als bedoeld in artikel 3 van het Reglement verkeersregels en verkeerstekens 1990, en/of, (vervolgens) is gebotst tegen, althans in aanrijding is gekomen met die fietser, en aldus zich zodanig heeft gedragen dat een aan verdachtes schuld te wijten verkeersongeval heeft plaatsgevonden waardoor een ander (te weten [slachtoffer]) zwaar lichamelijk letsel, althans zodanig lichamelijk letsel dat daaruit tijdelijke ziekte of verhindering in de uitoefening van de normale bezigheden
is ontstaan, werd toegebracht;
althans, indien het vorenstaande onder 1 niet tot een veroordeling leidt:
hij op of omstreeks 24 januari 2013 te Tiel als bestuurder van een voertuig (personenauto, Fiat, kenteken [kenteken]), daarmee rijdende over de weg, De Prinsenhof, ter hoogte van de T-kruising, gevormd door De Prinsenhof en Het Eek, terwijl het uitzicht ter plaatse niet werd belemmerd, beperkt en/of werd gehinderd, en/of, terwijl het zicht voor verdachte door de voorruit van het door hem bestuurde motorrijtuig (in enige mate) werd belemmerd door ijsvorming en/of condensvorming, niet, althans onvoldoende, op het voor hem gelegen weggedeelte van die T-kruising en/of het overige verkeer heeft gelet en/of is blijven letten, en/of (daarbij) een op Het Eek rijdende fietser niet (tijdig) heeft waargenomen, en/of (vervolgens) op die T-kruising linksaf is geslagen en Het Eek is opgereden en daarbij (de binnenbocht nemende), niet, althans onvoldoende, heeft voldaan aan zijn verplichting zoveel mogelijk rechts te houden, als bedoeld in artikel 3 van het Reglement verkeersregels en verkeerstekens 1990, en/of, (vervolgens) is gebotst tegen, althans in aanrijding is gekomen met die fietser, door welke gedraging(en) van verdachte gevaar op die weg werd veroorzaakt, althans kon worden veroorzaakt, en/of het verkeer op die weg werd gehinderd, althans kon worden gehinderd; De in deze tenlastelegging gebruikte termen en uitdrukkingen worden, voor zover daaraan in de Wegenverkeerswet 1994 betekenis is gegeven, geacht in dezelfde betekenis te zijn gebezigd;

2.Het onderzoek ter terechtzitting

De zaak is laatstelijk op 31 januari 2014 ter terechtzitting onderzocht. Daarbij is verdachte verschenen.
De officier van justitie, mr. G. Steeghs, heeft geëist dat verdachte ter zake van het primair tenlastegelegde zal worden veroordeeld tot het verrichten van een werkstraf voor de duur van 90 uur subsidiair 45 dagen hechtenis alsmede ontzegging van de bevoegdheid motorrijtuigen te besturen voor de duur van 9 maanden waarvan 6 maanden voorwaardelijk met een proeftijd van 2 jaar
Verdachte heeft het woord ter verdediging gevoerd.

