In deze zaak heeft de wrakingskamer van de Rechtbank Gelderland op 10 februari 2014 een verzoek tot wraking afgewezen. Het verzoek was ingediend door de verzoekster, vertegenwoordigd door de heer [persoon X], tegen de kantonrechter mr. [naam kantonrechter]. De verzoekster was van mening dat de kantonrechter in zijn beslissing om geen pleidooi toe te staan, in strijd handelde met de wet en jurisprudentie. De verzoekster stelde dat zij niet in de gelegenheid was gesteld om haar standpunt mondeling toe te lichten, wat volgens haar essentieel was gezien de onjuistheden in de conclusie van dupliek.
De wrakingskamer oordeelde dat het al of niet toestaan van pleidooi een procesbeslissing is en dat de inhoudelijke juistheid van deze beslissing niet ter beoordeling van de wrakingskamer staat. De wrakingskamer benadrukte dat er geen zwaarwegende aanwijzingen waren dat de kantonrechter vooringenomen was jegens de verzoekster. De verzoekster had niet voldoende feiten of omstandigheden aangedragen die zouden wijzen op een gebrek aan onpartijdigheid van de kantonrechter. De wrakingskamer concludeerde dat de verzoekster in haar wrakingsverzoek niet had aangetoond dat er sprake was van persoonlijke vooringenomenheid van de kantonrechter.
Uiteindelijk werd het verzoek tot wraking afgewezen, en de rechtbank verklaarde dat tegen deze beslissing geen rechtsmiddel openstaat. De beschikking werd openbaar uitgesproken in aanwezigheid van de griffier, mr. M. van Gameren.