3.De beslissing inzake het bewijs

De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte het primair tenlastegelegde heeft begaan, met dien verstande dat bewezen wordt geacht dat:
hij op 24 januari 2013 te Tiel, als verkeersdeelnemer, namelijk als bestuurder van een motorrijtuig (personenauto, Fiat, kenteken [kenteken]), daarmede rijdende over de weg, De
Prinsenhof, ter hoogte van de T-kruising, gevormd door De Prinsenhof en Het Eek, aanmerkelijk, onvoorzichtig en oplettend en achtzaam heeft gereden, hierin bestaande dat verdachte, terwijl het uitzicht ter plaatse niet werd belemmerd, beperkt en werd gehinderd, en, terwijl het zicht voor verdachte door de voorruit van het door hem bestuurde motorrijtuig in enige mate werd belemmerd door ijsvorming en
niet, op het voor hem gelegen weggedeelte van die
T-kruising en het overige verkeer heeft gelet en is blijven letten, en daarbij een op Het Eek rijdende fietser niet (tijdig) heeft waargenomen, en vervolgens op die T-kruising linksaf is geslagen en Het Eek is opgereden en daarbij de binnenbocht nemende, niet, heeft voldaan aan zijn verplichting zoveel mogelijk rechts te houden, als bedoeld in artikel 3 van het Reglement verkeersregels en verkeerstekens 1990, en vervolgens is gebotst tegen, die fietser, en aldus zich zodanig heeft gedragen dat een aan verdachtes schuld te wijten verkeersongeval heeft plaatsgevonden waardoor een ander te weten [slachtoffer] zwaar lichamelijk letsel, werd toegebracht;
Voor zover er in de tenlastelegging kennelijke taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn die fouten verbeterd. Verdachte is daardoor niet in zijn verdediging geschaad.
Hetgeen verdachte meer of anders is tenlastegelegd is niet bewezen. Verdachte moet daarvan worden vrijgesproken.
De beslissing dat verdachte het bewezenverklaarde heeft begaan, is gegrond op de feiten en omstandigheden die in de bewijsmiddelen zijn vervat.
De bewijsmiddelen zullen worden uitgewerkt in die gevallen waarin de wet aanvulling van het vonnis vereist en zullen dan in een aan dit vonnis te hechten bijlage worden opgenomen.

4.De kwalificatie van het bewezenverklaarde

Het bewezenverklaarde levert op:
Ten aanzien van het primaire:
Overtreding van artikel 6 van de Wegenverkeerswet 1994, terwijl het een ongeval betreft waardoor een ander lichamelijk letsel werd toegebracht.
Het feit is strafbaar.

5.De strafbaarheid van verdachte

Niet is gebleken van feiten of omstandigheden die de strafbaarheid van verdachte geheel uitsluiten. Verdachte is dus strafbaar.

6.De motivering van de sanctie(s)

Bij de beslissing over de straf heeft de meervoudige kamer rekening gehouden met:
- de aard en de ernst van het bewezenverklaarde en de omstandigheden waaronder dit is begaan;
- de persoon en de persoonlijke omstandigheden van verdachte, waarbij onder meer is gelet op:
 het uittreksel uit het algemeen documentatieregister betreffende verdachte, gedateerd 04 november 2013.
De rechtbank overweegt in het bijzonder het navolgende.
Bij het bepalen van de strafmaat neemt de rechtbank als uitgangspunt de richtlijnen van het Landelijk Overleg Vakinhoud Strafrecht (LOVS). Daarin wordt aangegeven dat voor een bewezenverklaring waarbij sprake is van een aanmerkelijke verkeersfout en zwaar lichamelijk letsel een werkstraf van 90 uur onvoorwaardelijk alsmede een ontzegging van de bevoegdheid motorrijtuigen te besturen voor de duur van 6 maanden het uitgangspunt is.
De rechtbank kan, gelet op de feiten en omstandigheden zoals uit het dossier blijkt en ter terechtzitting besproken, afwijken van deze richtlijnen.
Verdachte heeft door zijn rijgedrag een ernstig verkeersongeval veroorzaakt waarbij een ander zwaar lichamelijk letsel heeft opgelopen. Uit het dossier blijkt dat het slachtoffer vanwege het letsel gedurende meerdere maanden ernstig is gehinderd in zijn dagelijks functioneren. Nog steeds is niet duidelijk of het tot een volledige genezing komt. Verdachte heeft in onvoldoende mate op het overige verkeer gelet. Daartoe werd hij mede gehinderd door de ijsvorming op zijn voorruit. Ondanks deze ijsvorming heeft verdachte welbewust de keus gemaakt te blijven doorrijden omdat hij dicht bij zijn werk was. Vervolgens heeft verdachte, ervan uitgaande dat er van links nooit verkeer kwam, de binnenbocht genomen om vervolgens in aanrijding te komen met het aldaar fietsende slachtoffer.
Op zich rechtvaardigt het door verdachte vertoonde verkeersgedrag een straf zoals door het LOVS als richtlijn aangegeven. De rechtbank ziet echter aanleiding om daarvan, in voor verdachte gunstige zin, van af te wijken.
Verdachte heeft een blanco documentatie en dit is de eerste keer dat hij zich voor wat betreft zijn verkeersgedrag ten overstaan van een rechter moet verantwoorden. Verdachte is bovendien volstrekt open geweest over zijn rijgedrag en erkent op onverantwoorde wijze te hebben deelgenomen aan het verkeer, met name door het nemen van de binnenbocht en het blijven rijden met ijsvorming op zijn ruiten.
Daarnaast moet gezegd worden dat ook het slachtoffer zich niet aan de aldaar geldende verkeersregels heeft gehouden, immers het slachtoffer had, gezien de verkeerssituatie ter plaatse, verdachte voorrang moeten verlenen. Dit doet op zich zelf niet af aan de verwijtbaarheid van verdachte maar wordt door de rechtbank wel meegewogen in de strafmaat.
Omdat verdachte, gelet op zijn ter terechtzitting gebleken persoonlijke omstandigheden, in ernstige mate zal worden benadeeld bij een (deels) onvoorwaardelijke ontzegging van de bevoegdheid motorrijtuigen te besturen ziet de rechtbank aanleiding, mede gelet op het voorgaande, een geheel voorwaardelijke ontzegging op te leggen. Daarnaast ziet de rechtbank aanleiding de gevorderde werkstraf te matigen.

7.De toegepaste wettelijke bepalingen

De beslissing is gegrond op de artikelen 14a, 14b, 14c, 22c, 22c, 91 van het Wetboek van Strafrecht alsmede de artikelen 6, 175, 178 en 179 van de Wegenverkeersweg 1994.

8.De beslissing

De rechtbank, rechtdoende:
Verklaart bewezen dat verdachte het tenlastegelegde, zoals vermeld onder punt 3, heeft begaan.
Verklaart niet bewezen hetgeen verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven bewezen is verklaard en spreekt verdachte daarvan vrij.
Verstaat dat het aldus bewezenverklaarde oplevert het strafbare feit zoals vermeld onder punt 4.
Verklaart verdachte hiervoor strafbaar.
Veroordeelt verdachte wegens het bewezenverklaarde tot:
het verrichten van een werkstraf gedurende 60 (zestig) uren.
Bepaalt dat deze werkstraf binnen 1 (één) jaar na het onherroepelijk worden van dit vonnis moet worden voltooid.
De termijn binnen welke de werkstraf moet worden verricht, wordt verlengd met de tijd dat de veroordeelde rechtens zijn vrijheid is ontnomen alsmede met de tijd dat hij ongeoorloofd afwezig is.
Beveelt dat, voor het geval de veroordeelde de werkstraf niet naar behoren verricht, vervangende hechtenis zal worden toegepast.
Stelt deze vervangende hechtenis vast op 30 (dertig) dagen.
Ontzegging van de bevoegdheid tot het besturen van motorrijtuigen, bromfietsen daaronder begrepen, voor de duur van 6 (zes) maanden.
Bepaalt dat deze ontzegging niet ten uitvoer zal worden gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten. De tenuitvoerlegging kan worden gelast indien de veroordeelde zich voor het einde van de
proeftijd van 2 (twee) jarenheeft schuldig gemaakt aan een strafbaar feit.
Aldus gewezen door:
mr. J.M. Hamaker (voorzitter), mr. M.G.J. Post en mr. W.L.J.M. Duijst, rechters, in tegenwoordigheid van R. van Dijk, griffier en uitgesproken ter openbare terechtzitting van deze rechtbank op 14 februari 2014.